Nederlands [Veranderen]

Al-Mujadilah 1-22, Soera De Vrouw die pleitte (58/Al-Mujadilah)

Soera Al-Mujadilah - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera Al-Mujadilah - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera Al-Mujadilah - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الـمجادلـة

Soera Al-Mujadilah

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

قَدْ سَمِعَ اللَّهُ قَوْلَ الَّتِي تُجَادِلُكَ فِي زَوْجِهَا وَتَشْتَكِي إِلَى اللَّهِ وَاللَّهُ يَسْمَعُ تَحَاوُرَكُمَا إِنَّ اللَّهَ سَمِيعٌ بَصِيرٌ ﴿١﴾
58/Al-Mujadilah-1: Qad samiAAa Allahu qawla allatee tujadiluka fee zawjiha watashtakee ila Allahi waAllahu yasmaAAu tahawurakuma inna Allaha sameeAAun baseerun
Waarlijk, Allah heeft de woorden gehoord van haar die bij jou twistte over haar echtgenoot en zij klaagt bij Allah. En Allah hoorde het gesprek van jullie beiden aan. En Allah is Alhorend, Alziend. (1)
الَّذِينَ يُظَاهِرُونَ مِنكُم مِّن نِّسَائِهِم مَّا هُنَّ أُمَّهَاتِهِمْ إِنْ أُمَّهَاتُهُمْ إِلَّا اللَّائِي وَلَدْنَهُمْ وَإِنَّهُمْ لَيَقُولُونَ مُنكَرًا مِّنَ الْقَوْلِ وَزُورًا وَإِنَّ اللَّهَ لَعَفُوٌّ غَفُورٌ ﴿٢﴾
58/Al-Mujadilah-2: Allatheena yuthahiroona minkum min nisa-ihim ma hunna ommahatihim in ommahatuhum illa alla-ee waladnahum wa-innahum layaqooloona munkaran mina alqawli wazooran wa-inna Allaha laAAafuwwun ghafoorun
Degenen die onder jullie die de Zhihâr uitspreken over hun vrouwen: zij zijn niet hun moeders, hun moeders zijn slechts degenen die hen gebaard hebben. En voorwaar, zij spreken zeker een verwerpelijk en bedrieglijk woord. En voorwaar, Allah is zeker Berouwaanvaardend, Vergevensgezind. (2)
وَالَّذِينَ يُظَاهِرُونَ مِن نِّسَائِهِمْ ثُمَّ يَعُودُونَ لِمَا قَالُوا فَتَحْرِيرُ رَقَبَةٍ مِّن قَبْلِ أَن يَتَمَاسَّا ذَلِكُمْ تُوعَظُونَ بِهِ وَاللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرٌ ﴿٣﴾
58/Al-Mujadilah-3: Waallatheena yuthahiroona min nisa-ihim thumma yaAAoodoona lima qaloo fatahreeru raqabatin min qabli an yatamassa thalikum tooAAathoona bihi waAllahu bima taAAmaloona khabeerun
En degenen die de Zhihâr uitspreken over hun vrouwen en daarna willen terugkomen op wat zij zeiden: zij moeten dan een slaaf vrijkopen, voordat zij elkaar aanraken (geslachtsgemeenschap hebben). Dat is waartoe jullie onderricht worden. En Allah is Alziende over wat jullie doen. (3)
فَمَن لَّمْ يَجِدْ فَصِيَامُ شَهْرَيْنِ مُتَتَابِعَيْنِ مِن قَبْلِ أَن يَتَمَاسَّا فَمَن لَّمْ يَسْتَطِعْ فَإِطْعَامُ سِتِّينَ مِسْكِينًا ذَلِكَ لِتُؤْمِنُوا بِاللَّهِ وَرَسُولِهِ وَتِلْكَ حُدُودُ اللَّهِ وَلِلْكَافِرِينَ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿٤﴾
58/Al-Mujadilah-4: Faman lam yajid fasiyamu shahrayni mutatabiAAayni min qabli an yatamassa faman lam yastatiAA fa-itAAamu sitteena miskeenan thalika litu/minoo biAllahi warasoolihi watilka hudoodu Allahi walilkafireena AAathabun aleemun
