Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
سورة الإسراء
القرآن الكريم
»
سورة الإسراء
Al-Isra 1-111, Soera De Nachtreis (17/Al-Isra)
de Heilige Koran
»
Soeras in de Koran
»
Soera Al-Isra
Luister Koran 17 - Al-Isra
سورة الإسراء
Soera Al-Isra
Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi
سُبْحَانَ الَّذِي أَسْرَى بِعَبْدِهِ لَيْلاً مِّنَ الْمَسْجِدِ الْحَرَامِ إِلَى الْمَسْجِدِ الأَقْصَى الَّذِي بَارَكْنَا حَوْلَهُ لِنُرِيَهُ مِنْ آيَاتِنَا إِنَّهُ هُوَ السَّمِيعُ البَصِيرُ
﴿١﴾
17/Al-Isra-1: Subhana allathee asra biAAabdihi laylan mina almasjidi alharami ila almasjidi al-aqsa allathee barakna hawlahu linuriyahu min ayatina innahu huwa alssameeAAu albaseeru
Heilig is Degene Die 's nachts Zijn dienaar (Moehammad) van de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) naar de Masdjid al Aqsha heeft gebracht, waarvan Wij de omgeving hebben gezegend, opdat Wij hem van Onze Tekenen lieten zien. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alziende. (1)
وَآتَيْنَا مُوسَى الْكِتَابَ وَجَعَلْنَاهُ هُدًى لِّبَنِي إِسْرَائِيلَ أَلاَّ تَتَّخِذُواْ مِن دُونِي وَكِيلاً
﴿٢﴾
17/Al-Isra-2: Waatayna moosa alkitaba wajaAAalnahu hudan libanee isra-eela alla tattakhithoo min doonee wakeelan
En Wij hebben aan Môesa de Schrift (de Taurat) gegeven en Wij maakten deze als Leiding voor de Kinderen van Israël: "Neemt geen helper naast mij." (2)
ذُرِّيَّةَ مَنْ حَمَلْنَا مَعَ نُوحٍ إِنَّهُ كَانَ عَبْدًا شَكُورًا
﴿٣﴾
17/Al-Isra-3: Thurriyyata man hamalna maAAa noohin innahu kana AAabdan shakooran
O nakomelingen van degenen die Wij met Nôeh (in de ark) gedragen hebben, voorwaar, hij (Noeh) was een dankbare dienaar! (3)
وَقَضَيْنَا إِلَى بَنِي إِسْرَائِيلَ فِي الْكِتَابِ لَتُفْسِدُنَّ فِي الأَرْضِ مَرَّتَيْنِ وَلَتَعْلُنَّ عُلُوًّا كَبِيرًا
﴿٤﴾
17/Al-Isra-4: Waqadayna ila banee isra-eela fee alkitabi latufsidunna fee al-ardi marratayni walataAAlunna AAuluwwan kabeeran
En Wij hebben de Kinderen van Israel op de hoogte gebracht in de Schrift: "Jullie zullen zeker twee maal verderf zaaien op aarde en jullie zullen je zeker hoogmoedig gedragen, met grote hoogmoed." (4)
فَإِذَا جَاء وَعْدُ أُولاهُمَا بَعَثْنَا عَلَيْكُمْ عِبَادًا لَّنَا أُوْلِي بَأْسٍ شَدِيدٍ فَجَاسُواْ خِلاَلَ الدِّيَارِ وَكَانَ وَعْدًا مَّفْعُولاً
﴿٥﴾
17/Al-Isra-5: Fa-itha jaa waAAdu oolahuma baAAathna AAalaykum AAibadan lana olee ba/sin shadeedin fajasoo khilala alddiyari wakana waAAdan mafAAoolan
En toen (de vervulling) van de eerste van de twee beloften kwam, stuurden Wij jullie dienaren van Ons, bezitters van verschrikkelijke macht, die daarop de huizen binnendirongen: het was een vervulde belofte. (5)
ثُمَّ رَدَدْنَا لَكُمُ الْكَرَّةَ عَلَيْهِمْ وَأَمْدَدْنَاكُم بِأَمْوَالٍ وَبَنِينَ وَجَعَلْنَاكُمْ أَكْثَرَ نَفِيرًا
﴿٦﴾
17/Al-Isra-6: Thumma radadna lakumu alkarrata AAalayhim waamdadnakum bi-amwalin wabaneena wajaAAalnakum akthara nafeeran
Vervolgens gaven Wij jullie de overhand over hen en vemeerderden Wij voor jullie de bezittingen en zonen en maakten Wij jullie tot de grootste groep. (6)
إِنْ أَحْسَنتُمْ أَحْسَنتُمْ لِأَنفُسِكُمْ وَإِنْ أَسَأْتُمْ فَلَهَا فَإِذَا جَاء وَعْدُ الآخِرَةِ لِيَسُوؤُواْ وُجُوهَكُمْ وَلِيَدْخُلُواْ الْمَسْجِدَ كَمَا دَخَلُوهُ أَوَّلَ مَرَّةٍ وَلِيُتَبِّرُواْ مَا عَلَوْاْ تَتْبِيرًا
﴿٧﴾
17/Al-Isra-7: In ahsantum ahsantum li-anfusikum wa-in asa/tum falaha fa-itha jaa waAAdu al-akhirati liyasoo-oo wujoohakum waliyadkhuloo almasjida kama dakhaloohu awwala marratin waliyutabbiroo ma AAalaw tatbeeran
Als jullie goed deden, deden jullie goed voor julliezelf: en als jullie kwaad deden, dan was dat voor jullie. En toen de laatste belofte vervuld werd (stuurden Wij vijanden) om jullie gezichten te verminken en de gebedsruimte binnen te gaan, zoals zij daar de eerste keer binnengingen, en om volledig te vernietigen wat zij veroverd hadden. (7)
عَسَى رَبُّكُمْ أَن يَرْحَمَكُمْ وَإِنْ عُدتُّمْ عُدْنَا وَجَعَلْنَا جَهَنَّمَ لِلْكَافِرِينَ حَصِيرًا
﴿٨﴾
17/Al-Isra-8: AAasa rabbukum an yarhamakum wa-in AAudtum AAudna wajaAAalna jahannama lilkafireena haseeran
Mog ejullie Heer jullie begenadigen. En als jullie terugkeren (naar jullie zonden) zullen Wij terugkeren (naar het bestraffen van jullie). En Wij maakten de Hel voor de ongelovigen tot een gevangenis. (8)
إِنَّ هَذَا الْقُرْآنَ يِهْدِي لِلَّتِي هِيَ أَقْوَمُ وَيُبَشِّرُ الْمُؤْمِنِينَ الَّذِينَ يَعْمَلُونَ الصَّالِحَاتِ أَنَّ لَهُمْ أَجْرًا كَبِيرًا
﴿٩﴾
17/Al-Isra-9: Inna hatha alqur-ana yahdee lillatee hiya aqwamu wayubashshiru almu/mineena allatheena yaAAmaloona alssalihati anna lahum ajran kabeeran
Voorwaar, deze Koran leidt naar wat rechter is en brengt goede tijdingen aan de gelovigen die goede werken verrichten. Voorwaar, er is voor hen een grote beloning. (9)
وأَنَّ الَّذِينَ لاَ يُؤْمِنُونَ بِالآخِرَةِ أَعْتَدْنَا لَهُمْ عَذَابًا أَلِيمًا
﴿١٠﴾
17/Al-Isra-10: Waanna allatheena la yu/minoona bial-akhirati aAAtadna lahum AAathaban aleeman
En voor degenen die niet in het Hiernamaals geloven, voor hen hebben Wij een pijnlijke bestraffing voorbereid. (10)
وَيَدْعُ الإِنسَانُ بِالشَّرِّ دُعَاءهُ بِالْخَيْرِ وَكَانَ الإِنسَانُ عَجُولاً
﴿١١﴾
17/Al-Isra-11: WayadAAu al-insanu bialshsharri duAAaahu bialkhayri wakana al-insanu AAajoolan
En de mens smeekt om het kwade, net zoals hij om het goede smeekt. En de mens is haastig (van aard). (11)
وَجَعَلْنَا اللَّيْلَ وَالنَّهَارَ آيَتَيْنِ فَمَحَوْنَا آيَةَ اللَّيْلِ وَجَعَلْنَا آيَةَ النَّهَارِ مُبْصِرَةً لِتَبْتَغُواْ فَضْلاً مِّن رَّبِّكُمْ وَلِتَعْلَمُواْ عَدَدَ السِّنِينَ وَالْحِسَابَ وَكُلَّ شَيْءٍ فَصَّلْنَاهُ تَفْصِيلاً
﴿١٢﴾
17/Al-Isra-12: WajaAAalna allayla waalnnahara ayatayni famahawna ayata allayli wajaAAalna ayata alnnahari mubsiratan litabtaghoo fadlan min rabbikum walitaAAlamoo AAadada alssineena waalhisaba wakulla shay-in fassalnahu tafseelan
En Wij hebben de nacht en de dag tot twee Tekenen gemaakt. En het Teken van de nacht hebben Wij donker gemaakt en het Teken van de dag hebben Wij verlichtend gemaakt opdat jullie de gunst van jullie Heer zoeken en opdat jullie de jaartelling en de berekening ervan kennen. En alle zaken hebben Wij met een duidelijke uitleg uiteengezet. (12)
