Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٩ / صفحة ٣٧٢

Ash-Shu'ara 112-136, Koran - Djuz' 19 - Pagina 372

Djuz'-19, Pagina-372 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-19, Pagina-372 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-19, Pagina-372 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
قَالَ وَمَا عِلْمِي بِمَا كَانُوا يَعْمَلُونَ ﴿١١٢﴾
26/Ash-Shu'ara-112: Qala wama AAilmee bima kanoo yaAAmaloona
Hij (Nôeh) zei: "En ik heb geen kennis over wat zij deden. (112)
إِنْ حِسَابُهُمْ إِلَّا عَلَى رَبِّي لَوْ تَشْعُرُونَ ﴿١١٣﴾
26/Ash-Shu'ara-113: In hisabuhum illa AAala rabbee law tashAAuroona
Hun afrekening is slechts bij mijn Heer, als jullie het maar zouden beseffen. (113)
وَمَا أَنَا بِطَارِدِ الْمُؤْمِنِينَ ﴿١١٤﴾
26/Ash-Shu'ara-114: Wama ana bitaridi almu/mineena
Ik zal de gelovigen zeker niet wegjagen. (114)
إِنْ أَنَا إِلَّا نَذِيرٌ مُّبِينٌ ﴿١١٥﴾
26/Ash-Shu'ara-115: In ana illa natheerun mubeenun
Ik ben slechts een duidelijke waarschuwer." (115)
قَالُوا لَئِن لَّمْ تَنتَهِ يَا نُوحُ لَتَكُونَنَّ مِنَ الْمَرْجُومِينَ ﴿١١٦﴾
26/Ash-Shu'ara-116: Qaloo la-in lam tantahi ya noohu latakoonanna mina almarjoomeena
Zij zeiden: "Als jij er niet mee ophoudt, O Nôeh, dan behoor jij tot degenen die gestenigd worden!" (116)
قَالَ رَبِّ إِنَّ قَوْمِي كَذَّبُونِ ﴿١١٧﴾
26/Ash-Shu'ara-117: Qala rabbi inna qawmee kaththabooni
Hij (Nôeh) zei: "Mijn Heer, voorwaar mijn volk loochent mij. (117)
فَافْتَحْ بَيْنِي وَبَيْنَهُمْ فَتْحًا وَنَجِّنِي وَمَن مَّعِي مِنَ الْمُؤْمِنِينَ ﴿١١٨﴾
26/Ash-Shu'ara-118: Faiftah baynee wabaynahum fathan wanajjinee waman maAAiya mina almu/mineena
Spreek daarom een oordeel uit tussen mij en hen. En red mij en de gelovigen die met mij zijn." (118)
فَأَنجَيْنَاهُ وَمَن مَّعَهُ فِي الْفُلْكِ الْمَشْحُونِ ﴿١١٩﴾
26/Ash-Shu'ara-119: Faanjaynahu waman maAAahu fee alfulki almashhooni
Toen redden Wij hem en degenen die met hem in het beladen schip waren. (119)
ثُمَّ أَغْرَقْنَا بَعْدُ الْبَاقِينَ ﴿١٢٠﴾
26/Ash-Shu'ara-120: Thumma aghraqna baAAdu albaqeena
En vervolgens verdronken Wij degenen die achterbleven (in de zondvloed). (120)
إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ﴿١٢١﴾
26/Ash-Shu'ara-121: Inna fee thalika laayatan wama kana aktharuhum mu/mineena
Voorwaar, daarin is zeker een Teken, maar de meesten van hen zijn geen gelovigen. (121)
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ﴿١٢٢﴾
26/Ash-Shu'ara-122: Wa-inna rabbaka lahuwa alAAazeezu alrraheemu
En voorwaar, jouw Heer (O Moehammad) is zeker Hij, de Almachtige, de Meest Barmhartige. (122)
كَذَّبَتْ عَادٌ الْمُرْسَلِينَ ﴿١٢٣﴾
