Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٩ / صفحة ٣٧٥

Ash-Shu'ara 184-206, Koran - Djuz' 19 - Pagina 375

Djuz'-19, Pagina-375 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-19, Pagina-375 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-19, Pagina-375 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَاتَّقُوا الَّذِي خَلَقَكُمْ وَالْجِبِلَّةَ الْأَوَّلِينَ ﴿١٨٤﴾
26/Ash-Shu'ara-184: Waittaqoo allathee khalaqakum waaljibillata al-awwaleena
En vreest Degene Die jullie en de vroegere generaties geschapen heeft." (184)
قَالُوا إِنَّمَا أَنتَ مِنَ الْمُسَحَّرِينَ ﴿١٨٥﴾
26/Ash-Shu'ara-185: Qaloo innama anta mina almusahhareena
Zij zeiden: "Voorwaar, jij behoort slechts tot de betoverden. (185)
وَمَا أَنتَ إِلَّا بَشَرٌ مِّثْلُنَا وَإِن نَّظُنُّكَ لَمِنَ الْكَاذِبِينَ ﴿١٨٦﴾
26/Ash-Shu'ara-186: Wama anta illa basharun mithluna wa-in nathunnuka lamina alkathibeena
En jij bent slechts een mens als wij ein wij vinden dat jij zeker tot de leugenaars behoort. (186)
فَأَسْقِطْ عَلَيْنَا كِسَفًا مِّنَ السَّمَاء إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ ﴿١٨٧﴾
26/Ash-Shu'ara-187: Faasqit AAalayna kisafan mina alssama-i in kunta mina alssadiqeena
Laat dan eens een stuk van de hemel op ons vallen, als jij tot de waarachtigen behoort." (187)
قَالَ رَبِّي أَعْلَمُ بِمَا تَعْمَلُونَ ﴿١٨٨﴾
26/Ash-Shu'ara-188: Qala rabbee aAAlamu bima taAAmaloona
Hij zei: "Mijn Heer weet het beste wat jullie doen." (188)
فَكَذَّبُوهُ فَأَخَذَهُمْ عَذَابُ يَوْمِ الظُّلَّةِ إِنَّهُ كَانَ عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍ ﴿١٨٩﴾
26/Ash-Shu'ara-189: Fakaththaboohu faakhathahum AAathabu yawmi alththullati innahu kana AAathaba yawmin AAatheemin
Maar zij loochenden hem, waarop een bestraffing hen trofop een zwaarbewolkte dag. Voorwaar, het was een bestraffing van een geweldige dag. (189)
إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ﴿١٩٠﴾
26/Ash-Shu'ara-190: Inna fee thalika laayatan wama kana aktharuhum mu/mineena
Voorwaar, daarin is zeker een Teken, maar de meesten van ben zijn geen gelovigen. (190)
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ﴿١٩١﴾
26/Ash-Shu'ara-191: Wa-inna rabbaka lahuwa alAAazeezu alrraheemu
En voorwaar, jouw Heer (O Moehammad) is zeker Hij, de Almachtige, de Meest Bamhartige. (191)
وَإِنَّهُ لَتَنزِيلُ رَبِّ الْعَالَمِينَ ﴿١٩٢﴾
26/Ash-Shu'ara-192: Wa-innahu latanzeelu rabbi alAAalameena
En voorwaar, hij (de Koran) is zeker een neerzending van de Heer der Werelden. (192)
نَزَلَ بِهِ الرُّوحُ الْأَمِينُ ﴿١٩٣﴾
