Nederlands [Veranderen]

Al-Ma'idah-116, Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri

volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  
116

Al-Ma'idah-116, Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri

Vergelijk alle Nederlandse vertalingen van Surah Al-Ma'idah - vers 116

سورة المائدة

Soera Al-Ma'idah

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

وَإِذْ قَالَ اللّهُ يَا عِيسَى ابْنَ مَرْيَمَ أَأَنتَ قُلتَ لِلنَّاسِ اتَّخِذُونِي وَأُمِّيَ إِلَهَيْنِ مِن دُونِ اللّهِ قَالَ سُبْحَانَكَ مَا يَكُونُ لِي أَنْ أَقُولَ مَا لَيْسَ لِي بِحَقٍّ إِن كُنتُ قُلْتُهُ فَقَدْ عَلِمْتَهُ تَعْلَمُ مَا فِي نَفْسِي وَلاَ أَعْلَمُ مَا فِي نَفْسِكَ إِنَّكَ أَنتَ عَلاَّمُ الْغُيُوبِ ﴿١١٦﴾
5/Al-Ma'idah-116: Wa-ith qala Allahu ya AAeesa ibna maryama aanta qulta lilnnasi ittakhithoonee waommiya ilahayni min dooni Allahi qala subhanaka ma yakoonu lee an aqoola ma laysa lee bihaqqin in kuntu qultuhu faqad AAalimtahu taAAlamu ma fee nafsee wala aAAlamu ma fee naf

Sofian S. Siregar

En toen zei Allah: "O 'Isa, zoon van Maryam, heb jij tegen de mensen gezegd: "Neemt mij en mijn moeder tot twee goden naast Allah?" En hij (Isa) zei: "Heilig bent U! Nooit zou ik kunnen zeggen waarop ik geen recht beb. Indien ik dat gezegd had, zou U dat zeker geweten hebben. U weet wat er in mijn ziel is, en ik weet niet wat er in Uw Ziel is. Voorwaar, U bent de Kenner van het verborgene.

Fred Leemhuis

En toen God zei: "O 'Isa, zoon van Marjam, heb jij tot de mensen gezegd: 'Neemt mij en mijn moeder tot goden naast God?" Hij zei: "U zij geprezen! Het past mij niet iets te zeggen waartoe ik geen recht heb. Als ik het gezegd zou hebben dan zou U het geweten hebben. U weet wat in mijn binnenste is, maar ik weet niet wat in Uw binnenste is. U bent de kenner van de verborgenheden.

Salomo Keyzer

En als God tot Jezus zal zeggen: O Jezus, zoon van Maria! hebt gij tot de menschen gezegd: Neemt mij en mijne moeder als twee goden naast God? zal hij antwoorden: Geloofd zijt gij: verre zij het het van mij, te zeggen wat niet waar is; indien ik dit had gezegd, zoudt gij het zekerlijk weten; gij weet wat in mij is, maar ik weet niet wat in u is; want gij kent alle geheimen.
116