وَكُلَّ إِنسَانٍ أَلْزَمْنَاهُ طَآئِرَهُ فِي عُنُقِهِ وَنُخْرِجُ لَهُ يَوْمَ الْقِيَامَةِ كِتَابًا يَلْقَاهُ مَنشُورًا
﴿١٣﴾
17/Al-Isra-13: Wakulla insanin alzamnahu ta-irahu fee AAunuqihi wanukhriju lahu yawma alqiyamati kitaban yalqahu manshooran
En voor ieder mens hebben Wij zijn lotsbestemming aan zijn hals vastgemaakt. En Wij voorzien hem op de Dag der Opstanding van een boek dat bij opengeslagen aantreft. (13)
اقْرَأْ كَتَابَكَ كَفَى بِنَفْسِكَ الْيَوْمَ عَلَيْكَ حَسِيبًا
﴿١٤﴾
17/Al-Isra-14: Iqra/ kitabaka kafa binafsika alyawma AAalayka haseeban
(Er wordt tegen hem gezegd:) "Lees jouw boek." Op deze Dag is jouw eigen ziel voldoende als berekenaar tegen jou. (14)
مَّنِ اهْتَدَى فَإِنَّمَا يَهْتَدي لِنَفْسِهِ وَمَن ضَلَّ فَإِنَّمَا يَضِلُّ عَلَيْهَا وَلاَ تَزِرُ وَازِرَةٌ وِزْرَ أُخْرَى وَمَا كُنَّا مُعَذِّبِينَ حَتَّى نَبْعَثَ رَسُولاً
﴿١٥﴾
17/Al-Isra-15: Mani ihtada fa-innama yahtadee linafsihi waman dalla fa-innama yadillu AAalayha wala taziru waziratun wizra okhra wama kunna muAAaththibeena hatta nabAAatha rasoolan
Wie Leiding volgt, volgt de Leiding waarlijk voor zichzelf, en wie dwaalt, dwaalt waarlijk tegen zichzelf en niemand kan de zonde van iemand anders dragen. En Wij bestraffen niet voordat Wij een Boodschapper hebben gestuurd. (15)
وَإِذَا أَرَدْنَا أَن نُّهْلِكَ قَرْيَةً أَمَرْنَا مُتْرَفِيهَا فَفَسَقُواْ فِيهَا فَحَقَّ عَلَيْهَا الْقَوْلُ فَدَمَّرْنَاهَا تَدْمِيرًا
﴿١٦﴾
17/Al-Isra-16: Wa-itha aradna an nuhlika qaryatan amarna mutrafeeha fafasaqoo feeha fahaqqa AAalayha alqawlu fadammarnaha tadmeeran
En als Wij een (volk in een) stad willen vernietigen, bevelen Wij hen die daarin in weelde leven (Allah te gehoorzamen); zij begaan daarin zware zonden, zodat het woord (van de bestraffing) terecht is, vervolgens vernietigen Wij hen volledig. (16)
وَكَمْ أَهْلَكْنَا مِنَ الْقُرُونِ مِن بَعْدِ نُوحٍ وَكَفَى بِرَبِّكَ بِذُنُوبِ عِبَادِهِ خَبِيرًَا بَصِيرًا
﴿١٧﴾
17/Al-Isra-17: Wakam ahlakna mina alqurooni min baAAdi noohin wakafa birabbika bithunoobi AAibadihi khabeeran baseeran
En hoeveel generaties hebben Wij niet na Nôeh ij vernietigd? En jouw Heer is voldoende om de zonden van Zijn dienaren te wetm en te zien. (17)
مَّن كَانَ يُرِيدُ الْعَاجِلَةَ عَجَّلْنَا لَهُ فِيهَا مَا نَشَاء لِمَن نُّرِيدُ ثُمَّ جَعَلْنَا لَهُ جَهَنَّمَ يَصْلاهَا مَذْمُومًا مَّدْحُورًا
﴿١٨﴾
17/Al-Isra-18: Man kana yureedu alAAajilata AAajjalna lahu feeha ma nashao liman nureedu thumma jaAAalna lahu jahannama yaslaha mathmooman madhooran
En wie het vergankelijke (van de wereld) wenst: voor hem zullen Wij wat Wij wensen daarin verhaaasten, voor wie Wij willen. Vervolgens maken Wij voor hem de Hel, hij gaat daar binnen, vernederd en verjaagd. (18)
وَمَنْ أَرَادَ الآخِرَةَ وَسَعَى لَهَا سَعْيَهَا وَهُوَ مُؤْمِنٌ فَأُولَئِكَ كَانَ سَعْيُهُم مَّشْكُورًا
﴿١٩﴾
17/Al-Isra-19: Waman arada al-akhirata wasaAAa laha saAAyaha wahuwa mu/minun faola-ika kana saAAyuhum mashkooran
En wie het Hiernamaals wenst en er met een redelijke inzet naar streeft, én hij is gelovig: hij (behoort) tot degenen van wie hun streven wordt beloond. (19)
كُلاًّ نُّمِدُّ هَؤُلاء وَهَؤُلاء مِنْ عَطَاء رَبِّكَ وَمَا كَانَ عَطَاء رَبِّكَ مَحْظُورًا
﴿٢٠﴾
17/Al-Isra-20: Kullan numiddu haola-i wahaola-i min AAata-i rabbika wama kana AAatao rabbika mahthooran
Beide groepen, voornoemde en laatstgenoemde, geven Wij ondersteuning van jouw Heer, en de ondersteuning van jouw Heer is onafwendbaar. (20)
انظُرْ كَيْفَ فَضَّلْنَا بَعْضَهُمْ عَلَى بَعْضٍ وَلَلآخِرَةُ أَكْبَرُ دَرَجَاتٍ وَأَكْبَرُ تَفْضِيلاً
﴿٢١﴾
17/Al-Isra-21: Onthur kayfa faddalna baAAdahum AAala baAAdin walal-akhiratu akbaru darajatin waakbaru tafdeelan
Zie hoe Wij sommigen van hen bevoorrecht hebben boven anderen. En het Hiernamaals is zeker hoger in rang en groter als voorrecht. (21)
لاَّ تَجْعَل مَعَ اللّهِ إِلَهًا آخَرَ فَتَقْعُدَ مَذْمُومًا مَّخْذُولاً
﴿٢٢﴾
17/Al-Isra-22: La tajAAal maAAa Allahi ilahan akhara fataqAAuda mathmooman makhthoolan
En neem geen andere god naast Allah, anders zit jij daar (O Moehammad) met verwijten (beladen) en verlaten. (22)
وَقَضَى رَبُّكَ أَلاَّ تَعْبُدُواْ إِلاَّ إِيَّاهُ وَبِالْوَالِدَيْنِ إِحْسَانًا إِمَّا يَبْلُغَنَّ عِندَكَ الْكِبَرَ أَحَدُهُمَا أَوْ كِلاَهُمَا فَلاَ تَقُل لَّهُمَآ أُفٍّ وَلاَ تَنْهَرْهُمَا وَقُل لَّهُمَا قَوْلاً كَرِيمًا
﴿٢٣﴾
17/Al-Isra-23: Waqada rabbuka alla taAAbudoo illa iyyahu wabialwalidayni ihsanan imma yablughanna AAindaka alkibara ahaduhuma aw kilahuma fala taqul lahuma offin wala tanharhuma waqul lahuma qawlan kareeman
En jullie Heer heeft bepaald dat jullie niets dan Hem alleen aanbidden, en goedheid betrachten tegenover de ouders. Als een van de twee of beiden de ouderdom bereiken in jouw aanwezigheid, zeg dan nooit "foei" tegen ben, snauw hen niet af en spreek tot hen een vriendelijk woord. (23)
وَاخْفِضْ لَهُمَا جَنَاحَ الذُّلِّ مِنَ الرَّحْمَةِ وَقُل رَّبِّ ارْحَمْهُمَا كَمَا رَبَّيَانِي صَغِيرًا
﴿٢٤﴾
17/Al-Isra-24: Waikhfid lahuma janaha alththulli mina alrrahmati waqul rabbi irhamhuma kama rabbayanee sagheeran
En wees zachtmoedig voor beiden, en nederig en liefdevol, en zeg: "O mijn Heer, schenk hun Genade, zoals zij mij opvoedden toen ik klein was." (24)
رَّبُّكُمْ أَعْلَمُ بِمَا فِي نُفُوسِكُمْ إِن تَكُونُواْ صَالِحِينَ فَإِنَّهُ كَانَ لِلأَوَّابِينَ غَفُورًا
﴿٢٥﴾
17/Al-Isra-25: Rabbukum aAAlamu bima fee nufoosikum in takoonoo saliheena fa-innahu kana lil-awwabeena ghafooran
Jullie Heer weet beter wat er injullie zielen is, als jullie oprechte mensen zijn. Voorwaar; dan is Hij voor de berouwvollen Vergevensge-zind. (25)
وَآتِ ذَا الْقُرْبَى حَقَّهُ وَالْمِسْكِينَ وَابْنَ السَّبِيلِ وَلاَ تُبَذِّرْ تَبْذِيرًا
﴿٢٦﴾
17/Al-Isra-26: Waati tha alqurba haqqahu waalmiskeena waibna alssabeeli wala tubaththir tabtheeran
