Nederlands [Veranderen]

As-Sajdah 1-30, Soera De Eerbiedige Neerbuiging (32/As-Sajdah)

Soera As-Sajdah - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera As-Sajdah - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera As-Sajdah - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة السجدة

Soera As-Sajdah

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

الم ﴿١﴾
32/As-Sajdah-1: Alif-lam-meem
Alif Lâm Mîm. (1)
تَنزِيلُ الْكِتَابِ لَا رَيْبَ فِيهِ مِن رَّبِّ الْعَالَمِينَ ﴿٢﴾
32/As-Sajdah-2: Tanzeelu alkitabi la rayba feehi min rabbi alAAalameena
De neerzending van het Boek waaraan geen twijfel is, is van de Heer der Werelden. (2)
أَمْ يَقُولُونَ افْتَرَاهُ بَلْ هُوَ الْحَقُّ مِن رَّبِّكَ لِتُنذِرَ قَوْمًا مَّا أَتَاهُم مِّن نَّذِيرٍ مِّن قَبْلِكَ لَعَلَّهُمْ يَهْتَدُونَ ﴿٣﴾
32/As-Sajdah-3: Am yaqooloona iftarahu bal huwa alhaqqu min rabbika litunthira qawman ma atahum min natheerin min qablika laAAallahum yahtadoona
Zij zeggen zelfs: "Hij (Moehammad) heeft hem verzonnen." Nee! Het is de Waarheid van jouw Heer, zodat jij een volk waarschuwt tot wie vóór jou geen waarschuwer is gekomen. Hopelijk zulten zij Leiding volgen. (3)
اللَّهُ الَّذِي خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ وَمَا بَيْنَهُمَا فِي سِتَّةِ أَيَّامٍ ثُمَّ اسْتَوَى عَلَى الْعَرْشِ مَا لَكُم مِّن دُونِهِ مِن وَلِيٍّ وَلَا شَفِيعٍ أَفَلَا تَتَذَكَّرُونَ ﴿٤﴾
32/As-Sajdah-4: Allahu allathee khalaqa alssamawati waal-arda wama baynahuma fee sittati ayyamin thumma istawa AAala alAAarshi ma lakum min doonihi min waliyyin wala shafeeAAin afala tatathakkaroona
Allah is Degene Die de hemelen en de aarde en wat tussen hen is heeft geschapen, in zes dagen (perioden), en Hij zetelde Zich op de Troon. Er is voor jullie buiten Allah geen beschermer en geen voorspreker. Laten jullie je dan niet vermanen? (4)
يُدَبِّرُ الْأَمْرَ مِنَ السَّمَاء إِلَى الْأَرْضِ ثُمَّ يَعْرُجُ إِلَيْهِ فِي يَوْمٍ كَانَ مِقْدَارُهُ أَلْفَ سَنَةٍ مِّمَّا تَعُدُّونَ ﴿٥﴾
32/As-Sajdah-5: Yudabbiru al-amra mina alssama-i ila al-ardi thumma yaAAruju ilayhi fee yawmin kana miqdaruhu alfa sanatin mimma taAAuddoona
Hij regelt het bestuur vanuit de hemel naar de aarde, waarna die naar Hem opstijgt in een dag waarvan de tijdmaat duizend jaar is, zoals jullie rekenen. (5)
ذَلِكَ عَالِمُ الْغَيْبِ وَالشَّهَادَةِ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ﴿٦﴾
32/As-Sajdah-6: Thalika AAalimu alghaybi waalshshahadati alAAazeezu alrraheemu
Dat is de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare, de Almachtige, de Meest Barmhartige. (6)
الَّذِي أَحْسَنَ كُلَّ شَيْءٍ خَلَقَهُ وَبَدَأَ خَلْقَ الْإِنسَانِ مِن طِينٍ ﴿٧﴾
32/As-Sajdah-7: Allathee ahsana kulla shay-in khalaqahu wabadaa khalqa al-insani min teenin
Degene Die alles wat Hij schiep op de beste manier heeft geschapen. En Hij begon de schepping van de mens uit klei. (7)
ثُمَّ جَعَلَ نَسْلَهُ مِن سُلَالَةٍ مِّن مَّاء مَّهِينٍ ﴿٨﴾
32/As-Sajdah-8: Thumma jaAAala naslahu min sulalatin min ma-in maheenin
