Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٩ / صفحة ٣٧٣

Ash-Shu'ara 137-159, Koran - Djuz' 19 - Pagina 373

Djuz'-19, Pagina-373 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-19, Pagina-373 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-19, Pagina-373 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
إِنْ هَذَا إِلَّا خُلُقُ الْأَوَّلِينَ ﴿١٣٧﴾
26/Ash-Shu'ara-137: In hatha illa khuluqu al-awwaleena
Dit is slechts een gewoonte van de vroegeren. (137)
وَمَا نَحْنُ بِمُعَذَّبِينَ ﴿١٣٨﴾
26/Ash-Shu'ara-138: Wama nahnu bimuAAaththabeena
En wij zullen niet behoren tot hen die gestraft worden." (138)
فَكَذَّبُوهُ فَأَهْلَكْنَاهُمْ إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ﴿١٣٩﴾
26/Ash-Shu'ara-139: Fakaththaboohu faahlaknahum inna fee thalika laayatan wama kana aktharuhum mu/mineena
Maar zij loochenden hem, dus vernietigden Wij hen. Voorwaar, daarin is zeker een Teken, maar de meesten van hen waren gew gelovigen. (139)
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ﴿١٤٠﴾
26/Ash-Shu'ara-140: Wa-inna rabbaka lahuwa alAAazeezu alrraheemu
En voorwaar, jouw Heer (O Moehammad) is zeker Hij, de Almachtige, de Meest Barmhartige. (140)
كَذَّبَتْ ثَمُودُ الْمُرْسَلِينَ ﴿١٤١﴾
26/Ash-Shu'ara-141: Kaththabat thamoodu almursaleena
Het volk van de Tsamôed loochende de Boodschappers. (141)
إِذْ قَالَ لَهُمْ أَخُوهُمْ صَالِحٌ أَلَا تَتَّقُونَ ﴿١٤٢﴾
26/Ash-Shu'ara-142: Ith qala lahum akhoohum salihun ala tattaqoona
(Gedenk) toen hun broeder Shâlih tot hen zei: "Vrezen jullie (Allah) niet? (142)
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ ﴿١٤٣﴾
26/Ash-Shu'ara-143: Innee lakum rasoolun ameenun
Voorwaar, ik ben voor jullie een betrouwbare Boodschapper. (143)
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ﴿١٤٤﴾
26/Ash-Shu'ara-144: Faittaqoo Allaha waateeAAooni
Vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij. (144)
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَى رَبِّ الْعَالَمِينَ ﴿١٤٥﴾
26/Ash-Shu'ara-145: Wama as-alukum AAalayhi min ajrin in ajriya illa AAala rabbi alAAalameena
En ik vraag jullie er geen beloning voor, mijn beloning berust alleen bij de Heer der Werelden. (145)
أَتُتْرَكُونَ فِي مَا هَاهُنَا آمِنِينَ ﴿١٤٦﴾
26/Ash-Shu'ara-146: Atutrakoona fee ma hahuna amineena
Zullen jullie in veiligheid gelaten worden temidden van wat hier is? (146)
فِي جَنَّاتٍ وَعُيُونٍ ﴿١٤٧﴾
26/Ash-Shu'ara-147: Fee jannatin waAAuyoonin
Temidden van tuinen en bronnen. (147)
وَزُرُوعٍ وَنَخْلٍ طَلْعُهَا هَضِيمٌ ﴿١٤٨﴾
26/Ash-Shu'ara-148: WazurooAAin wanakhlin talAAuha hadeemun
En akkerland en dadelpalmen met tere trossen. (148)
وَتَنْحِتُونَ مِنَ الْجِبَالِ بُيُوتًا فَارِهِينَ ﴿١٤٩﴾
26/Ash-Shu'ara-149: Watanhitoona mina aljibali buyootan fariheena
En jullie houwen vaardig huizen uit in de bergen. (149)
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ﴿١٥٠﴾
26/Ash-Shu'ara-150: Faittaqoo Allaha waateeAAooni
Vreest dan Allah en gehoorzaamt mij. (150)
وَلَا تُطِيعُوا أَمْرَ الْمُسْرِفِينَ ﴿١٥١﴾
26/Ash-Shu'ara-151: Wala tuteeAAoo amra almusrifeena
En geeft geen gehoor aan het bevel van de buitensporigen. (151)
الَّذِينَ يُفْسِدُونَ فِي الْأَرْضِ وَلَا يُصْلِحُونَ ﴿١٥٢﴾
26/Ash-Shu'ara-152: Allatheena yufsidoona fee al-ardi wala yuslihoona
Degenen die verderf zaaien op de aarde en zich niet beteren." (152)
قَالُوا إِنَّمَا أَنتَ مِنَ الْمُسَحَّرِينَ ﴿١٥٣﴾
26/Ash-Shu'ara-153: Qaloo innama anta mina almusahhareena
Zij zeiden: "Voorwaar, jij behoort tot de betoverden. (153)
مَا أَنتَ إِلَّا بَشَرٌ مِّثْلُنَا فَأْتِ بِآيَةٍ إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ ﴿١٥٤﴾
26/Ash-Shu'ara-154: Ma anta illa basharun mithluna fa/ti bi-ayatin in kunta mina alssadiqeena
Jij bent slechts een mens zoals wij. Breng daarom een Teken als jij tot de waarachtigen behoort." (154)
قَالَ هَذِهِ نَاقَةٌ لَّهَا شِرْبٌ وَلَكُمْ شِرْبُ يَوْمٍ مَّعْلُومٍ ﴿١٥٥﴾
26/Ash-Shu'ara-155: Qala hathihi naqatun laha shirbun walakum shirbu yawmin maAAloomin
Hij (Shâlih) zei: "Dit is een vrouwtjeskameel, zij heeft recht om te drinken en jullie hebben recht om te drinken, (ieder) op een vastgestelde dag. (155)
وَلَا تَمَسُّوهَا بِسُوءٍ فَيَأْخُذَكُمْ عَذَابُ يَوْمٍ عَظِيمٍ ﴿١٥٦﴾
26/Ash-Shu'ara-156: Wala tamassooha bisoo-in faya/khuthakum AAathabu yawmin AAatheemin
En treft haar niet met kwaad, want dan zal de straf van een Geweldige Dag jullie treffen. (156)
فَعَقَرُوهَا فَأَصْبَحُوا نَادِمِينَ ﴿١٥٧﴾
26/Ash-Shu'ara-157: FaAAaqarooha faasbahoo nadimeena
Toen slachtten zij haar, daarna werden zij berouwvollen. (157)
فَأَخَذَهُمُ الْعَذَابُ إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ﴿١٥٨﴾
26/Ash-Shu'ara-158: Faakhathahumu alAAathabu inna fee thalika laayatan wama kana aktharuhum mu/mineena
Toen trof de bestraffing hen. Voorwaar, daarin is zeker een Teken, maar de meesten van hen zijn geen gelovigen. (158)
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ﴿١٥٩﴾
26/Ash-Shu'ara-159: Wa-inna rabbaka lahuwa alAAazeezu alrraheemu
En voorwaar, jouw Heer (O Moehammad) is zeker Hij, de Almachtige, de Meest Barmhartige. (159)