En geef de verwanten hun recht en de armen en de reizigers (zonder proviand), en wees niet verkwistend. (26)
إِنَّ الْمُبَذِّرِينَ كَانُواْ إِخْوَانَ الشَّيَاطِينِ وَكَانَ الشَّيْطَانُ لِرَبِّهِ كَفُورًا
﴿٢٧﴾
17/Al-Isra-27: Inna almubaththireena kanoo ikhwana alshshayateeni wakana alshshaytanu lirabbihi kafooran
Voorwaar. de verkwisters zijn broeders van de Satan en de Satan is ondankbaar jegens zijn Heer. (27)
وَإِمَّا تُعْرِضَنَّ عَنْهُمُ ابْتِغَاء رَحْمَةٍ مِّن رَّبِّكَ تَرْجُوهَا فَقُل لَّهُمْ قَوْلاً مَّيْسُورًا
﴿٢٨﴾
17/Al-Isra-28: Wa-imma tuAAridanna AAanhumu ibtighaa rahmatin min rabbika tarjooha faqul lahum qawlan maysooran
En als jullie je van hen afwenden omwille van de Barmhartigheid van jullie Heer die jullie hopen te krijgen: spreekt dan (toch) een zacht woord tot hen. (28)
وَلاَ تَجْعَلْ يَدَكَ مَغْلُولَةً إِلَى عُنُقِكَ وَلاَ تَبْسُطْهَا كُلَّ الْبَسْطِ فَتَقْعُدَ مَلُومًا مَّحْسُورًا
﴿٢٩﴾
17/Al-Isra-29: Wala tajAAal yadaka maghloolatan ila AAunuqika wala tabsutha kulla albasti fataqAAuda malooman mahsooran
En maak je hand niet vastgebonden aan je nek, en strek hem niet uit met de hele uitstrekking, want dan wordt je (gierigheid of spilzucht) verweten en spijtig. (29)
إِنَّ رَبَّكَ يَبْسُطُ الرِّزْقَ لِمَن يَشَاء وَيَقْدِرُ إِنَّهُ كَانَ بِعِبَادِهِ خَبِيرًا بَصِيرًا
﴿٣٠﴾
17/Al-Isra-30: Inna rabbaka yabsutu alrrizqa liman yashao wayaqdiru innahu kana biAAibadihi khabeeran baseeran
Voorwaar, jouw Heer verruimt de voorziening voor wie Hij wil en Hij beperkt. Voorwaar, Hij is Alwetend, Alziend over Zijn dienaren. (30)
وَلاَ تَقْتُلُواْ أَوْلادَكُمْ خَشْيَةَ إِمْلاقٍ نَّحْنُ نَرْزُقُهُمْ وَإِيَّاكُم إنَّ قَتْلَهُمْ كَانَ خِطْءًا كَبِيرًا
﴿٣١﴾
17/Al-Isra-31: Wala taqtuloo awladakum khashyata imlaqin nahnu narzuquhum wa-iyyakum inna qatlahum kana khit-an kabeeran
En doodt jullie kinderen niet uit vrees voor armoede: Wij voorzien hun en jullie van levensonderhoud. Voorwaar, hen doden is een grote zonde. (31)
وَلاَ تَقْرَبُواْ الزِّنَى إِنَّهُ كَانَ فَاحِشَةً وَسَاء سَبِيلاً
﴿٣٢﴾
17/Al-Isra-32: Wala taqraboo alzzina innahu kana fahishatan wasaa sabeelan
En nader niet de ontucht. Voorwaar, ontucht is een zedeloosheid en een slechte weg. (32)
وَلاَ تَقْتُلُواْ النَّفْسَ الَّتِي حَرَّمَ اللّهُ إِلاَّ بِالحَقِّ وَمَن قُتِلَ مَظْلُومًا فَقَدْ جَعَلْنَا لِوَلِيِّهِ سُلْطَانًا فَلاَ يُسْرِف فِّي الْقَتْلِ إِنَّهُ كَانَ مَنْصُورًا
﴿٣٣﴾
17/Al-Isra-33: Wala taqtuloo alnnafsa allatee harrama Allahu illa bialhaqqi waman qutila mathlooman faqad jaAAalna liwaliyyihi sultanan fala yusrif fee alqatli innahu kana mansooran
En doodt geen ziel waarvan Allah (het doden) verboden heeft verklaard, behalve volgens het recht en wie onrechtvaardig gedood wordt: Wij hebben zijn erfgenaam een bevoegdheid gegeven; maar overdrijft niet hij het doden. Voorwaar: hij wordt geholpen. (33)
وَلاَ تَقْرَبُواْ مَالَ الْيَتِيمِ إِلاَّ بِالَّتِي هِيَ أَحْسَنُ حَتَّى يَبْلُغَ أَشُدَّهُ وَأَوْفُواْ بِالْعَهْدِ إِنَّ الْعَهْدَ كَانَ مَسْؤُولاً
﴿٣٤﴾
17/Al-Isra-34: Wala taqraboo mala alyateemi illa biallatee hiya ahsanu hatta yablugha ashuddahu waawfoo bialAAahdi inna alAAahda kana mas-oolan
En benadert niet het bezit van de wees, behalve op de betere manier, totdat bij volwassen is: en komt de belofte na. Voorwaar, over de belofte worden jullie (op de Dag der Opstanding) ondervraagd (34)
وَأَوْفُوا الْكَيْلَ إِذا كِلْتُمْ وَزِنُواْ بِالقِسْطَاسِ الْمُسْتَقِيمِ ذَلِكَ خَيْرٌ وَأَحْسَنُ تَأْوِيلاً
﴿٣٥﴾
17/Al-Isra-35: Waawfoo alkayla itha kiltum wazinoo bialqistasi almustaqeemi thalika khayrun waahsanu ta/weelan
En geeft de volle maat wanneer jullie afwegen en weegt met de juiste weegschaal, dat is beter en een mooiere afsluiting. (35)
وَلاَ تَقْفُ مَا لَيْسَ لَكَ بِهِ عِلْمٌ إِنَّ السَّمْعَ وَالْبَصَرَ وَالْفُؤَادَ كُلُّ أُولئِكَ كَانَ عَنْهُ مَسْؤُولاً
﴿٣٦﴾
17/Al-Isra-36: Wala taqfu ma laysa laka bihi AAilmun inna alssamAAa waalbasara waalfu-ada kullu ola-ika kana AAanhu mas-oolan
En volg niet dat waarover je geen kennis hebt. Voorwaar, het gehoor en het gezichtsvermogen en de harten: die zullen allen erover ondervraagd worden. (36)
وَلاَ تَمْشِ فِي الأَرْضِ مَرَحًا إِنَّكَ لَن تَخْرِقَ الأَرْضَ وَلَن تَبْلُغَ الْجِبَالَ طُولاً
﴿٣٧﴾
17/Al-Isra-37: Wala tamshi fee al-ardi marahan innaka lan takhriqa al-arda walan tablugha aljibala toolan
En loop niet hoogmoedig op de aarde. Voorwaar, jij kan de aarde niet doen splijten en niet de hoogte van een berg bereiken. (37)
كُلُّ ذَلِكَ كَانَ سَيٍّئُهُ عِنْدَ رَبِّكَ مَكْرُوهًا
﴿٣٨﴾
17/Al-Isra-38: Kullu thalika kana sayyi-ohu AAinda rabbika makroohan
Dat alles is slecht bij jouw Heer, verwerpelijk. (38)
ذَلِكَ مِمَّا أَوْحَى إِلَيْكَ رَبُّكَ مِنَ الْحِكْمَةِ وَلاَ تَجْعَلْ مَعَ اللّهِ إِلَهًا آخَرَ فَتُلْقَى فِي جَهَنَّمَ مَلُومًا مَّدْحُورًا
﴿٣٩﴾
17/Al-Isra-39: Thalika mimma awha ilayka rabbuka mina alhikmati wala tajAAal maAAa Allahi ilahan akhara fatulqa fee jahannama malooman madhooran
Dat is (een deel) van de Wijsheid die Allah aan jou openbaarde. En neem geen andere god naast Allah, anders wordt je in de Hel geworpen, vol verwijten en verworpen. (39)
أَفَأَصْفَاكُمْ رَبُّكُم بِالْبَنِينَ وَاتَّخَذَ مِنَ الْمَلآئِكَةِ إِنَاثًا إِنَّكُمْ لَتَقُولُونَ قَوْلاً عَظِيمًا
﴿٤٠﴾
17/Al-Isra-40: Afaasfakum rabbukum bialbaneena waittakhatha mina almala-ikati inathan innakum lataqooloona qawlan AAatheeman
Heeft jullie Heer voor jullie zonen verkozen en voor Zichzelf vanonder de Engelen dochters genomen? Voorwaar, jullie spreken zeker geweldig (slechte) woorden! (40)
وَلَقَدْ صَرَّفْنَا فِي هَذَا الْقُرْآنِ لِيَذَّكَّرُواْ وَمَا يَزِيدُهُمْ إِلاَّ نُفُورًا
﴿٤١﴾
17/Al-Isra-41: Walaqad sarrafna fee hatha alqur-ani liyaththakkaroo wama yazeeduhum illa nufooran
En Wij hebben in deze Koran (zaken) uitgelegd opdat zij (de ongelovigen) vermaand worden, maar het versterkt bij hen slechts het afwenden. (41)
قُل لَّوْ كَانَ مَعَهُ آلِهَةٌ كَمَا يَقُولُونَ إِذًا لاَّبْتَغَوْاْ إِلَى ذِي الْعَرْشِ سَبِيلاً
﴿٤٢﴾
17/Al-Isra-42: Qul law kana maAAahu alihatun kama yaqooloona ithan laibtaghaw ila thee alAAarshi sabeelan
