Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٩ / صفحة ٣٧١

Ash-Shu'ara 84-111, Koran - Djuz' 19 - Pagina 371

Djuz'-19, Pagina-371 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-19, Pagina-371 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-19, Pagina-371 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَاجْعَل لِّي لِسَانَ صِدْقٍ فِي الْآخِرِينَ ﴿٨٤﴾
26/Ash-Shu'ara-84: WaijAAal lee lisana sidqin fee al-akhireena
En maak mijn naam vermaard onder de lateren. (84)
وَاجْعَلْنِي مِن وَرَثَةِ جَنَّةِ النَّعِيمِ ﴿٨٥﴾
26/Ash-Shu'ara-85: WaijAAalnee min warathati jannati alnnaAAeemi
En maak mij één van de erfgenamen van de Tuin van de gelukzaligheid (het Paradijs). (85)
وَاغْفِرْ لِأَبِي إِنَّهُ كَانَ مِنَ الضَّالِّينَ ﴿٨٦﴾
26/Ash-Shu'ara-86: Waighfir li-abee innahu kana mina alddalleena
En vergeef mijn vader, waal bij behoorde tot de dwalenden. (86)
وَلَا تُخْزِنِي يَوْمَ يُبْعَثُونَ ﴿٨٧﴾
26/Ash-Shu'ara-87: Wala tukhzinee yawma yubAAathoona
En verneder mij niet op de Dag waarop er wordt opgewekt. (87)
يَوْمَ لَا يَنفَعُ مَالٌ وَلَا بَنُونَ ﴿٨٨﴾
26/Ash-Shu'ara-88: Yawma la yanfaAAu malun wala banoona
Op de Dag, waarop rijkdom en zonen niet zullen baten. (88)
إِلَّا مَنْ أَتَى اللَّهَ بِقَلْبٍ سَلِيمٍ ﴿٨٩﴾
26/Ash-Shu'ara-89: Illa man ata Allaha biqalbin saleemin
Alleen bij (zal gebaat zijn), die naar Allah komt met een zuiver hart (89)
وَأُزْلِفَتِ الْجَنَّةُ لِلْمُتَّقِينَ ﴿٩٠﴾
26/Ash-Shu'ara-90: Waozlifati aljannatu lilmuttaqeena
En de Tuin wordt dichtbij de Moettaqôen gebracht. (90)
وَبُرِّزَتِ الْجَحِيمُ لِلْغَاوِينَ ﴿٩١﴾
26/Ash-Shu'ara-91: Waburrizati aljaheemu lilghaweena
En Djahîm (de Hel) wordt tentoongesteld aan de dwalenden. (91)
وَقِيلَ لَهُمْ أَيْنَ مَا كُنتُمْ تَعْبُدُونَ ﴿٩٢﴾
26/Ash-Shu'ara-92: Waqeela lahum ayna ma kuntum taAAbudoona
En tot hen wordt gezegd: "Waar is het, wat jullie plachten te aanbidden? (92)
مِن دُونِ اللَّهِ هَلْ يَنصُرُونَكُمْ أَوْ يَنتَصِرُونَ ﴿٩٣﴾
26/Ash-Shu'ara-93: Min dooni Allahi hal yansuroonakum aw yantasiroona
Naast Allah? Kunnen zij jullie helpen of zichzelf helpen? (93)
فَكُبْكِبُوا فِيهَا هُمْ وَالْغَاوُونَ ﴿٩٤﴾
26/Ash-Shu'ara-94: Fakubkiboo feeha hum waalghawoona
Dan worden zij hals over kop daarin geslingerd, zij en de dwalenden. (94)
وَجُنُودُ إِبْلِيسَ أَجْمَعُونَ ﴿٩٥﴾
26/Ash-Shu'ara-95: Wajunoodu ibleesa ajmaAAoona
En de troepen van Iblîs (de Satan), allemaal. (95)
قَالُوا وَهُمْ فِيهَا يَخْتَصِمُونَ ﴿٩٦﴾
26/Ash-Shu'ara-96: Qaloo wahum feeha yakhtasimoona
Zij zeggen, terwijl zij met elkaar redetwisten: (96)
تَاللَّهِ إِن كُنَّا لَفِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ ﴿٩٧﴾
26/Ash-Shu'ara-97: TaAllahi in kunna lafee dalalin mubeenin
