وَلَئِنْ أَتَيْتَ الَّذِينَ أُوْتُواْ الْكِتَابَ بِكُلِّ آيَةٍ مَّا تَبِعُواْ قِبْلَتَكَ وَمَا أَنتَ بِتَابِعٍ قِبْلَتَهُمْ وَمَا بَعْضُهُم بِتَابِعٍ قِبْلَةَ بَعْضٍ وَلَئِنِ اتَّبَعْتَ أَهْوَاءهُم مِّن بَعْدِ مَا جَاءكَ مِنَ الْعِلْمِ إِنَّكَ إِذَاً لَّمِنَ الظَّالِمِينَ
﴿١٤٥﴾
Sofian S. Siregar
En als jij aan degenen aan wie de Schrift is gegeven alle Tekenen brengt, dan nog zullen zij jouw Qiblah niet volgen. En jij zult hun Qiblah nooit volgen. En evenmin zal een gedeelte van hen ooit de Qiblah van anderen volgen. En als jij hun begeerten had gevolgd, nadat de kennis tot jou was gekomen, dan zou zij zeker tot de onrechtplegers behoren.
Fred Leemhuis
Wat voor teken jij ook brengt aan hen aan wie het boek gegeven is, zij volgen jouw gebedsrichting toch niet en jij volgt hun gebedsrichting niet, noch volgen zij elkaars gebedsrichting. Als jij nu hun neigingen volgt, nadat de kennis tot jou is gekomen, dan behoor je zeker tot de onrechtplegers.
Salomo Keyzer
En indien gij zelfs de bezitters der schrift nog zoo vele bewijzen zoudt brengen, zouden zij nog uw Kebla niet volgen; volgt dus de hunne niet. Zelfs onder hen volgt de eene den andere niet na. Indien gij echter, na de kennis welke gij hebt opgedaan, hun verlangen zoudt volgen, dan behoordet gij tot de goddeloozen.