Nederlands [Veranderen]

Al-A'raf-150, Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri

volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  
150

Al-A'raf-150, Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri

Vergelijk alle Nederlandse vertalingen van Surah Al-A'raf - vers 150

سورة الأعراف

Soera Al-A'raf

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

وَلَمَّا رَجَعَ مُوسَى إِلَى قَوْمِهِ غَضْبَانَ أَسِفًا قَالَ بِئْسَمَا خَلَفْتُمُونِي مِن بَعْدِيَ أَعَجِلْتُمْ أَمْرَ رَبِّكُمْ وَأَلْقَى الألْوَاحَ وَأَخَذَ بِرَأْسِ أَخِيهِ يَجُرُّهُ إِلَيْهِ قَالَ ابْنَ أُمَّ إِنَّ الْقَوْمَ اسْتَضْعَفُونِي وَكَادُواْ يَقْتُلُونَنِي فَلاَ تُشْمِتْ بِيَ الأعْدَاء وَلاَ تَجْعَلْنِي مَعَ الْقَوْمِ الظَّالِمِينَ ﴿١٥٠﴾
7/Al-A'raf-150: Walamma rajaAAa moosa ila qawmihi ghadbana asifan qala bi/sama khalaftumoonee min baAAdee aAAajiltum amra rabbikum waalqa al-alwaha waakhatha bira/si akheehi yajurruhu ilayhi qala ibna omma inna alqawma istadAAafoonee wakadoo yaqtuloonanee fala tushmit bi

Sofian S. Siregar

En toen Môesa tot zijn volk terugkeerde, boos en bedroefd, zei hij: "Slecht is wat jullie in mijn plaat tijdens mijn afwezigheid hebben gedaan, wilden jullie het bevel (tot bestraffing) van jullie Heer verhaasten?" En bij zette de Tafelen haastig neer en bij greep zijin broeder bij zijn baard en trok hem naar zich toe. Hij (Hârôen) zei: "Zoon van mijn moeder, voorwaar, het volk heeft mij overweldigd en bijna hadden zij mij gedood. Laat de vijanden geen leedvermaak over mij hebben en stel mij niet gelijk aan het volk van onrechtplegers."

Fred Leemhuis

Toen Moesa toornig en vol spijt tot zijn volk terugkeerde zei hij: "Wat jullie na mijn weggaan gedaan hebben, dat is pas slecht! Wilden jullie de beschikking van jullie Heer voor zijn?" En hij wierp de tafelen neer en greep zijn broer bij het hoofd en trok hem naar zich toe. Hij zei: "Zoon van mijn moeder! Het volk heeft mij onder druk gezet en zij hadden mij bijna gedood. Maak niet dat de vijanden over mij leedvermaak hebben en zet mij niet bij de mensen die onrecht plegen."

Salomo Keyzer

En toen Mozes tot zijn volk terugkeerde, vol van toorn en verontwaardiging, zeide hij: Gij hebt een snoode daad na mijn vertrek bedreven. Hebt gij het bevel van uwen Heer verhaast? Hij nam de tafelen en greep zijn broeder bij het hoofdhaar en haalde hem onder zich. En Aäron zeide tot hem: Zoon mijner moeder, waarlijk het volk heeft mij overheerd, en het had slechts weinig gescheeld of zij hadden mij gedood: laat mijne vijanden zich dus niet over mij verblijden, noch plaats mij onder de boozen.
150