26/Ash-Shu'ara-123: Kaththabat AAadun almursaleena
Het volk van de 'Âd loochende de Boodschappers. (123)
إِذْ قَالَ لَهُمْ أَخُوهُمْ هُودٌ أَلَا تَتَّقُونَ ﴿١٢٤﴾
26/Ash-Shu'ara-124: Ith qala lahum akhoohum hoodun ala tattaqoona
(Gedenk) toen hun broeder Hôed tot hen zei: "Vrezen jullie Allah niet? (124)
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ ﴿١٢٥﴾
26/Ash-Shu'ara-125: Innee lakum rasoolun ameenun
Voorwaar, ik ben voor jullie een betrouwbare Boodschapper. (125)
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ﴿١٢٦﴾
26/Ash-Shu'ara-126: Faittaqoo Allaha waateeAAooni
Vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij. (126)
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَى رَبِّ الْعَالَمِينَ ﴿١٢٧﴾
26/Ash-Shu'ara-127: Wama as-alukum AAalayhi min ajrin in ajriya illa AAala rabbi alAAalameena
En ik vraag jullie er geen beloning voor, want mijn beloning berust alleen bij de Heer der Werelden. (127)
أَتَبْنُونَ بِكُلِّ رِيعٍ آيَةً تَعْبَثُونَ ﴿١٢٨﴾
26/Ash-Shu'ara-128: Atabnoona bikulli reeAAin ayatan taAAbathoona
Zouden jullie op elke heuvel een gebouw bouwen om jullie te vermaken? (128)
وَتَتَّخِذُونَ مَصَانِعَ لَعَلَّكُمْ تَخْلُدُونَ ﴿١٢٩﴾
26/Ash-Shu'ara-129: Watattakhithoona masaniAAa laAAallakum takhludoona
En bouwen jullie paleizen in de hoop dat jullie eeuwig leven? (129)
وَإِذَا بَطَشْتُم بَطَشْتُمْ جَبَّارِينَ ﴿١٣٠﴾
26/Ash-Shu'ara-130: Wa-itha batashtum batashtum jabbareena
En als jullie toeslaan, slaan jullie toe als geweldenaars. (130)
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ﴿١٣١﴾
26/Ash-Shu'ara-131: Faittaqoo Allaha waateeAAooni
Vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij. (131)
وَاتَّقُوا الَّذِي أَمَدَّكُم بِمَا تَعْلَمُونَ ﴿١٣٢﴾
26/Ash-Shu'ara-132: Waittaqoo allathee amaddakum bima taAAlamoona
En vrom Hem Die jullie dat geschonken heeft waarover jullie weten. (132)
أَمَدَّكُم بِأَنْعَامٍ وَبَنِينَ ﴿١٣٣﴾
26/Ash-Shu'ara-133: Amaddakum bi-anAAamin wabaneena
En Hij Die jullie vee en zonen schenkt. (133)
وَجَنَّاتٍ وَعُيُونٍ ﴿١٣٤﴾
26/Ash-Shu'ara-134: Wajannatin waAAuyoonin
En tuinen en bronnen. (134)
إِنِّي أَخَافُ عَلَيْكُمْ عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍ ﴿١٣٥﴾
26/Ash-Shu'ara-135: Innee akhafu AAalaykum AAathaba yawmin AAatheemin
Voorwaar, ik vrees voor jullie een bestraffing op de geweldige Dag." (135)
قَالُوا سَوَاء عَلَيْنَا أَوَعَظْتَ أَمْ لَمْ تَكُن مِّنَ الْوَاعِظِينَ ﴿١٣٦﴾
26/Ash-Shu'ara-136: Qaloo sawaon AAalayna awaAAathta am lam takun mina alwaAAitheena
Zij zeiden: "Voor ons is het hetzelfde of jij ons waarschuwt of dat jij niet tot de waarschuwers behoort. (136)