Zeg (O Moehammad): "Als er goden bij Hem geweest zouden zijn, zoals zij zeggen, dan zouden zij een Weg naar de Eigenaar van de Troon (Allah) zoeken." (42)
سُبْحَانَهُ وَتَعَالَى عَمَّا يَقُولُونَ عُلُوًّا كَبِيرًا
﴿٤٣﴾
17/Al-Isra-43: Subhanahu wataAAala AAamma yaqooloona AAuluwwan kabeeran
Heilig is Hij en Verheven boven wat zij in grote trots zeggen. (43)
تُسَبِّحُ لَهُ السَّمَاوَاتُ السَّبْعُ وَالأَرْضُ وَمَن فِيهِنَّ وَإِن مِّن شَيْءٍ إِلاَّ يُسَبِّحُ بِحَمْدَهِ وَلَكِن لاَّ تَفْقَهُونَ تَسْبِيحَهُمْ إِنَّهُ كَانَ حَلِيمًا غَفُورًا
﴿٤٤﴾
17/Al-Isra-44: Tusabbihu lahu alssamawatu alssabAAu waal-ardu waman feehinna wa-in min shay-in illa yusabbihu bihamdihi walakin la tafqahoona tasbeehahum innahu kana haleeman ghafooran
De zeven hemelen en de aarde en wie er in hen zijn, roepen Zijn Glorie uiten er is niets of het roept Zijn Glorie uit met Zijn lofprijzing en toch begrijpen jullie hun glorieroep niet. Voorwaar, Hij is Zachtmoedig, Vergevensgezind. (44)
وَإِذَا قَرَأْتَ الْقُرآنَ جَعَلْنَا بَيْنَكَ وَبَيْنَ الَّذِينَ لاَ يُؤْمِنُونَ بِالآخِرَةِ حِجَابًا مَّسْتُورًا
﴿٤٥﴾
17/Al-Isra-45: Wa-itha qara/ta alqur-ana jaAAalna baynaka wabayna allatheena la yu/minoona bial-akhirati hijaban mastooran
En wanneer jij de Koran voordraagt, brengen Wij tussen jou en degenen die niet in het Hiernamaals geloven een verhinderende afscheiding aan. (45)
وَجَعَلْنَا عَلَى قُلُوبِهِمْ أَكِنَّةً أَن يَفْقَهُوهُ وَفِي آذَانِهِمْ وَقْرًا وَإِذَا ذَكَرْتَ رَبَّكَ فِي الْقُرْآنِ وَحْدَهُ وَلَّوْاْ عَلَى أَدْبَارِهِمْ نُفُورًا
﴿٤٦﴾
17/Al-Isra-46: WajaAAalna AAala quloobihim akinnatan an yafqahoohu wafee athanihim waqran wa-itha thakarta rabbaka fee alqur-ani wahdahu wallaw AAala adbarihim nufooran
En Wi hebben bedekkingen over hun harten aangebracht, zodat zij hem niet begrijpen, en doofheid in hun oren. Wanneer jij jouw Enige Heer noemt tijdens de Koranrecitatie, dan keren zij hun ruggen toe, zich afwendend. (46)
نَّحْنُ أَعْلَمُ بِمَا يَسْتَمِعُونَ بِهِ إِذْ يَسْتَمِعُونَ إِلَيْكَ وَإِذْ هُمْ نَجْوَى إِذْ يَقُولُ الظَّالِمُونَ إِن تَتَّبِعُونَ إِلاَّ رَجُلاً مَّسْحُورًا
﴿٤٧﴾
17/Al-Isra-47: Nahnu aAAlamu bima yastamiAAoona bihi ith yastamiAAoona ilayka wa-ith hum najwa ith yaqoolu alththalimoona in tattabiAAoona illa rajulan mashooran
Wij weten beter hoe zij over hem horen, wanneer zij naar jou lijken te luisteren. En toen zij onderling fluisterden, zeiden de onrechtvaardigen: "Jullie volgen slechts een betoverde man!" (47)
انظُرْ كَيْفَ ضَرَبُواْ لَكَ الأَمْثَالَ فَضَلُّواْ فَلاَ يَسْتَطِيعْونَ سَبِيلاً
﴿٤٨﴾
17/Al-Isra-48: Onthur kayfa daraboo laka al-amthala fadalloo fala yastateeAAoona sabeelan
Kijk hoe zij vergelijkingen met jou maken: hierdoor dwalen zij en kunnen zij geen Weg vinden. (48)
وَقَالُواْ أَئِذَا كُنَّا عِظَامًا وَرُفَاتًا أَإِنَّا لَمَبْعُوثُونَ خَلْقًا جَدِيدًا
﴿٤٩﴾
17/Al-Isra-49: Waqaloo a-itha kunna AAithaman warufatan a-inna lamabAAoothoona khalqan jadeedan
En zij zeiden: "Wanneer Wij botten en stof geworden zijn, worden wij dan zeker tot een nieuwe schepping opgewekt?" (49)
قُل كُونُواْ حِجَارَةً أَوْ حَدِيدًا
﴿٥٠﴾
17/Al-Isra-50: Qul koonoo hijaratan aw hadeedan
Zeg: "Wordt steen of ijzer... (en jullie worden zelfs dan opgewekt.) (50)
أَوْ خَلْقًا مِّمَّا يَكْبُرُ فِي صُدُورِكُمْ فَسَيَقُولُونَ مَن يُعِيدُنَا قُلِ الَّذِي فَطَرَكُمْ أَوَّلَ مَرَّةٍ فَسَيُنْغِضُونَ إِلَيْكَ رُؤُوسَهُمْ وَيَقُولُونَ مَتَى هُوَ قُلْ عَسَى أَن يَكُونَ قَرِيبًا
﴿٥١﴾
17/Al-Isra-51: Aw khalqan mimma yakburu fee sudoorikum fasayaqooloona man yuAAeeduna quli allathee fatarakum awwala marratin fasayunghidoona ilayka ruoosahum wayaqooloona mata huwa qul AAasa an yakoona qareeban
Of een schepping waarvan het in jullie harten het moeilijkst lijkt." Dan zullen zij zeggen: "Wie doet ons terugkeren?" Zeg: "Degene Die jullie de eerste keer schiep." Dan zullen zij hun hoofd naar jou schudden, en zeggen: "'Wanneer is dat?" Zeg: "Het kan nabij zijn!" (51)
يَوْمَ يَدْعُوكُمْ فَتَسْتَجِيبُونَ بِحَمْدِهِ وَتَظُنُّونَ إِن لَّبِثْتُمْ إِلاَّ قَلِيلاً
﴿٥٢﴾
17/Al-Isra-52: Yawma yadAAookum fatastajeeboona bihamdihi watathunnoona in labithtum illa qaleelan
Op de Dag waarop Hij jullie oproept en jullie dan (Zijn oproep) beantwoorden met een lofprijzing van Hem. En jullie zullen veronderstellen dat jullie slechts weinig (tijd op aarde) verbleven. (52)
وَقُل لِّعِبَادِي يَقُولُواْ الَّتِي هِيَ أَحْسَنُ إِنَّ الشَّيْطَانَ يَنزَغُ بَيْنَهُمْ إِنَّ الشَّيْطَانَ كَانَ لِلإِنْسَانِ عَدُوًّا مُّبِينًا
﴿٥٣﴾
17/Al-Isra-53: Waqul liAAibadee yaqooloo allatee hiya ahsanu inna alshshaytana yanzaghu baynahum inna alshshaytana kana lil-insani AAaduwwan mubeenan
En zeg tegen Mijn dienaren (O Moehammad) dat zij wat beter is zeggen. Voorwaar, de Satan zaait verdeeldheid onder hen. Voorwaar, de Satan is voor de mensen een duidelijke vijand. (53)
رَّبُّكُمْ أَعْلَمُ بِكُمْ إِن يَشَأْ يَرْحَمْكُمْ أَوْ إِن يَشَأْ يُعَذِّبْكُمْ وَمَا أَرْسَلْنَاكَ عَلَيْهِمْ وَكِيلاً
﴿٥٤﴾
17/Al-Isra-54: Rabbukum aAAlamu bikum in yasha/ yarhamkum aw in yasha/ yuAAaththibkum wama arsalnaka AAalayhim wakeelan
Jullie Heer kent jullie beter. Indien Hij wil, begenadigt Hij jullie; of, indien Hij wil, bestraft Hij jullie. En Wij hebben jou (O Moehammad) niet als voogd tot hen gezonden. (54)
وَرَبُّكَ أَعْلَمُ بِمَن فِي السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَلَقَدْ فَضَّلْنَا بَعْضَ النَّبِيِّينَ عَلَى بَعْضٍ وَآتَيْنَا دَاوُودَ زَبُورًا
﴿٥٥﴾
17/Al-Isra-55: Warabbuka aAAlamu biman fee alssamawati waal-ardi walaqad faddalna baAAda alnnabiyyeena AAala baAAdin waatayna dawooda zabooran
En jouw Heer weet beter over wie er in de hemelen en (op) de aarde is. En Wij hebben sommige Profeten bevoorrecht boven andere Profeten, en Wij gaven Dâwôed de Zabôer (55)
قُلِ ادْعُواْ الَّذِينَ زَعَمْتُم مِّن دُونِهِ فَلاَ يَمْلِكُونَ كَشْفَ الضُّرِّ عَنكُمْ وَلاَ تَحْوِيلاً
﴿٥٦﴾
17/Al-Isra-56: Quli odAAu allatheena zaAAamtum min doonihi fala yamlikoona kashfa alddurri AAankum wala tahweelan