Daarna maakte Hij zijn nageslacht van een uittreksel van nederig water (sperma). (8)
ثُمَّ سَوَّاهُ وَنَفَخَ فِيهِ مِن رُّوحِهِ وَجَعَلَ لَكُمُ السَّمْعَ وَالْأَبْصَارَ وَالْأَفْئِدَةَ قَلِيلًا مَّا تَشْكُرُونَ ﴿٩﴾
32/As-Sajdah-9: Thumma sawwahu wanafakha feehi min roohihi wajaAAala lakumu alssamAAa waal-absara waal-af-idata qaleelan ma tashkuroona
Daarop voltooide Hij hem en blies in hem van de Ziel en Hij maakte voor jullie het gehoor en het gezichtsvermogen en de harten. Weinig dankbaarheid tonen jullie! (9)
وَقَالُوا أَئِذَا ضَلَلْنَا فِي الْأَرْضِ أَئِنَّا لَفِي خَلْقٍ جَدِيدٍ بَلْ هُم بِلِقَاء رَبِّهِمْ كَافِرُونَ ﴿١٠﴾
32/As-Sajdah-10: Waqaloo a-itha dalalna fee al-ardi a-inna lafee khalqin jadeedin bal hum biliqa-i rabbihim kafiroona
En zij zeggen: "Wanneer wij in de aarde zijn vergaan, zullen wij dan zeker tot een nieuwe schepping worden? Zij zijn zelfs ongelovig aan de ontmoeting met hun Heer. (10)
قُلْ يَتَوَفَّاكُم مَّلَكُ الْمَوْتِ الَّذِي وُكِّلَ بِكُمْ ثُمَّ إِلَى رَبِّكُمْ تُرْجَعُونَ ﴿١١﴾
32/As-Sajdah-11: Qul yatawaffakum malaku almawti allathee wukkila bikum thumma ila rabbikum turjaAAoona
Zeg (O Moehammad): "De Engel des doods die over jullie is aangesteld, zal jullie wegnemen. Vervolgens worden jullie tot jullie Heer teruggekeerd." (11)
وَلَوْ تَرَى إِذِ الْمُجْرِمُونَ نَاكِسُو رُؤُوسِهِمْ عِندَ رَبِّهِمْ رَبَّنَا أَبْصَرْنَا وَسَمِعْنَا فَارْجِعْنَا نَعْمَلْ صَالِحًا إِنَّا مُوقِنُونَ ﴿١٢﴾
32/As-Sajdah-12: Walaw tara ithi almujrimoona nakisoo ruoosihim AAinda rabbihim rabbana absarna wasamiAAna faarjiAAna naAAmal salihan inna mooqinoona
En als jij het kon zien wanneer de zondaren hun hoofden buigen voor hun Heer (en zeggen:) "Onze Heer, wij hebben gezien en gehoord, breng ons daarom terug, opdat wij goede werken verrichten. Voorwaar, wij zijn overtuigd." (12)
وَلَوْ شِئْنَا لَآتَيْنَا كُلَّ نَفْسٍ هُدَاهَا وَلَكِنْ حَقَّ الْقَوْلُ مِنِّي لَأَمْلَأَنَّ جَهَنَّمَ مِنَ الْجِنَّةِ وَالنَّاسِ أَجْمَعِينَ ﴿١٣﴾
32/As-Sajdah-13: Walaw shi-na laatayna kulla nafsin hudaha walakin haqqa alqawlu minnee laamlaanna jahannama mina aljinnati waalnnasi ajmaAAeena
En als Wij wilden, dan zouden Wij zeker iedere ziel haar Leiding geven, maar het Woord is door Mij bepaald: "Ik zal de Hel zeker vullen met Djinn's en mensen, allemaal" (13)
فَذُوقُوا بِمَا نَسِيتُمْ لِقَاء يَوْمِكُمْ هَذَا إِنَّا نَسِينَاكُمْ وَذُوقُوا عَذَابَ الْخُلْدِ بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿١٤﴾
32/As-Sajdah-14: Fathooqoo bima naseetum liqaa yawmikum hatha inna naseenakum wathooqoo AAathaba alkhuldi bima kuntum taAAmaloona
Proeft dan (de bestraffing), omdat jullie ie de ontmoeting van deze Dag van jullie vergaten. Voorwaar, Wij hebben jullie vergeten. En proeft de eeuwige bestraffing vanwege wat jullie plachten te doen." (14)
إِنَّمَا يُؤْمِنُ بِآيَاتِنَا الَّذِينَ إِذَا ذُكِّرُوا بِهَا خَرُّوا سُجَّدًا وَسَبَّحُوا بِحَمْدِ رَبِّهِمْ وَهُمْ لَا يَسْتَكْبِرُونَ* ﴿١٥﴾
32/As-Sajdah-15: Innama yu/minu bi-ayatina allatheena itha thukkiroo biha kharroo sujjadan wasabbahoo bihamdi rabbihim wahum la yastakbiroona