En wie daartoe geen mogelijkheid vindt (moet) dan gedurende twee opeenvolgende maanden vasten, voordat zij elkaar aanraken. En wie daartoe niet in staat is, (moet) dan zestig armen voeden; opdat jullie geloven in Allah en Zijn Boodschapper. En dat zijn de bepalingen van Allah. En voor de ongelovigen is er een pijnlijke bestraffing. (4)
إِنَّ الَّذِينَ يُحَادُّونَ اللَّهَ وَرَسُولَهُ كُبِتُوا كَمَا كُبِتَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ وَقَدْ أَنزَلْنَا آيَاتٍ بَيِّنَاتٍ وَلِلْكَافِرِينَ عَذَابٌ مُّهِينٌ ﴿٥﴾
58/Al-Mujadilah-5: Inna allatheena yuhaddoona Allaha warasoolahu kubitoo kama kubita allatheena min qablihim waqad anzalna ayatin bayyinatin walilkafireena AAathabun muheenun
Voorwaar, degenen die zich verzetten tegen Allah en Zijn Boodschapper zullen vernederd worden, zoals degenen vóór hen vernederd werden. En waarlijk, Wij hebben duidelijke Tekenen neergezonden. En voor de ongelovigen is er een vernederende bestraffing. (5)
يَوْمَ يَبْعَثُهُمُ اللَّهُ جَمِيعًا فَيُنَبِّئُهُم بِمَا عَمِلُوا أَحْصَاهُ اللَّهُ وَنَسُوهُ وَاللَّهُ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ شَهِيدٌ ﴿٦﴾
58/Al-Mujadilah-6: Yawma yabAAathuhumu Allahu jameeAAan fayunabbi-ohum bima AAamiloo ahsahu Allahu wanasoohu waAllahu AAala kulli shay-in shaheedun
(Gedenkt) de Dag waarop Allah Hen allemaal opwekt, Hij zal hun daarop meedelen wat zij gedaan hebben. Allah zal het nauwkeurig opsommen, terwijl zij het vergeten hebben. Allah is van alles Getuige. (6)
أَلَمْ تَرَ أَنَّ اللَّهَ يَعْلَمُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ مَا يَكُونُ مِن نَّجْوَى ثَلَاثَةٍ إِلَّا هُوَ رَابِعُهُمْ وَلَا خَمْسَةٍ إِلَّا هُوَ سَادِسُهُمْ وَلَا أَدْنَى مِن ذَلِكَ وَلَا أَكْثَرَ إِلَّا هُوَ مَعَهُمْ أَيْنَ مَا كَانُوا ثُمَّ يُنَبِّئُهُم بِمَا عَمِلُوا يَوْمَ الْقِيَامَةِ إِنَّ اللَّهَ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ ﴿٧﴾
58/Al-Mujadilah-7: Alam tara anna Allaha yaAAlamu ma fee alssamawati wama fee al-ardi ma yakoonu min najwa thalathatin illa huwa rabiAAuhum wala khamsatin illa huwa sadisuhum wala adna min thalika wala akthara illa huwa maAAahum ayna ma kanoo thumma yunabbi-ohum bima AAamil
Zie jij niet dat Allah weet wat er in de hemelen en op de aarde is? Er is geen geheim gesprek tussen drie mensen, of Hij is hun vierde; en niet tussen vijf, of Hij is hun zesde; en niet minder of meer dan dat, of Hij is met hen, waar zij zich ook bevinden. En Hij zal hun dan op de Dag der Opstanding bekendmaken wat zij hebben gedaan. Voorwaar, Allah is Alwetend over alle zaken. (7)
أَلَمْ تَرَ إِلَى الَّذِينَ نُهُوا عَنِ النَّجْوَى ثُمَّ يَعُودُونَ لِمَا نُهُوا عَنْهُ وَيَتَنَاجَوْنَ بِالْإِثْمِ وَالْعُدْوَانِ وَمَعْصِيَتِ الرَّسُولِ وَإِذَا جَاؤُوكَ حَيَّوْكَ بِمَا لَمْ يُحَيِّكَ بِهِ اللَّهُ وَيَقُولُونَ فِي أَنفُسِهِمْ لَوْلَا يُعَذِّبُنَا اللَّهُ بِمَا نَقُولُ حَسْبُهُمْ جَهَنَّمُ يَصْلَوْنَهَا فَبِئْسَ الْمَصِيرُ ﴿٨﴾
58/Al-Mujadilah-8: Alam tara ila allatheena nuhoo AAani alnnajwa thumma yaAAoodoona lima nuhoo AAanhu wayatanajawna bial-ithmi waalAAudwani wamaAAsiyati alrrasooli wa-itha jaooka hayyawka bima lam yuhayyika bihi Allahu wayaqooloona fee anfusihim lawla yuAAaththibuna Allahu