Zeg (O Moehammad): "Roept degenen die jullie naast Allah als god veronderstellen maar aan, zij zijn niet bij machte het kwade van jullie weg te nemen en het te veranderen." (56)
أُولَئِكَ الَّذِينَ يَدْعُونَ يَبْتَغُونَ إِلَى رَبِّهِمُ الْوَسِيلَةَ أَيُّهُمْ أَقْرَبُ وَيَرْجُونَ رَحْمَتَهُ وَيَخَافُونَ عَذَابَهُ إِنَّ عَذَابَ رَبِّكَ كَانَ مَحْذُورًا
﴿٥٧﴾
17/Al-Isra-57: Ola-ika allatheena yadAAoona yabtaghoona ila rabbihimu alwaseelata ayyuhum aqrabu wayarjoona rahmatahu wayakhafoona AAathabahu inna AAathaba rabbika kana mahthooran
Zij (de veelgodenaanbidders) zijn degenen die aanroepen, (en zij die aangeroepen worden) zoeken naar een middel tot hun Heer. Wie van hen het dichtst bij (hun Heer) zijn en op Zijn Barmhartigheid hopen en Zijn bestraffing vrezen: voorwaar, een bestraffing van jouw Heer is te vrezen. (57)
وَإِن مَّن قَرْيَةٍ إِلاَّ نَحْنُ مُهْلِكُوهَا قَبْلَ يَوْمِ الْقِيَامَةِ أَوْ مُعَذِّبُوهَا عَذَابًا شَدِيدًا كَانَ ذَلِك فِي الْكِتَابِ مَسْطُورًا
﴿٥٨﴾
17/Al-Isra-58: Wa-in min qaryatin illa nahnu muhlikooha qabla yawmi alqiyamati aw muAAaththibooha AAathaban shadeedan kana thalika fee alkitabi mastooran
En er is geen land, of Wij hebben het vôôr de Dag van de Opstanding vernietigd, of haar bestraft met een harde bestraffing. Dat is (vastgelegd) in het geschreven Boek. (58)
وَمَا مَنَعَنَا أَن نُّرْسِلَ بِالآيَاتِ إِلاَّ أَن كَذَّبَ بِهَا الأَوَّلُونَ وَآتَيْنَا ثَمُودَ النَّاقَةَ مُبْصِرَةً فَظَلَمُواْ بِهَا وَمَا نُرْسِلُ بِالآيَاتِ إِلاَّ تَخْوِيفًا
﴿٥٩﴾
17/Al-Isra-59: Wama manaAAana an nursila bial-ayati illa an kaththaba biha al-awwaloona waatayna thamooda alnnaqata mubsiratan fathalamoo biha wama nursilu bial-ayati illa takhweefan
En niets verhinderde Ons de Tekenen neer te zenden dan dat de voorafgaaden hen loochenden. En Wij gaven de Tsamôed de vrouwtjeskameel, als een duidelijk zichtbaar (Teken) maar zij behandelden haar onrechtvaardig. En Wij zenden de Tekenen alleen maar om (hen) te doen vrezen. (59)
وَإِذْ قُلْنَا لَكَ إِنَّ رَبَّكَ أَحَاطَ بِالنَّاسِ وَمَا جَعَلْنَا الرُّؤيَا الَّتِي أَرَيْنَاكَ إِلاَّ فِتْنَةً لِّلنَّاسِ وَالشَّجَرَةَ الْمَلْعُونَةَ فِي القُرْآنِ وَنُخَوِّفُهُمْ فَمَا يَزِيدُهُمْ إِلاَّ طُغْيَانًا كَبِيرًا
﴿٦٠﴾
17/Al-Isra-60: Wa-ith qulna laka inna rabbaka ahata bialnnasi wama jaAAalna alrru/ya allatee araynaka illa fitnatan lilnnasi waalshshajarata almalAAoonata fee alqur-ani wanukhawwifuhum fama yazeeduhum illa tughyanan kabeeran
En (gedenk) toen Wij zeiden dat jouw Heer de mensheid omvat. En Wij hebben jou de waarneming die wij jou lieten zien slechts als een beproeving voor mensen gegeven; en (ook) de vervloekte boom in de Koran. En Wij jagen hen vrees aan: maar het venneerdert bij hen niets dan een grote overtreding. (60)
وَإِذْ قُلْنَا لِلْمَلآئِكَةِ اسْجُدُواْ لآدَمَ فَسَجَدُواْ إَلاَّ إِبْلِيسَ قَالَ أَأَسْجُدُ لِمَنْ خَلَقْتَ طِينًا
﴿٦١﴾
17/Al-Isra-61: Wa-ith qulna lilmala-ikati osjudoo li-adama fasajadoo illa ibleesa qala aasjudu liman khalaqta teenan
En toen Wij tot de Engelen zeiden: "Kniel jullie neer voor Adam," toen knielden zij allen, behalve Iblîs (Satan). Hij zei: "Moet ik (mij) neerknielen voor iemand die U uit aarde heeft geschapen?" (61)
قَالَ أَرَأَيْتَكَ هَذَا الَّذِي كَرَّمْتَ عَلَيَّ لَئِنْ أَخَّرْتَنِ إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ لأَحْتَنِكَنَّ ذُرِّيَّتَهُ إَلاَّ قَلِيلاً
﴿٦٢﴾
17/Al-Isra-62: Qala araaytaka hatha allathee karramta AAalayya la-in akhkhartani ila yawmi alqiyamati laahtanikanna thurriyyatahu illa qaleelan
Hij (Iblîs) zei: "Ziet U? Dat is degene die U boven mij geëerd hebt. Indien U mij uitstel geeft tot de Dag der Opstanding zal ik zeker zijn nageslacht doen dwalen, op weinigen na." (62)
قَالَ اذْهَبْ فَمَن تَبِعَكَ مِنْهُمْ فَإِنَّ جَهَنَّمَ جَزَآؤُكُمْ جَزَاء مَّوْفُورًا
﴿٦٣﴾
17/Al-Isra-63: Qala ithhab faman tabiAAaka minhum fa-inna jahannama jazaokum jazaan mawfooran
Hij (Allah) zei: "Ga heen; wie van hen jou volgt: voorwaar: de Hel zal jullie beloning zijn, als een volledige beloning! (63)
وَاسْتَفْزِزْ مَنِ اسْتَطَعْتَ مِنْهُمْ بِصَوْتِكَ وَأَجْلِبْ عَلَيْهِم بِخَيْلِكَ وَرَجِلِكَ وَشَارِكْهُمْ فِي الأَمْوَالِ وَالأَوْلادِ وَعِدْهُمْ وَمَا يَعِدُهُمُ الشَّيْطَانُ إِلاَّ غُرُورًا
﴿٦٤﴾
17/Al-Isra-64: Waistafziz mani istataAAta minhum bisawtika waajlib AAalayhim bikhaylika warajlika washarik-hum fee al-amwali waal-awladi waAAidhum wama yaAAiduhumu alshshaytanu illa ghurooran
En rui van hen op wie jij kan met jouw stem, en val hen aan met je paarden en je voetvolk, en deel rijkdommem en kinderen met hen en doe hen beloften." En de Satan belooft ben niets dan bedrog. (64)
إِنَّ عِبَادِي لَيْسَ لَكَ عَلَيْهِمْ سُلْطَانٌ وَكَفَى بِرَبِّكَ وَكِيلاً
﴿٦٥﴾
17/Al-Isra-65: Inna AAibadee laysa laka AAalayhim sultanun wakafa birabbika wakeelan
Voorwaar, jij hebt geen macht over Mijn dienaren. En jouw Heer is voldoende als Beschemer." (65)
رَّبُّكُمُ الَّذِي يُزْجِي لَكُمُ الْفُلْكَ فِي الْبَحْرِ لِتَبْتَغُواْ مِن فَضْلِهِ إِنَّهُ كَانَ بِكُمْ رَحِيمًا
﴿٦٦﴾
17/Al-Isra-66: Rabbukumu allathee yuzjee lakumu alfulka fee albahri litabtaghoo min fadlihi innahu kana bikum raheeman
Jullie Heer is Degene Die voor jullie de schepen op zee doet varen, opdat jullie van Zijn gunsten zoeken. Voorwaar, Hij is voor jullie Meest Barmhartig. (66)
وَإِذَا مَسَّكُمُ الْضُّرُّ فِي الْبَحْرِ ضَلَّ مَن تَدْعُونَ إِلاَّ إِيَّاهُ فَلَمَّا نَجَّاكُمْ إِلَى الْبَرِّ أَعْرَضْتُمْ وَكَانَ الإِنْسَانُ كَفُورًا
﴿٦٧﴾
17/Al-Isra-67: Wa-itha massakumu alddurru fee albahri dalla man tadAAoona illa iyyahu falamma najjakum ila albarri aAAradtum wakana al-insanu kafooran
En als de tegenspoed jullie op zee getroffen heefk verdwijnt degene die jullie aanroepen, behalve Hij. Toen Hij jullie naar het kad redde, wendden jullie je af Ende mens is ondenkbaar! (67)
أَفَأَمِنتُمْ أَن يَخْسِفَ بِكُمْ جَانِبَ الْبَرِّ أَوْ يُرْسِلَ عَلَيْكُمْ حَاصِبًا ثُمَّ لاَ تَجِدُواْ لَكُمْ وَكِيلاً
﴿٦٨﴾
