Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٩ / صفحة ٥٦٦

Koran, Pagina 566 (Djuz' 29) recitatie door Mishary al Afasy

vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
فَذَرْنِي وَمَن يُكَذِّبُ بِهَذَا الْحَدِيثِ سَنَسْتَدْرِجُهُم مِّنْ حَيْثُ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٤٤﴾
وَأُمْلِي لَهُمْ إِنَّ كَيْدِي مَتِينٌ ﴿٤٥﴾
أَمْ تَسْأَلُهُمْ أَجْرًا فَهُم مِّن مَّغْرَمٍ مُّثْقَلُونَ ﴿٤٦﴾
أَمْ عِندَهُمُ الْغَيْبُ فَهُمْ يَكْتُبُونَ ﴿٤٧﴾
فَاصْبِرْ لِحُكْمِ رَبِّكَ وَلَا تَكُن كَصَاحِبِ الْحُوتِ إِذْ نَادَى وَهُوَ مَكْظُومٌ ﴿٤٨﴾
لَوْلَا أَن تَدَارَكَهُ نِعْمَةٌ مِّن رَّبِّهِ لَنُبِذَ بِالْعَرَاء وَهُوَ مَذْمُومٌ ﴿٤٩﴾
فَاجْتَبَاهُ رَبُّهُ فَجَعَلَهُ مِنَ الصَّالِحِينَ ﴿٥٠﴾
وَإِن يَكَادُ الَّذِينَ كَفَرُوا لَيُزْلِقُونَكَ بِأَبْصَارِهِمْ لَمَّا سَمِعُوا الذِّكْرَ وَيَقُولُونَ إِنَّهُ لَمَجْنُونٌ ﴿٥١﴾
وَمَا هُوَ إِلَّا ذِكْرٌ لِّلْعَالَمِينَ ﴿٥٢﴾

سورة الـحاقّـة

الْحَاقَّةُ ﴿١﴾
مَا الْحَاقَّةُ ﴿٢﴾
وَمَا أَدْرَاكَ مَا الْحَاقَّةُ ﴿٣﴾
كَذَّبَتْ ثَمُودُ وَعَادٌ بِالْقَارِعَةِ ﴿٤﴾
فَأَمَّا ثَمُودُ فَأُهْلِكُوا بِالطَّاغِيَةِ ﴿٥﴾
وَأَمَّا عَادٌ فَأُهْلِكُوا بِرِيحٍ صَرْصَرٍ عَاتِيَةٍ ﴿٦﴾
سَخَّرَهَا عَلَيْهِمْ سَبْعَ لَيَالٍ وَثَمَانِيَةَ أَيَّامٍ حُسُومًا فَتَرَى الْقَوْمَ فِيهَا صَرْعَى كَأَنَّهُمْ أَعْجَازُ نَخْلٍ خَاوِيَةٍ ﴿٧﴾
فَهَلْ تَرَى لَهُم مِّن بَاقِيَةٍ ﴿٨﴾
٥٦٦
68/Al-Qalam-44: Fatharnee waman yukaththibu bihatha alhadeethi sanastadrijuhum min haythu la yaAAlamoona
Laat daarom degene die deze Boodschap loochent aan Mij over. Wij zullen hen langzaam maar zeker vernietigen, op een manier dat zij het niet merken. (44)
68/Al-Qalam-45: Waomlee lahum inna kaydee mateenun
En ik zal kun uitstel geven. Voorwaar, Mijn plan is sterk. (45)
68/Al-Qalam-46: Am tas-aluhum ajran fahum min maghramin muthqaloona
Of vraag jij van hen een beloning, zodat zij met een schuld worden belast? (46)
68/Al-Qalam-47: Am AAindahumu alghaybu fahum yaktuboona
Of is bij hen (kennis) van het onwaarneembare, zodat zij het kunnen opschrijven? (47)
68/Al-Qalam-48: Faisbir lihukmi rabbika wala takun kasahibi alhooti ith nada wahuwa makthoomun
Wees daarom geduldig tot het Oordeel van jouw Heer komt, en wees niet als de Profeet Yôenoes, toen hij (tot Allah) riep terwijl hij verbolgen was. (48)
68/Al-Qalam-49: Lawla an tadarakahu niAAmatun min rabbihi lanubitha bialAAara-i wahuwa mathmoomun
Als hem van zijn Heer geen genade bereikt had, dan was hij zeker op een kwade plaats neer gesmeten, met verwijten beladen. (49)
68/Al-Qalam-50: Faijtabahu rabbuhu fajaAAalahu mina alssaliheena
Daarna verkoos zijn Heer hem en maakte Hij hem tot één van de rechtschapenen. (50)
68/Al-Qalam-51: Wa-in yakadu allatheena kafaroo layuzliqoonaka bi-absarihim lamma samiAAoo alththikra wayaqooloona innahu lamajnoonun
En bijna zouden degenen die niet geloven jou omwerpen met hun blikken, wanneer zij de Vermaning horen. En zij zeggen: "Voorwaar, hij is zeker bezeten." (51)
68/Al-Qalam-52: Wama huwa illa thikrun lilAAalameena
Terwijl hij (de Koran) niets anders is dan een Vermaning voor de werelden. (52)

Soera Al-Haqqah

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

69/Al-Haqqah-1: Alhaqqatu
De verwezenlijking (de Dag der Opstanding). (1)
69/Al-Haqqah-2: Ma alhaqqatu
Wat is de verwezenlijking? (2)
69/Al-Haqqah-3: Wama adraka ma alhaqqatu
En wat doet jou weten wat de verwezenlijking is? (3)
69/Al-Haqqah-4: Kaththabat thamoodu waAAadun bialqariAAati
De Tsamôed en de 'Âd loochenden de ramp (de Dag der Opstanding). (4)
69/Al-Haqqah-5: Faamma thamoodu faohlikoo bialttaghiyati
Wat de Tsmôed betreft: zij werden vernietigd door een geweldige kracht. (5)
69/Al-Haqqah-6: Waamma AAadun faohlikoo bireehin sarsarin AAatiyatin
En wat betreft de 'Âd: zij werden vernietigd door een razende, beukende wind. (6)
69/Al-Haqqah-7: Sakhkharaha AAalayhim sabAAa layalin wathamaniyata ayyamin husooman fatara alqawma feeha sarAAa kaannahum aAAjazu nakhlin khawiyatun
Hij (Allah) liet haar tegen hen woeden, gedurende zeven nachten en acht dagen, achtereenvolgend, waarop jij het volk daar had kunnen zien liggen, alsof zij geveld waren als palmstammen. (7)
69/Al-Haqqah-8: Fahal tara lahum min baqiyatin
Zie jij dan nog iemand van hen die is overgebleven? (8)
566