26/Ash-Shu'ara-193: Nazala bihi alrroohu al-ameenu
Met hem (de Koran) daalde de getrouwe Geest (Djibrîl) neer. (193)
عَلَى قَلْبِكَ لِتَكُونَ مِنَ الْمُنذِرِينَ ﴿١٩٤﴾
26/Ash-Shu'ara-194: AAala qalbika litakoona mina almunthireena
Op jouw hart (O Moehammad), opdat jij tot de waarschuwers behoort. (194)
بِلِسَانٍ عَرَبِيٍّ مُّبِينٍ ﴿١٩٥﴾
26/Ash-Shu'ara-195: Bilisanin AAarabiyyin mubeenin
In een duidelijke Arabische taal. (195)
وَإِنَّهُ لَفِي زُبُرِ الْأَوَّلِينَ ﴿١٩٦﴾
26/Ash-Shu'ara-196: Wa-innahu lafee zuburi al-awwaleena
En voorwaar, hij (de Koran) is zeker (aangekondigd) in de Schriften van de vroegeren. (196)
أَوَلَمْ يَكُن لَّهُمْ آيَةً أَن يَعْلَمَهُ عُلَمَاء بَنِي إِسْرَائِيلَ ﴿١٩٧﴾
26/Ash-Shu'ara-197: Awa lam yakun lahum ayatan an yaAAlamahu AAulamao banee isra-eela
Is het voor hen dan geen teken dat de geleerden van de Kinderen van Israël hem kennen? (197)
وَلَوْ نَزَّلْنَاهُ عَلَى بَعْضِ الْأَعْجَمِينَ ﴿١٩٨﴾
26/Ash-Shu'ara-198: Walaw nazzalnahu AAala baAAdi al-aAAjameena
En als Wij hem am de niet-Arabieren hadden doen neerdalen. (198)
فَقَرَأَهُ عَلَيْهِم مَّا كَانُوا بِهِ مُؤْمِنِينَ ﴿١٩٩﴾
26/Ash-Shu'ara-199: Faqaraahu AAalayhim ma kanoo bihi mu/mineena
(En als) hij hem dan aan ben voorgedragen had, dan hadden zij er niet in geloofd. (199)
كَذَلِكَ سَلَكْنَاهُ فِي قُلُوبِ الْمُجْرِمِينَ ﴿٢٠٠﴾
26/Ash-Shu'ara-200: Kathalika salaknahu fee quloobi almujrimeena
Op deze wijze deden Wij hem binnendringen in de barten van de misdadigers. (200)
لَا يُؤْمِنُونَ بِهِ حَتَّى يَرَوُا الْعَذَابَ الْأَلِيمَ ﴿٢٠١﴾
26/Ash-Shu'ara-201: La yu/minoona bihi hatta yarawoo alAAathaba al-aleema
Zij zullen er niet in geloven totdat zij de pijnlijke bestraffing zien. (201)
فَيَأْتِيَهُم بَغْتَةً وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ ﴿٢٠٢﴾
26/Ash-Shu'ara-202: Faya/tiyahum baghtatan wahum la yashAAuroona
Die plotseling tot ben zal komen, terwijl zij het niet beseffen. (202)
فَيَقُولُوا هَلْ نَحْنُ مُنظَرُونَ ﴿٢٠٣﴾
26/Ash-Shu'ara-203: Fayaqooloo hal nahnu muntharoona
Dan zeggen zij: "Krijgen wij uitstel?" (203)
أَفَبِعَذَابِنَا يَسْتَعْجِلُونَ ﴿٢٠٤﴾
26/Ash-Shu'ara-204: AfabiAAathabina yastaAAjiloona
Vragen zij dan dat Onze bestraffing bespoedigd wordt? (204)
أَفَرَأَيْتَ إِن مَّتَّعْنَاهُمْ سِنِينَ ﴿٢٠٥﴾
26/Ash-Shu'ara-205: Afaraayta in mattaAAnahum sineena
Wat denk jij dan, als Wij hun (enige) jaren laten genieten? (205)
ثُمَّ جَاءهُم مَّا كَانُوا يُوعَدُونَ ﴿٢٠٦﴾
26/Ash-Shu'ara-206: Thumma jaahum ma kanoo yooAAadoona
En daarop tot hen komt wat beloofd was? (206)