17/Al-Isra-68: Afaamintum an yakhsifa bikum janiba albarri aw yursila AAalaykum hasiban thumma la tajidoo lakum wakeelan
Voelen jullie je er veilig voor, dat Hij jullie niet in de aarde weg doet zinken wanneer jullie op het land zijn, of stenen over jullie zendt? Vervolgens vinden jullie geen beschermer voor jullie. (68)
أَمْ أَمِنتُمْ أَن يُعِيدَكُمْ فِيهِ تَارَةً أُخْرَى فَيُرْسِلَ عَلَيْكُمْ قَاصِفا مِّنَ الرِّيحِ فَيُغْرِقَكُم بِمَا كَفَرْتُمْ ثُمَّ لاَ تَجِدُواْ لَكُمْ عَلَيْنَا بِهِ تَبِيعًا
﴿٦٩﴾
17/Al-Isra-69: Am amintum an yuAAeedakum feehi taratan okhra fayursila AAalaykum qasifan mina alrreehi fayughriqakum bima kafartum thumma la tajidoo lakum AAalayna bihi tabeeAAan
Of voelen jullie je er veilig voor, dat Hij jullie nog een andere keer (naar de zee) doet terugkeren, en Hij dan een orkaan over jullie zendt, die jullie dan verdrinkt, omdat jullie ongelovig zijn en dat jullie dan daarin geen helper tegen Ons vinden? (69)
وَلَقَدْ كَرَّمْنَا بَنِي آدَمَ وَحَمَلْنَاهُمْ فِي الْبَرِّ وَالْبَحْرِ وَرَزَقْنَاهُم مِّنَ الطَّيِّبَاتِ وَفَضَّلْنَاهُمْ عَلَى كَثِيرٍ مِّمَّنْ خَلَقْنَا تَفْضِيلاً
﴿٧٠﴾
17/Al-Isra-70: Walaqad karramna banee adama wahamalnahum fee albarri waalbahri warazaqnahum mina alttayyibati wafaddalnahum AAala katheerin mimman khalaqna tafdeelan
En voorzeker, Wij hebben de kinderen van Adam geëerd. Wij brachten hen op het land en op de zee. Wij gaven hun levensonderhoud van het goede en Wij bevoorrechtten hen met een privilege boven vele van de andere schepsels die Wij hebben geschapen. (70)
يَوْمَ نَدْعُو كُلَّ أُنَاسٍ بِإِمَامِهِمْ فَمَنْ أُوتِيَ كِتَابَهُ بِيَمِينِهِ فَأُوْلَئِكَ يَقْرَؤُونَ كِتَابَهُمْ وَلاَ يُظْلَمُونَ فَتِيلاً
﴿٧١﴾
17/Al-Isra-71: Yawma nadAAoo kulla onasin bi-imamihim faman ootiya kitabahu biyameenihi faola-ika yaqraoona kitabahum wala yuthlamoona fateelan
Op de dag waarop Wij alle mensen met hun boeken zullen oproepen: wie dan zijn boek (met zijn daden) in zijn echterhand gegeven wordt: zij zijn degenen die hun boek (met een gerust hart) lezen. En hen zal geen enkel onrecht aangedaan worden. (71)
وَمَن كَانَ فِي هَذِهِ أَعْمَى فَهُوَ فِي الآخِرَةِ أَعْمَى وَأَضَلُّ سَبِيلاً
﴿٧٢﴾
17/Al-Isra-72: Waman kana fee hathihi aAAma fahuwa fee al-akhirati aAAma waadallu sabeelan
En wie blind (van had) is in deze wereld, zal fn het Hiernamaals ook blind wezen en het meest van de Weg gedwaald zijn. (72)
وَإِن كَادُواْ لَيَفْتِنُونَكَ عَنِ الَّذِي أَوْحَيْنَا إِلَيْكَ لِتفْتَرِيَ عَلَيْنَا غَيْرَهُ وَإِذًا لاَّتَّخَذُوكَ خَلِيلاً
﴿٧٣﴾
17/Al-Isra-73: Wa-in kadoo layaftinoonaka AAani allathee awhayna ilayka litaftariya AAalayna ghayrahu wa-ithan laittakhathooka khaleelan
En zij hadden jou je bijna doen afwenden van wat Wij aan jou geopenbaard hadden, zodat jij iets anders over Ons verzonnen had; dan hadden zij jou zeker als boezemvriend genomen! (73)
وَلَوْلاَ أَن ثَبَّتْنَاكَ لَقَدْ كِدتَّ تَرْكَنُ إِلَيْهِمْ شَيْئًا قَلِيلاً
﴿٧٤﴾
17/Al-Isra-74: Walawla an thabbatnaka laqad kidta tarkanu ilayhim shay-an qaleelan
En als Wij jou niet sterk zouden hebben gemaakt, dan zou jij je bijna een klein beetje tot hen geneigd hebben. (74)
إِذاً لَّأَذَقْنَاكَ ضِعْفَ الْحَيَاةِ وَضِعْفَ الْمَمَاتِ ثُمَّ لاَ تَجِدُ لَكَ عَلَيْنَا نَصِيرًا
﴿٧٥﴾
17/Al-Isra-75: Ithan laathaqnaka diAAfa alhayati wadiAAfa almamati thumma la tajidu laka AAalayna naseeran
Dan zouden Wij jou m dubbel deel (van de bestraffing) van dit leven en een dubbel deel van de dood laten proeven. En jij vindt dan geen beschermer tegen Ons. (75)
وَإِن كَادُواْ لَيَسْتَفِزُّونَكَ مِنَ الأَرْضِ لِيُخْرِجوكَ مِنْهَا وَإِذًا لاَّ يَلْبَثُونَ خِلافَكَ إِلاَّ قَلِيلاً
﴿٧٦﴾
17/Al-Isra-76: Wa-in kadoo layastafizzoonaka mina al-ardi liyukhrijooka minha wa-ithan la yalbathoona khilafaka illa qaleelan
En bijna hadden zij jou vanuit het land opgejaagd, om jou eruit te verdrijven, maar dan zouden zij er na jou niet gebleven zijn, behalve weinigen. (76)
سُنَّةَ مَن قَدْ أَرْسَلْنَا قَبْلَكَ مِن رُّسُلِنَا وَلاَ تَجِدُ لِسُنَّتِنَا تَحْوِيلاً
﴿٧٧﴾
17/Al-Isra-77: Sunnata man qad arsalna qablaka min rusulina wala tajidu lisunnatina tahweelan
(Dit was) de handelwijze van de Boodschappers die Wij vóór jou gezonden hebben en jij zult geen verandering in Onze handelwijze vinden. (77)
أَقِمِ الصَّلاَةَ لِدُلُوكِ الشَّمْسِ إِلَى غَسَقِ اللَّيْلِ وَقُرْآنَ الْفَجْرِ إِنَّ قُرْآنَ الْفَجْرِ كَانَ مَشْهُودًا
﴿٧٨﴾
17/Al-Isra-78: Aqimi alssalata lidulooki alshshamsi ila ghasaqi allayli waqur-ana alfajri inna qur-ana alfajri kana mashhoodan
Onderhoud de shalât na het hoogtepunt van de zon tot donkerte van de nacht en het Fadjr-gebed. Voorwaar, van het Fadjr-gebed wordt getuigd (door Engelen). (78)
وَمِنَ اللَّيْلِ فَتَهَجَّدْ بِهِ نَافِلَةً لَّكَ عَسَى أَن يَبْعَثَكَ رَبُّكَ مَقَامًا مَّحْمُودًا
﴿٧٩﴾
17/Al-Isra-79: Wamina allayli fatahajjad bihi nafilatan laka AAasa an yabAAathaka rabbuka maqaman mahmoodan
En verricht in een gedeelte van de nacht gebed, als een extra (gebed) voor jou. Jouw Heer zal jou zeker tot een loffelijke positie verheffen. (79)
وَقُل رَّبِّ أَدْخِلْنِي مُدْخَلَ صِدْقٍ وَأَخْرِجْنِي مُخْرَجَ صِدْقٍ وَاجْعَل لِّي مِن لَّدُنكَ سُلْطَانًا نَّصِيرًا
﴿٨٠﴾
17/Al-Isra-80: Waqul rabbi adkhilnee mudkhala sidqin waakhrijnee mukhraja sidqin waijAAal lee min ladunka sultanan naseeran
Zeg (O Moehammad): "Laat mij binnentreden op oprechte wijze en laat mij verlaten op oprechte wijze en doe mij van Uw Zijde helpende macht toekomen."' (80)
وَقُلْ جَاء الْحَقُّ وَزَهَقَ الْبَاطِلُ إِنَّ الْبَاطِلَ كَانَ زَهُوقًا
﴿٨١﴾
17/Al-Isra-81: Waqul jaa alhaqqu wazahaqa albatilu inna albatila kana zahooqan
En zeg: "De Waarheid is gekomen en de valsheid is ten onder gegaan. Voorwaar, de valsheid gaat ten onder." (81)
وَنُنَزِّلُ مِنَ الْقُرْآنِ مَا هُوَ شِفَاء وَرَحْمَةٌ لِّلْمُؤْمِنِينَ وَلاَ يَزِيدُ الظَّالِمِينَ إَلاَّ خَسَارًا
﴿٨٢﴾
17/Al-Isra-82: Wanunazzilu mina alqur-ani ma huwa shifaon warahmatun lilmu/mineena wala yazeedu alththalimeena illa khasaran