Zie jij degenen niet die het geheime gesprek verboden werd? Daarop vervielen zij tot dat wat hun verboden werd. En zij voerden geheime gesprekken omwille van zonde, vijandigheid en opstand tegen de Boodschapper. En wanneer zij tot jou kwamen, begroetten zij jou niet met de woorden waarmee Allah jou begroet, en zij zeggen onder elkaar: "Had Allah ons maar bestraft voor wat wij zeiden." De Hel is voldoende voor hen. Daarin zullen zij branden. En dat is de slechtste plaats van terugkeer! (8)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا إِذَا تَنَاجَيْتُمْ فَلَا تَتَنَاجَوْا بِالْإِثْمِ وَالْعُدْوَانِ وَمَعْصِيَتِ الرَّسُولِ وَتَنَاجَوْا بِالْبِرِّ وَالتَّقْوَى وَاتَّقُوا اللَّهَ الَّذِي إِلَيْهِ تُحْشَرُونَ ﴿٩﴾
58/Al-Mujadilah-9: Ya ayyuha allatheena amanoo itha tanajaytum fala tatanajaw bial-ithmi waalAAudwani wamaAAsiyati alrrasooli watanajaw bialbirri waalttaqwa waittaqoo Allaha allathee ilayhi tuhsharoona
O jullie die geloven, wanneer jullie geheime gesprekken voeren, voert dan geen geheime gesprekken omwille van zonde, vijandigheid en opstand tegen de Boodschapper, maar voert geheime gesprekken omwille van goedheid en het vrezen (van Allah). En vreest Allah tot Wie jullie teruggekeerd worden. (9)
إِنَّمَا النَّجْوَى مِنَ الشَّيْطَانِ لِيَحْزُنَ الَّذِينَ آمَنُوا وَلَيْسَ بِضَارِّهِمْ شَيْئًا إِلَّا بِإِذْنِ اللَّهِ وَعَلَى اللَّهِ فَلْيَتَوَكَّلِ الْمُؤْمِنُونَ ﴿١٠﴾
58/Al-Mujadilah-10: Innama alnnajwa mina alshshaytani liyahzuna allatheena amanoo walaysa bidarrihim shay-an illa bi-ithni Allahi waAAala Allahi falyatawakkali almu/minoona
Voorwaar, de (slechte) geheime gesprekken zijn afkomstig van de Satan, om degenen die geloven te bedroeven. Maar hij kan hen geen enkel kwaad berokkenen, behalve met de toestemming van Allah. En laten de gelovigen dan Allah vertrouwen. (10)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا إِذَا قِيلَ لَكُمْ تَفَسَّحُوا فِي الْمَجَالِسِ فَافْسَحُوا يَفْسَحِ اللَّهُ لَكُمْ وَإِذَا قِيلَ انشُزُوا فَانشُزُوا يَرْفَعِ اللَّهُ الَّذِينَ آمَنُوا مِنكُمْ وَالَّذِينَ أُوتُوا الْعِلْمَ دَرَجَاتٍ وَاللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرٌ ﴿١١﴾
58/Al-Mujadilah-11: Ya ayyuha allatheena amanoo itha qeela lakum tafassahoo fee almajalisi faifsahoo yafsahi Allahu lakum wa-itha qeela onshuzoo faonshuzoo yarfaAAi Allahu allatheena amanoo minkum waallatheena ootoo alAAilma darajatin waAllahu bima taAAmaloona khabeerun
O jullie die geloven, wanneer tot jullie gezegd wordt: "Maakt ruimte in de plaatsen van samenkomsten," maakt dan ruimte; Allah zal voor jullie ruimte maken. En wanneer tot jullie gezegd wordt: "Staat op," staat dan op; Allah zal degenen onder jullie die geloven en degenen aan wie kennis is gegeven in rang verheffen. En Allah is Alwetend over wat jullie doen. (11)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا إِذَا نَاجَيْتُمُ الرَّسُولَ فَقَدِّمُوا بَيْنَ يَدَيْ نَجْوَاكُمْ صَدَقَةً ذَلِكَ خَيْرٌ لَّكُمْ وَأَطْهَرُ فَإِن لَّمْ تَجِدُوا فَإِنَّ اللَّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿١٢﴾
