As-Saffat 127-153, Koran - Djuz' 23 - Pagina 451

37/As-Saffat-127: Fakaththaboohu fa-innahum lamuhdaroona
Toen loochenden zij hem, daarom worden zij zeker voorgeleiden (voor de bestraffing). (127)

37/As-Saffat-128: Illa AAibada Allahi almukhlaseena
Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn. (128)

37/As-Saffat-129: Watarakna AAalayhi fee al-akhireena
En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren. (129)

37/As-Saffat-130: Salamun AAala il yaseena
Vrede zij met Ilyâs. (130)

37/As-Saffat-131: Inna kathalika najzee almuhsineena
Voorwaar, zo belonen wij de weldoeners. (131)

37/As-Saffat-132: Innahu min AAibadina almu/mineena
Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren. (132)

37/As-Saffat-133: Wa-inna lootan lamina almursaleena
En voorwaar, Lôeth behoort zeker tot de gezondenen. (133)

37/As-Saffat-134: Ith najjaynahu waahlahu ajmaAAeena
(Gedenk) toen Wij hem en zijn volgelingen allen hebben gered. (134)

37/As-Saffat-135: Illa AAajoozan fee alghabireena
Behalve een vrouw (zijn echtgenote) die tot de achterblijvers behoorde. (135)

37/As-Saffat-136: Thumma dammarna al-akhareena
Vervolgens vernietigden Wij de overigen. (136)

37/As-Saffat-137: Wa-innakum latamurroona AAalayhim musbiheena
En voorwaar, jullie gaan in de ochtend aan hen (de ruïnes van hun steden) voorbij. (137)

37/As-Saffat-138: Wabiallayli afala taAAqiloona
En ook in de nacht, denken jullie dan niet na? (138)

37/As-Saffat-139: Wa-inna yoonusa lamina almursaleena
En voorwaar, Yôenoes behoort zeker tot de gezondenen. (139)

37/As-Saffat-140: Ith abaqa ila alfulki almashhooni
(Gedenkt) toen hij wegliep naar het volgeladen schip. (140)

37/As-Saffat-141: Fasahama fakana mina almudhadeena
Toen lootte hij (om een plaats erop) en bij behoorde daarop tot de verliezers. (141)

37/As-Saffat-142: Failtaqamahu alhootu wahuwa muleemun
Toen slokte de vis hem op en hij verweet zichzelf. (142)

37/As-Saffat-143: Falawla annahu kana mina almusabbiheena
En als hij niet tot degenen die de Glorie van Allah prezen behoord had. (143)

37/As-Saffat-144: Lalabitha fee batnihi ila yawmi yubAAathoona
Zou hij zeker in zijn buik zijn gebleven, tot de Dag waarop zij worden opgewekt. (144)

37/As-Saffat-145: Fanabathnahu bialAAara-i wahuwa saqeemun
Toen wierpen Wij hem eruit, op een kale vlakte, en hij was ziek. (145)

37/As-Saffat-146: Waanbatna AAalayhi shajaratan min yaqteenin
En Wij deden over hem een boom groeien met veel bladeren. (146)

37/As-Saffat-147: Waarsalnahu ila mi-ati alfin aw yazeedoona
En Wij zonden hem naar een honderdduizendtal (volgelingen) of meer. (147)

37/As-Saffat-148: Faamanoo famattaAAnahum ila heenin
Daarop geloofden zij en Wij schonken hun genietingen, voor een bepaalde tijd. (148)

37/As-Saffat-149: Faistaftihim alirabbika albanatu walahumu albanoona
Vraag hen (de ongelovigen), of voor jouw Heer de dochters zijn en voor hen de zonen. (149)

37/As-Saffat-150: Am khalaqna almala-ikata inathan wahum shahidoona
Hebben Wij de Engelen als vrouwen geschapen en waren zij getuigen? (150)

37/As-Saffat-151: Ala innahum min ifkihim layaqooloona
Weet dat zij wegens hun verzonnen leugens zeker zullen zeggen: (151)

37/As-Saffat-152: Walada Allahu wa-innahum lakathiboona
"Allah heeft kinderen verwekt." Voorwaar, zij zijn zeker leugenaars. (152)

37/As-Saffat-153: Astafa albanati AAala albaneena
Heeft Hij dochters verkozen boven zonen? (153)