En Wij zonden (dat) van de Koran neer wat genezing en Barmhartigheid voor de gelovigen is. En het vermeerdert voor de onrechtvaardigen slechts verlies. (82)
وَإِذَآ أَنْعَمْنَا عَلَى الإِنسَانِ أَعْرَضَ وَنَأَى بِجَانِبِهِ وَإِذَا مَسَّهُ الشَّرُّ كَانَ يَؤُوسًا
﴿٨٣﴾
17/Al-Isra-83: Wa-itha anAAamna AAala al-insani aAArada wanaa bijanibihi wa-itha massahu alshsharru kana yaoosan
En wanneer Wij de mens begunstigen wendt hij zich af en keert zijn zijde toe, maar als het kwaad hem treft wordt hij wanhopig. (83)
قُلْ كُلٌّ يَعْمَلُ عَلَى شَاكِلَتِهِ فَرَبُّكُمْ أَعْلَمُ بِمَنْ هُوَ أَهْدَى سَبِيلاً
﴿٨٤﴾
17/Al-Isra-84: Qul kullun yaAAmalu AAala shakilatihi farabbukum aAAlamu biman huwa ahda sabeelan
Zeg: "Een ieder handelt naar zijn geaardheid en jullie Heer weet beter wie er beter op de Weg geleid is." (84)
وَيَسْأَلُونَكَ عَنِ الرُّوحِ قُلِ الرُّوحُ مِنْ أَمْرِ رَبِّي وَمَا أُوتِيتُم مِّن الْعِلْمِ إِلاَّ قَلِيلاً
﴿٨٥﴾
17/Al-Isra-85: Wayas-aloonaka AAani alrroohi quli alrroohu min amri rabbee wama ooteetum mina alAAilmi illa qaleelan
En zij vragen jou over de ziel, zeg: "De ziel behoort tot de zaken van mijn Heer. En de kennis erover wordt jullie niet gegeven, behalve een weinig." (85)
وَلَئِن شِئْنَا لَنَذْهَبَنَّ بِالَّذِي أَوْحَيْنَا إِلَيْكَ ثُمَّ لاَ تَجِدُ لَكَ بِهِ عَلَيْنَا وَكِيلاً
﴿٨٦﴾
17/Al-Isra-86: Wala-in shi/na lanathhabanna biallathee awhayna ilayka thumma la tajidu laka bihi AAalayna wakeelan
En indien Wij het gewild hadden, dan zouden Wij zeker dat kunnen laten verdwijnen wat Wij aan jou geopenbaard hebben, en dan zou jij niemand kunnen vinden die er bi Ons een beschermer tegen is. (86)
إِلاَّ رَحْمَةً مِّن رَّبِّكَ إِنَّ فَضْلَهُ كَانَ عَلَيْكَ كَبِيرًا
﴿٨٧﴾
17/Al-Isra-87: Illa rahmatan min rabbika inna fadlahu kana AAalayka kabeeran
Behalve als Barmhartigheid van jouw Heer, voorwaar: Zijn gunst voor jou is groot. Zeg (O Moehammad): "Als de mensen en de Djinn's zich zouden verzamelen om het gelijke van deze Koran te maken; dan kunnen zij niet het daaraan gelijke komen, zelfs al zouden zij elkur hulp zijn." (87)
قُل لَّئِنِ اجْتَمَعَتِ الإِنسُ وَالْجِنُّ عَلَى أَن يَأْتُواْ بِمِثْلِ هَذَا الْقُرْآنِ لاَ يَأْتُونَ بِمِثْلِهِ وَلَوْ كَانَ بَعْضُهُمْ لِبَعْضٍ ظَهِيرًا
﴿٨٨﴾
17/Al-Isra-88: Qul la-ini ijtamaAAati al-insu waaljinnu AAala an ya/too bimithli hatha alqur-ani la ya/toona bimithlihi walaw kana baAAduhum libaAAdin thaheeran
Zeg (O Moehammad): "Als de mensen en de Djinn's zich zouden verzamelen om het gelijke van deze Koran te maken; dan kunnen zij niet het daaraan gelijke komen, zelfs al zouden zij elkur hulp zijn." (88)
وَلَقَدْ صَرَّفْنَا لِلنَّاسِ فِي هَذَا الْقُرْآنِ مِن كُلِّ مَثَلٍ فَأَبَى أَكْثَرُ النَّاسِ إِلاَّ كُفُورًا
﴿٨٩﴾
17/Al-Isra-89: Walaqad sarrafna lilnnasi fee hatha alqur-ani min kulli mathalin faaba aktharu alnnasi illa kufooran
En voorzeker, Wij hebben voor de mensen in deze Koran alle (soorten) vergelijkingen uitgelegd, maar de meeste mensen weigeren het, behalve in ondankbaarheid. (89)
وَقَالُواْ لَن نُّؤْمِنَ لَكَ حَتَّى تَفْجُرَ لَنَا مِنَ الأَرْضِ يَنبُوعًا
﴿٩٠﴾
17/Al-Isra-90: Waqaloo lan nu/mina laka hatta tafjura lana mina al-ardi yanbooAAan
En zij zeiden (tegen Moehammad): "Wij zullen jou nooit geloven, totdat jij voor ons een bron uit de aarde doet opwellen. (90)
أَوْ تَكُونَ لَكَ جَنَّةٌ مِّن نَّخِيلٍ وَعِنَبٍ فَتُفَجِّرَ الأَنْهَارَ خِلالَهَا تَفْجِيرًا
﴿٩١﴾
17/Al-Isra-91: Aw takoona laka jannatun min nakheelin waAAinabin fatufajjira al-anhara khilalaha tafjeeran
Of jij een tuin met dadelpalmen en druivenstruiken hebt, en dan overvloedige rivieren uit hun midden doet ontspringen. (91)
أَوْ تُسْقِطَ السَّمَاء كَمَا زَعَمْتَ عَلَيْنَا كِسَفًا أَوْ تَأْتِيَ بِاللّهِ وَالْمَلآئِكَةِ قَبِيلاً
﴿٩٢﴾
17/Al-Isra-92: Aw tusqita alssamaa kama zaAAamta AAalayna kisafan aw ta/tiya biAllahi waalmala-ikati qabeelan
Of jij de hemel in stukken op ons neer doet vallen, zoals jij ons beweert, of jij Allah en de Engelen vóór ons brengt. (92)
أَوْ يَكُونَ لَكَ بَيْتٌ مِّن زُخْرُفٍ أَوْ تَرْقَى فِي السَّمَاء وَلَن نُّؤْمِنَ لِرُقِيِّكَ حَتَّى تُنَزِّلَ عَلَيْنَا كِتَابًا نَّقْرَؤُهُ قُلْ سُبْحَانَ رَبِّي هَلْ كُنتُ إَلاَّ بَشَرًا رَّسُولاً
﴿٩٣﴾
17/Al-Isra-93: Aw yakoona laka baytun min zukhrufin aw tarqa fee alssama-i walan nu/mina liruqiyyika hatta tunazzila AAalayna kitaban naqraohu qul subhana rabbee hal kuntu illa basharan rasoolan
Of jij een huis van goud hebt, of naar de hemel opstijgt, en wij zullen jouw opstijging nooit geloven, totdat jij een boek ma ons neerzendt, dat wij kunnen lezen." Zeg (O Moehammad): "Heilig is mijn Heer, ik ben niets anders dan een menselijke Boodschapper." (93)
وَمَا مَنَعَ النَّاسَ أَن يُؤْمِنُواْ إِذْ جَاءهُمُ الْهُدَى إِلاَّ أَن قَالُواْ أَبَعَثَ اللّهُ بَشَرًا رَّسُولاً
﴿٩٤﴾
17/Al-Isra-94: Wama manaAAa alnnasa an yu/minoo ith jaahumu alhuda illa an qaloo abaAAatha Allahu basharan rasoolan
En er was niets dat de mensen verhinderde te geloven tm de Leiding tot hen kwam, behalve dat zij zeiden: "Heeft Allah een menselijke Boodschapper neergezonden?" (94)
قُل لَّوْ كَانَ فِي الأَرْضِ مَلآئِكَةٌ يَمْشُونَ مُطْمَئِنِّينَ لَنَزَّلْنَا عَلَيْهِم مِّنَ السَّمَاء مَلَكًا رَّسُولاً
﴿٩٥﴾
17/Al-Isra-95: Qul law kana fee al-ardi mala-ikatun yamshoona mutma-inneena lanazzalna AAalayhim mina alssama-i malakan rasoolan
Zeg: "Wanneer er op de aarde Engelen waren die rustig rondliepen, dan zouden Wij een Engel tot hen als Boodschapper neergezonden hebben." (95)
قُلْ كَفَى بِاللّهِ شَهِيدًا بَيْنِي وَبَيْنَكُمْ إِنَّهُ كَانَ بِعِبَادِهِ خَبِيرًا بَصِيرًا
﴿٩٦﴾
17/Al-Isra-96: Qul kafa biAllahi shaheedan baynee wabaynakum innahu kana biAAibadihi khabeeran baseeran
Zeg: "Allah is voldoende als Getuige tussen mij en jullie, en voorwaar Hij is Alwetend, Alziend over Zijn dienaren." (96)
وَمَن يَهْدِ اللّهُ فَهُوَ الْمُهْتَدِ وَمَن يُضْلِلْ فَلَن تَجِدَ لَهُمْ أَوْلِيَاء مِن دُونِهِ وَنَحْشُرُهُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ عَلَى وُجُوهِهِمْ عُمْيًا وَبُكْمًا وَصُمًّا مَّأْوَاهُمْ جَهَنَّمُ كُلَّمَا خَبَتْ زِدْنَاهُمْ سَعِيرًا