Voorwaar, gelovig aan Onze Verzen zijn slechts degenen die, wanneer zij ermee vemaand worden, zich neerbuigen, en die de Glorie van hun Heer prijzen met Zijn lofprijzing. En zij zijn niet hoogmoedig. (15)
تَتَجَافَى جُنُوبُهُمْ عَنِ الْمَضَاجِعِ يَدْعُونَ رَبَّهُمْ خَوْفًا وَطَمَعًا وَمِمَّا رَزَقْنَاهُمْ يُنفِقُونَ ﴿١٦﴾
32/As-Sajdah-16: Tatajafa junoobuhum AAani almadajiAAi yadAAoona rabbahum khawfan watamaAAan wamimma razaqnahum yunfiqoona
Hun zijden mijden de slaapplaatsen, zij roepen hun Heer aan, vrezend en hopend. En zij geven uit van dat waar Wij hun mee voorzagen. (16)
فَلَا تَعْلَمُ نَفْسٌ مَّا أُخْفِيَ لَهُم مِّن قُرَّةِ أَعْيُنٍ جَزَاء بِمَا كَانُوا يَعْمَلُونَ ﴿١٧﴾
32/As-Sajdah-17: Fala taAAlamu nafsun ma okhfiya lahum min qurrati aAAyunin jazaan bima kanoo yaAAmaloona
En geen ziet weet welke verkoeling van de ogen voor hen verborgen wordt gehouden, als beloning voor wat zij plachten te doen. (17)
أَفَمَن كَانَ مُؤْمِنًا كَمَن كَانَ فَاسِقًا لَّا يَسْتَوُونَ ﴿١٨﴾
32/As-Sajdah-18: Afaman kana mu/minan kaman kana fasiqan la yastawoona
Is wie gelovig is, gelijk aan een zwaar zondige? Zij zijn niet gelijk. (18)
أَمَّا الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ فَلَهُمْ جَنَّاتُ الْمَأْوَى نُزُلًا بِمَا كَانُوا يَعْمَلُونَ ﴿١٩﴾
32/As-Sajdah-19: Amma allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati falahum jannatu alma/wa nuzulan bima kanoo yaAAmaloona
Wat betreft degenen die geloofden en goede werken verrichtten: voor hen zijn er Tuinen (het Paradijs) als verblijfplaats, als ontvangst voor wal zij plachten te doen. (19)
وَأَمَّا الَّذِينَ فَسَقُوا فَمَأْوَاهُمُ النَّارُ كُلَّمَا أَرَادُوا أَن يَخْرُجُوا مِنْهَا أُعِيدُوا فِيهَا وَقِيلَ لَهُمْ ذُوقُوا عَذَابَ النَّارِ الَّذِي كُنتُم بِهِ تُكَذِّبُونَ ﴿٢٠﴾
32/As-Sajdah-20: Waamma allatheena fasaqoo fama/wahumu alnnaru kullama aradoo an yakhrujoo minha oAAeedoo feeha waqeela lahum thooqoo AAathaba alnnari allathee kuntum bihi tukaththiboona
En wat betreft degenen die zware zonden begingen: hun verblijfplaats is de Hel. Iedere keer dat zij eruit willen komen, worden zij erin terruggedreven, en wordt er tot hen gezegd: "Proeft de bestraffing van de Hel die jullie plachten te loochenen." (20)
وَلَنُذِيقَنَّهُمْ مِنَ الْعَذَابِ الْأَدْنَى دُونَ الْعَذَابِ الْأَكْبَرِ لَعَلَّهُمْ يَرْجِعُونَ ﴿٢١﴾
32/As-Sajdah-21: Walanutheeqannahum mina alAAathabi al-adna doona alAAathabi al-akbari laAAallahum yarjiAAoona
En Wij zullen hun zeker de bestraffing van het wereldse (leven) dom proeven, vóór de grotere bestraffing, Hopelijk zullen zij terugkeren. (21)
وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن ذُكِّرَ بِآيَاتِ رَبِّهِ ثُمَّ أَعْرَضَ عَنْهَا إِنَّا مِنَ الْمُجْرِمِينَ مُنتَقِمُونَ ﴿٢٢﴾
32/As-Sajdah-22: Waman athlamu mimman thukkira bi-ayati rabbihi thumma aAArada AAanha inna mina almujrimeena muntaqimoona
En wie is er onrechtvaardiger dan degene die met de Verzen van zijn Heer wordt vermand en zich er vervolgens van afwendt? Voorwaar, Wij zullen de zondaren vergelden. (22)