"Bij Allah, wij verkeerden zeker in een duidelijke dwaling. (97)
إِذْ نُسَوِّيكُم بِرَبِّ الْعَالَمِينَ ﴿٩٨﴾
26/Ash-Shu'ara-98: Ith nusawweekum birabbi alAAalameena
Dat wij jullie (de afgoden) gelijkstelden met de Heer der Werelden. (98)
وَمَا أَضَلَّنَا إِلَّا الْمُجْرِمُونَ ﴿٩٩﴾
26/Ash-Shu'ara-99: Wama adallana illa almujrimoona
En alleen de misdadigers hebben ons doen afdwalen. (99)
فَمَا لَنَا مِن شَافِعِينَ ﴿١٠٠﴾
26/Ash-Shu'ara-100: Fama lana min shafiAAeena
En wij hebben geen voorsprekers, (100)
وَلَا صَدِيقٍ حَمِيمٍ ﴿١٠١﴾
26/Ash-Shu'ara-101: Wala sadeeqin hameemin
En geen boezemvriend. (101)
فَلَوْ أَنَّ لَنَا كَرَّةً فَنَكُونَ مِنَ الْمُؤْمِنِينَ ﴿١٠٢﴾
26/Ash-Shu'ara-102: Falaw anna lana karratan fanakoona mina almu/mineena
Was er voor ons maar een weg terug, dan zouden wij tot de gelovigen behoren." (102)
إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ﴿١٠٣﴾
26/Ash-Shu'ara-103: Inna fee thalika laayatan wama kana aktharuhum mu/mineena
Voorwaar, daarin is zeker een Teken, maar de meesten van hen zijn ongelovigen. (103)
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ﴿١٠٤﴾
26/Ash-Shu'ara-104: Wa-inna rabbaka lahuwa alAAazeezu alrraheemu
En voorwaar, jouw Heer (O Moehammad) is zeker Hij, de Almachtige, de Meest Barmhartige. (104)
كَذَّبَتْ قَوْمُ نُوحٍ الْمُرْسَلِينَ ﴿١٠٥﴾
26/Ash-Shu'ara-105: Kaththabat qawmu noohin almursaleena
Het volk van Nôeh loochende de Boodschappers. (105)
إِذْ قَالَ لَهُمْ أَخُوهُمْ نُوحٌ أَلَا تَتَّقُونَ ﴿١٠٦﴾
26/Ash-Shu'ara-106: Ith qala lahum akhoohum noohun ala tattaqoona
(Gedenk) toen hun broeder Nôeh tot hen zei: "Vrezen jullie (Allah) niet? (106)
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ ﴿١٠٧﴾
26/Ash-Shu'ara-107: Innee lakum rasoolun ameenun
Voorwaar, ik ben voor jullie een betrouwbare Boodschapper. (107)
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ﴿١٠٨﴾
26/Ash-Shu'ara-108: Faittaqoo Allaha waateeAAooni
Vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij. (108)
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَى رَبِّ الْعَالَمِينَ ﴿١٠٩﴾
26/Ash-Shu'ara-109: Wama as-alukum AAalayhi min ajrin in ajriya illa AAala rabbi alAAalameena
Ik vraag jullie er geen beloning voor, mijn beloning berust alleen bij de Heer der Werelden. (109)
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ﴿١١٠﴾
26/Ash-Shu'ara-110: Faittaqoo Allaha waateeAAooni
Vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij. (110)
قَالُوا أَنُؤْمِنُ لَكَ وَاتَّبَعَكَ الْأَرْذَلُونَ ﴿١١١﴾
26/Ash-Shu'ara-111: Qaloo anu/minu laka waittabaAAaka al-arthaloona
Zij zeiden: "Zouden wij jou volgen, terwijl de meest nederigen jou volgen?" (111)