58/Al-Mujadilah-12: Ya ayyuha allatheena amanoo itha najaytumu alrrasoola faqaddimoo bayna yaday najwakum sadaqatan thalika khayrun lakum waatharu fa-in lam tajidoo fa-inna Allaha ghafoorun raheemun
O jullie die geloven, wanneer jullie een persoonlijk gesprek met de Boodschapper willen voeren, geeft dan vóór jullie gesprek iets uit aan liefdadigheid. Dat is beter voor jullie, en reiner. Maar als jullie niets kunnen vinden: voorwaar, Allah is dan Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (12)
أَأَشْفَقْتُمْ أَن تُقَدِّمُوا بَيْنَ يَدَيْ نَجْوَاكُمْ صَدَقَاتٍ فَإِذْ لَمْ تَفْعَلُوا وَتَابَ اللَّهُ عَلَيْكُمْ فَأَقِيمُوا الصَّلَاةَ وَآتُوا الزَّكَاةَ وَأَطِيعُوا اللَّهَ وَرَسُولَهُ وَاللَّهُ خَبِيرٌ بِمَا تَعْمَلُونَ ﴿١٣﴾
58/Al-Mujadilah-13: Aashfaqtum an tuqaddimoo bayna yaday najwakum sadaqatin fa-ith lam tafAAaloo wataba Allahu AAalaykum faaqeemoo alssalata waatoo alzzakata waateeAAoo Allaha warasoolahu waAllahu khabeerun bima taAAmaloona
Zijn jullie bevreesd voor (armoede) door iets uit te geven aan liefdadigheid, vóór jullie gesprek? Als jullie dat dan niet doen, dan vergeeft Allah jullie. Verricht dan de shalât en geeft de zakât en gehoorzaamt Allah en Zijn Boodschapper. En Allah is Alwetend over wat jullie doen. (13)
أَلَمْ تَرَ إِلَى الَّذِينَ تَوَلَّوْا قَوْمًا غَضِبَ اللَّهُ عَلَيْهِم مَّا هُم مِّنكُمْ وَلَا مِنْهُمْ وَيَحْلِفُونَ عَلَى الْكَذِبِ وَهُمْ يَعْلَمُونَ ﴿١٤﴾
58/Al-Mujadilah-14: Alam tara ila allatheena tawallaw qawman ghadiba Allahu AAalayhim ma hum minkum wala minhum wayahlifoona AAala alkathibi wahum yaAAlamoona
Zie jij degenen die zich (in vriendschap) wendden tot een volk waarop Allah vertoornd is? Zij behoren niet tot jullie en zij behoren niet tot hen en zij zweren bij een leugen terwijl zij het weten. (14)
أَعَدَّ اللَّهُ لَهُمْ عَذَابًا شَدِيدًا إِنَّهُمْ سَاء مَا كَانُوا يَعْمَلُونَ ﴿١٥﴾
58/Al-Mujadilah-15: AAadda Allahu lahum AAathaban shadeedan innahum saa ma kanoo yaAAmaloona
Allah heeft voor hen een harde bestraffing bereid. Voorwaar, slecht was het wat zij plachten te doen. (15)
اتَّخَذُوا أَيْمَانَهُمْ جُنَّةً فَصَدُّوا عَن سَبِيلِ اللَّهِ فَلَهُمْ عَذَابٌ مُّهِينٌ ﴿١٦﴾
58/Al-Mujadilah-16: Ittakhathoo aymanahum junnatan fasaddoo AAan sabeeli Allahi falahum AAathabun muheenun
Zij maakten hun eden tot een hindernis (zodat zij zich beschermden) en zij hielden toen af van de Weg van Allah. Voor hen is er daarom een vernederende bestraffing. (16)
لَن تُغْنِيَ عَنْهُمْ أَمْوَالُهُمْ وَلَا أَوْلَادُهُم مِّنَ اللَّهِ شَيْئًا أُوْلَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿١٧﴾
58/Al-Mujadilah-17: Lan tughniya AAanhum amwaluhum wala awladuhum mina Allahi shay-an ola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona
Hun bezittingen en hun kinderen zullen hen niets baten tegen Allah. Zij zijn degenen die de bewoners van de Hel zijn. Zij zijn daarin eeuwig levenden. (17)