وَلَقَدْ آتَيْنَا مُوسَى الْكِتَابَ فَلَا تَكُن فِي مِرْيَةٍ مِّن لِّقَائِهِ وَجَعَلْنَاهُ هُدًى لِّبَنِي إِسْرَائِيلَ ﴿٢٣﴾
32/As-Sajdah-23: Walaqad atayna moosa alkitaba fala takun fee miryatin min liqa-ihi wajaAAalnahu hudan libanee isra-eela
En voorzeker, Wij hebben Môesa het Boek (de Taurât) gegeven. Verkeer daarom (O Moehammad) niet in twijfel over de ontvangst ervan (de Koran). En Wij maakten kom (de Taurât) tot Leiding voor de Kinderen van Israël. (23)
وَجَعَلْنَا مِنْهُمْ أَئِمَّةً يَهْدُونَ بِأَمْرِنَا لَمَّا صَبَرُوا وَكَانُوا بِآيَاتِنَا يُوقِنُونَ ﴿٢٤﴾
32/As-Sajdah-24: WajaAAalna minhum a-immatan yahdoona bi-amrina lamma sabaroo wakanoo bi-ayatina yooqinoona
En Wij stelden vanwege kun geduld onder hen leiders aan, die leiding gaven volgens Ons bevel. En zij waren van Onze Tekenen oveirtuigd. (24)
إِنَّ رَبَّكَ هُوَ يَفْصِلُ بَيْنَهُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ فِيمَا كَانُوا فِيهِ يَخْتَلِفُونَ ﴿٢٥﴾
32/As-Sajdah-25: Inna rabbaka huwa yafsilu baynahum yawma alqiyamati feema kanoo feehi yakhtalifoona
Voorwaar, jouw Heer oordeelt tussen hen op de Dag der Opstanding over dat waarover zij plachten te redetwisten. (25)
أَوَلَمْ يَهْدِ لَهُمْ كَمْ أَهْلَكْنَا مِن قَبْلِهِم مِّنَ الْقُرُونِ يَمْشُونَ فِي مَسَاكِنِهِمْ إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَاتٍ أَفَلَا يَسْمَعُونَ ﴿٢٦﴾
32/As-Sajdah-26: Awa lam yahdi lahum kam ahlakna min qablihim mina alqurooni yamshoona fee masakinihim inna fee thalika laayatin afala yasmaAAoona
Is er geen leiding voor hen in hoeveel generaties Wij vóór hen hebben vernietigd? Zij lopen in kun woonplaatsen rond. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen. Luisteren zij dan niet? (26)
أَوَلَمْ يَرَوْا أَنَّا نَسُوقُ الْمَاء إِلَى الْأَرْضِ الْجُرُزِ فَنُخْرِجُ بِهِ زَرْعًا تَأْكُلُ مِنْهُ أَنْعَامُهُمْ وَأَنفُسُهُمْ أَفَلَا يُبْصِرُونَ ﴿٢٧﴾
32/As-Sajdah-27: Awa lam yaraw anna nasooqu almaa ila al-ardi aljuruzi fanukhriju bihi zarAAan ta-kulu minhu anAAamuhum waanfusuhum afala yubsiroona
En zien zij niet dat Wij het water (in wolken) naar het dorre land drijven, waarna Wij gewassen tevoorschijn doen komen, waarvan hun vee en zij zelf eten? Zien zij dan niet? (27)
وَيَقُولُونَ مَتَى هَذَا الْفَتْحُ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿٢٨﴾
32/As-Sajdah-28: Wayaqooloona mata hatha alfathu in kuntum sadiqeena
En zij zeggen: "Wanneer zal die overwinning plaatsvinden, als jullie waarachtigen zijn?" (28)
قُلْ يَوْمَ الْفَتْحِ لَا يَنفَعُ الَّذِينَ كَفَرُوا إِيمَانُهُمْ وَلَا هُمْ يُنظَرُونَ ﴿٢٩﴾
32/As-Sajdah-29: Qul yawma alfathi la yanfaAAu allatheena kafaroo eemanuhum wala hum yuntharoona
Zeg: "Op de Dag van de overwinning zal het geloof van degenen die ongelovig waren niet meer baten, en hen zal geen uitstel worden gegeven."' (29)
فَأَعْرِضْ عَنْهُمْ وَانتَظِرْ إِنَّهُم مُّنتَظِرُونَ ﴿٣٠﴾
32/As-Sajdah-30: FaaAArid AAanhum waintathir innahum muntathiroona
Wend je daarom van hen af en wacht af: voorwaar, zij zijn afwachtenden. (30)