Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٩ / صفحة ١٦٤

Al-A'raf 105-120, Koran - Djuz' 9 - Pagina 164

Djuz'-9, Pagina-164 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-9, Pagina-164 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-9, Pagina-164 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
حَقِيقٌ عَلَى أَن لاَّ أَقُولَ عَلَى اللّهِ إِلاَّ الْحَقَّ قَدْ جِئْتُكُم بِبَيِّنَةٍ مِّن رَّبِّكُمْ فَأَرْسِلْ مَعِيَ بَنِي إِسْرَائِيلَ ﴿١٠٥﴾
7/Al-A'raf-105: Haqeequn AAala an la aqoola AAala Allahi illa alhaqqa qad ji/tukum bibayyinatin min rabbikum faarsil maAAiya banee isra-eela
Het is mij verplicht dat ik over Allah niets dan de Waarheid zeg. Waarlijk, ik ben tot jullie gekomen met een duidelijk Teken van jullie Heer, stuur de Kinderen van breel daarom met mij mee." (105)
قَالَ إِن كُنتَ جِئْتَ بِآيَةٍ فَأْتِ بِهَا إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ ﴿١٠٦﴾
7/Al-A'raf-106: Qala in kunta ji/ta bi-ayatin fa/ti biha in kunta mina alssadiqeena
Hij (Fir'aun) zei: "Als jij met een Teken bent gekomen, kom er dan mee, als jij tot de waarahtigen behoort." (106)
فَأَلْقَى عَصَاهُ فَإِذَا هِيَ ثُعْبَانٌ مُّبِينٌ ﴿١٠٧﴾
7/Al-A'raf-107: Faalqa AAasahu fa-itha hiya thuAAbanun mubeenun
Toen wierp bij (Môesa) zijn staf, en toen werd deze een duidelijke slang. (107)
وَنَزَعَ يَدَهُ فَإِذَا هِيَ بَيْضَاء لِلنَّاظِرِينَ ﴿١٠٨﴾
7/Al-A'raf-108: WanazaAAa yadahu fa-itha hiya baydao lilnnathireena
En bij haalde zijn hand tevoorschijn, en toen werd deze witstralend voor de toeschouwers. (108)
قَالَ الْمَلأُ مِن قَوْمِ فِرْعَوْنَ إِنَّ هَذَا لَسَاحِرٌ عَلِيمٌ ﴿١٠٩﴾
7/Al-A'raf-109: Qala almalao min qawmi firAAawna inna hatha lasahirun AAaleemun
De vooraanstaanden van Fir'aun's volk zeiden: "Voorwaar, dit is een kundige tovenaar! (109)
يُرِيدُ أَن يُخْرِجَكُم مِّنْ أَرْضِكُمْ فَمَاذَا تَأْمُرُونَ ﴿١١٠﴾
7/Al-A'raf-110: Yureedu an yukhrijakum min ardikum famatha ta/muroona
Hij wil jullie uit jullie land verdrijven!"' (Fir'aun vroeg:) "Wat raden jullie aan?"' (110)
قَالُواْ أَرْجِهْ وَأَخَاهُ وَأَرْسِلْ فِي الْمَدَآئِنِ حَاشِرِينَ ﴿١١١﴾
7/Al-A'raf-111: Qaloo arjih waakhahu waarsil fee almada-ini hashireena
Zij zeiden: "Geef hem en zijn broeder uitstel, en stuur verzamelaars naar de steden. (111)
يَأْتُوكَ بِكُلِّ سَاحِرٍ عَلِيمٍ ﴿١١٢﴾
7/Al-A'raf-112: Ya/tooka bikulli sahirin AAaleemin
Opdat zij alle vaardige tovenaars tot u brengen. (112)
وَجَاء السَّحَرَةُ فِرْعَوْنَ قَالْواْ إِنَّ لَنَا لأَجْرًا إِن كُنَّا نَحْنُ الْغَالِبِينَ ﴿١١٣﴾
7/Al-A'raf-113: Wajaa alssaharatu firAAawna qaloo inna lana laajran in kunna nahnu alghalibeena
En de tovenaars kwamen tot Fir'aun, zij zeiden: "Voorwaar, is er voor ons zeker een beloning als wij de winnaars zijn." (113)
قَالَ نَعَمْ وَإَنَّكُمْ لَمِنَ الْمُقَرَّبِينَ ﴿١١٤﴾
7/Al-A'raf-114: Qala naAAam wa-innakum lamina almuqarrabeena
Hij (Fir'aun) zei: "Ja, en voorwaar, jullie zullen tot de nabijen behoren." (114)
قَالُواْ يَا مُوسَى إِمَّا أَن تُلْقِيَ وَإِمَّا أَن نَّكُونَ نَحْنُ الْمُلْقِينَ ﴿١١٥﴾
7/Al-A'raf-115: Qaloo ya moosa imma an tulqiya wa-imma an nakoona nahnu almulqeena
Zij zeiden: "O Môesa, wep jij (eerst) of werpen wij?" (115)
قَالَ أَلْقُوْاْ فَلَمَّا أَلْقَوْاْ سَحَرُواْ أَعْيُنَ النَّاسِ وَاسْتَرْهَبُوهُمْ وَجَاءوا بِسِحْرٍ عَظِيمٍ ﴿١١٦﴾
7/Al-A'raf-116: Qala alqoo falamma alqaw saharoo aAAyuna alnnasi waistarhaboohum wajaoo bisihrin AAatheemin
Hij zei: "Werpt." Toen zij dan wierpen, betoverden zij de ogen van de mensen en joegen hen angst aan met geweldige tovenarij. (116)
وَأَوْحَيْنَا إِلَى مُوسَى أَنْ أَلْقِ عَصَاكَ فَإِذَا هِيَ تَلْقَفُ مَا يَأْفِكُونَ ﴿١١٧﴾
7/Al-A'raf-117: Waawhayna ila moosa an alqi AAasaka fa-itha hiya talqafu ma ya/fikoona
En Wij openbaarden aan Môesa: "Werp jouw staf!" En toen verslond deze wat zij met hun bedrog hadden gemaakt. (117)
فَوَقَعَ الْحَقُّ وَبَطَلَ مَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿١١٨﴾
7/Al-A'raf-118: FawaqaAAa alhaqqu wabatala ma kanoo yaAAmaloona
Toen werd de Wacheid duidelijk, en bleek wat zij (de tovenaars) plachten te doen valsheid te zijn. (118)
فَغُلِبُواْ هُنَالِكَ وَانقَلَبُواْ صَاغِرِينَ ﴿١١٩﴾
7/Al-A'raf-119: Faghuliboo hunalika wainqalaboo saghireena
Zij werden daar verslagen, en zij keerden vernederd terug. (119)
وَأُلْقِيَ السَّحَرَةُ سَاجِدِينَ ﴿١٢٠﴾
7/Al-A'raf-120: Waolqiya alssaharatu sajideena
En de (tot inkeer gekomen) tovenaars wierpen zich (als in de shalât) neer. (120)