يَوْمَ يَبْعَثُهُمُ اللَّهُ جَمِيعًا فَيَحْلِفُونَ لَهُ كَمَا يَحْلِفُونَ لَكُمْ وَيَحْسَبُونَ أَنَّهُمْ عَلَى شَيْءٍ أَلَا إِنَّهُمْ هُمُ الْكَاذِبُونَ ﴿١٨﴾
58/Al-Mujadilah-18: Yawma yabAAathuhumu Allahu jameeAAan fayahlifoona lahu kama yahlifoona lakum wayahsaboona annahum AAala shay-in ala innahum humu alkathiboona
Op de Dag waarop Allah hen allen zal doen opstaan, zullen zij voor Hem zweren zoals zij voor jullie zweren en zij denken dat zij iets hebben (dat hen baat). Weet: voorwaar, zij zijn leugenaars. (18)
اسْتَحْوَذَ عَلَيْهِمُ الشَّيْطَانُ فَأَنسَاهُمْ ذِكْرَ اللَّهِ أُوْلَئِكَ حِزْبُ الشَّيْطَانِ أَلَا إِنَّ حِزْبَ الشَّيْطَانِ هُمُ الْخَاسِرُونَ ﴿١٩﴾
58/Al-Mujadilah-19: Istahwatha AAalayhimu alshshaytanu faansahum thikra Allahi ola-ika hizbu alshshaytani ala inna hizba alshshaytani humu alkhasiroona
De Satan heeft hen overmeesterd, waarna hij hen de gedachtenis van Allah deed vergeten. Zij zijn degenen van de groep (volgelingen) van de Satan. Weet: voorwaar, de volgelingen van de Satan zijn de verliezers. (19)
إِنَّ الَّذِينَ يُحَادُّونَ اللَّهَ وَرَسُولَهُ أُوْلَئِكَ فِي الأَذَلِّينَ ﴿٢٠﴾
58/Al-Mujadilah-20: Inna allatheena yuhaddoona Allaha warasoolahu ola-ika fee al-athalleena
Voorwaar, degenen die Allah en Zijn Boodschapper tegenstreven: zij zijn degenen die tot de vernederden behoren. (20)
كَتَبَ اللَّهُ لَأَغْلِبَنَّ أَنَا وَرُسُلِي إِنَّ اللَّهَ قَوِيٌّ عَزِيزٌ ﴿٢١﴾
58/Al-Mujadilah-21: Kataba Allahu laaghlibanna ana warusulee inna Allaha qawiyyun AAazeezun
Allah heeft bepaald: "Ik en Mijn Boodschapper zullen zeker overwinnen." Voorwaar, Allah is Sterk, Almachtig. (21)
لَا تَجِدُ قَوْمًا يُؤْمِنُونَ بِاللَّهِ وَالْيَوْمِ الْآخِرِ يُوَادُّونَ مَنْ حَادَّ اللَّهَ وَرَسُولَهُ وَلَوْ كَانُوا آبَاءهُمْ أَوْ أَبْنَاءهُمْ أَوْ إِخْوَانَهُمْ أَوْ عَشِيرَتَهُمْ أُوْلَئِكَ كَتَبَ فِي قُلُوبِهِمُ الْإِيمَانَ وَأَيَّدَهُم بِرُوحٍ مِّنْهُ وَيُدْخِلُهُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا رَضِيَ اللَّهُ عَنْهُمْ وَرَضُوا عَنْهُ أُوْلَئِكَ حِزْبُ اللَّهِ أَلَا إِنَّ حِزْبَ اللَّهِ هُمُ الْمُفْلِحُونَ ﴿٢٢﴾
58/Al-Mujadilah-22: La tajidu qawman yu/minoona biAllahi waalyawmi al-akhiri yuwaddoona man hadda Allaha warasoolahu walaw kanoo abaahum aw abnaahum aw ikhwanahum aw AAasheeratahum ola-ika kataba fee quloobihimu al-eemana waayyadahum biroohin minhu wayudkhiluhum jannatin taj
Jij vindt geen volk dat in Allah en in de Laatste Dag gelooft dat degenen die Allah en Zijn Boodschapper tegenstreven bevriendt, ook al zijn het hun vaders, of hun zonen of hun broeders of hun stamgenoten. Zij zijn degenen bij wie Hij het geloof in hun harten heeft geschreven en Hij versterkt hen met hulp van Hem, en Hij doet hen Tuinen (het Paradijs) binnengaan waar de rivieren onder door stromen. Zij zijn daarin eeuwig levenden. Allah heeft welbehagen aan hen en zij hebben welbehagen aan Hem. Zij zijn degenen die van de groep van Allah zijn. Weet: voorwaar, de groep van Allah is de winnaar. (22)