﴿٩٧﴾
17/Al-Isra-97: Waman yahdi Allahu fahuwa almuhtadi waman yudlil falan tajida lahum awliyaa min doonihi wanahshuruhum yawma alqiyamati AAala wujoohihim AAumyan wabukman wasumman ma/wahum jahannamu kullama khabat zidnahum saAAeeran
En wie door Allah geleid wordt, hij is de welgeleide; maar wie (door Hem) tot dwaling gebracht is, voor hem zal jij nooit een beschermer naast Hem vinden. En Wij zullen hen op de Dag der Opstanding op hun gezichten verzamelen: blind en stom en doof Hun verblijfplaats is de Hel. Iedere keer dat hij dooft vermeerderen Wij voor ben het laaiend vuur. (97)
ذَلِكَ جَزَآؤُهُم بِأَنَّهُمْ كَفَرُواْ بِآيَاتِنَا وَقَالُواْ أَئِذَا كُنَّا عِظَامًا وَرُفَاتًا أَإِنَّا لَمَبْعُوثُونَ خَلْقًا جَدِيدًا
﴿٩٨﴾
17/Al-Isra-98: Thalika jazaohum bi-annahum kafaroo bi-ayatina waqaloo a-itha kunna AAithaman warufatan a-inna lamabAAoothoona khalqan jadeedan
Dat is hun beloning, omdat zij Onze Tekenen verwierpen, en zij zeiden: "Wanneer Wij beenderen en stof geworden zijn, zullen wij dan zeker tot een nieuwe schepping opgewekt worden?" (98)
أَوَلَمْ يَرَوْاْ أَنَّ اللّهَ الَّذِي خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضَ قَادِرٌ عَلَى أَن يَخْلُقَ مِثْلَهُمْ وَجَعَلَ لَهُمْ أَجَلاً لاَّ رَيْبَ فِيهِ فَأَبَى الظَّالِمُونَ إَلاَّ كُفُورًا
﴿٩٩﴾
17/Al-Isra-99: Awa lam yaraw anna Allaha allathee khalaqa alssamawati waal-arda qadirun AAala an yakhluqa mithlahum wajaAAala lahum ajalan la rayba feehi faaba alththalimoona illa kufooran
Zien zij niet in dat Allah, Degene Die de hemelen en de aarde schiep, bij machte is het daarmee vergelijkbare te scheppen? En dat Hij een tijdstip heeft vastgesteld voor hen, zonder dat daarover twijfel bestaat? Maar de onrechtvaardigen weigeren het, behalve in ongeloof. (99)
قُل لَّوْ أَنتُمْ تَمْلِكُونَ خَزَآئِنَ رَحْمَةِ رَبِّي إِذًا لَّأَمْسَكْتُمْ خَشْيَةَ الإِنفَاقِ وَكَانَ الإنسَانُ قَتُورًا
﴿١٠٠﴾
17/Al-Isra-100: Qul law antum tamlikoona khaza-ina rahmati rabbee ithan laamsaktum khashyata al-infaqi wakana al-insanu qatooran
Zeg: "Als jullie de schatten van Barmhartigheid van mijn Heer bezaten, dan zouden jullie hen vasthouden uit vrees voor de uitgave (ervan)." En de mens is gierig! (100)
وَلَقَدْ آتَيْنَا مُوسَى تِسْعَ آيَاتٍ بَيِّنَاتٍ فَاسْأَلْ بَنِي إِسْرَائِيلَ إِذْ جَاءهُمْ فَقَالَ لَهُ فِرْعَونُ إِنِّي لَأَظُنُّكَ يَا مُوسَى مَسْحُورًا
﴿١٠١﴾
17/Al-Isra-101: Walaqad atayna moosa tisAAa ayatin bayyinatin fais-al banee isra-eela ith jaahum faqala lahu firAAawnu innee laathunnuka ya moosa mashooran
En voorzeker, Wij hebben Môesa negen duidelijke Tekenen gegeven, en vraag de kinderen van Israël (O Moehammad) toen hij (Môesa) tot hen kwam, en Fir'aun tot hen zei: "Voorwaar, ik verondemel zeker dat jij, O Môesa, betoverd bent!" (101)
قَالَ لَقَدْ عَلِمْتَ مَا أَنزَلَ هَؤُلاء إِلاَّ رَبُّ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ بَصَآئِرَ وَإِنِّي لَأَظُنُّكَ يَا فِرْعَونُ مَثْبُورًا
﴿١٠٢﴾
17/Al-Isra-102: Qala laqad AAalimta ma anzala haola-i illa rabbu alssamawati waal-ardi basa-ira wa-innee laathunnuka ya firAAawnu mathbooran
Hij (Môesa) zei: "Jij weet dan niemand anders die (Tekenen) heeft neergezonden dan de Heer van de hemelen en de aarde, als een duidelijk bewijs. Voorwaar, ik veronderstel dat jij, O Fir'aun, ten onder gaat." (102)
فَأَرَادَ أَن يَسْتَفِزَّهُم مِّنَ الأَرْضِ فَأَغْرَقْنَاهُ وَمَن مَّعَهُ جَمِيعًا
﴿١٠٣﴾
17/Al-Isra-103: Faarada an yastafizzahum mina al-ardi faaghraqnahu waman maAAahu jameeAAan
Vervolgens wenste bij (Fir'aun) ben uit het land te verdrijven, dus verdronken Wij hem en degenen die met hem waren allemaal. (103)
وَقُلْنَا مِن بَعْدِهِ لِبَنِي إِسْرَائِيلَ اسْكُنُواْ الأَرْضَ فَإِذَا جَاء وَعْدُ الآخِرَةِ جِئْنَا بِكُمْ لَفِيفًا
﴿١٠٤﴾
17/Al-Isra-104: Waqulna min baAAdihi libanee isra-eela oskunoo al-arda fa-itha jaa waAAdu al-akhirati ji/na bikum lafeefan
En Wij zeiden na hem (Fir'aun) tot de Kinderen van Israël: "Woont in het land, wanneer dan de laatste aanzegging (de Dag der Opstanding) komt zullen Wij jullie gemengd bijeenbrengen." (104)
وَبِالْحَقِّ أَنزَلْنَاهُ وَبِالْحَقِّ نَزَلَ وَمَا أَرْسَلْنَاكَ إِلاَّ مُبَشِّرًا وَنَذِيرًا
﴿١٠٥﴾
17/Al-Isra-105: Wabialhaqqi anzalnahu wabialhaqqi nazala wama arsalnaka illa mubashshiran wanatheeran
En met de Waarheid hebben Wij hem (de Koran) neergezonden en met de Waarheid is hij neergedaald. En Wij hebben jou niets anders dan als een verkondiger van goede tijdingen en als een waarschuwer gezonden. (105)
وَقُرْآناً فَرَقْنَاهُ لِتَقْرَأَهُ عَلَى النَّاسِ عَلَى مُكْثٍ وَنَزَّلْنَاهُ تَنزِيلاً
﴿١٠٦﴾
17/Al-Isra-106: Waqur-anan faraqnahu litaqraahu AAala alnnasi AAala mukthin wanazzalnahu tanzeelan
En (de openbaring van) de Koran hebben Wij in gedeelten verdeeld, om hem aan de mensen met tussenpozen voor te dragen en Wij hebben hem els een neerzending neergezonden. (106)
قُلْ آمِنُواْ بِهِ أَوْ لاَ تُؤْمِنُواْ إِنَّ الَّذِينَ أُوتُواْ الْعِلْمَ مِن قَبْلِهِ إِذَا يُتْلَى عَلَيْهِمْ يَخِرُّونَ لِلأَذْقَانِ سُجَّدًا
﴿١٠٧﴾
17/Al-Isra-107: Qul aminoo bihi aw la tu/minoo inna allatheena ootoo alAAilma min qablihi itha yutla AAalayhim yakhirroona lil-athqani sujjadan
Zeg (O Moehammad): "Gelooft er in of gelooft niet." Voorwaar, degenen aan wie ervóór de kennis gegeven was, vallen op hun gezichten neer, zich neerknielend, wanneer hij hun voorgedragen wordt. (107)
وَيَقُولُونَ سُبْحَانَ رَبِّنَا إِن كَانَ وَعْدُ رَبِّنَا لَمَفْعُولاً
﴿١٠٨﴾
17/Al-Isra-108: Wayaqooloona subhana rabbina in kana waAAdu rabbina lamafAAoolan
En zij zeggen: "Heilig is onze Heer, de belofte van onze Heer is zeker vervuld." (108)
وَيَخِرُّونَ لِلأَذْقَانِ يَبْكُونَ وَيَزِيدُهُمْ خُشُوعًا*
﴿١٠٩﴾
17/Al-Isra-109: Wayakhirroona lil-athqani yabkoona wayazeeduhum khushooAAan
En zij vallen op hun gezichten neer, terwijl zij huilen, en het vermeerdert hun vrees (voor Allah)." (109)
قُلِ ادْعُواْ اللّهَ أَوِ ادْعُواْ الرَّحْمَنَ أَيًّا مَّا تَدْعُواْ فَلَهُ الأَسْمَاء الْحُسْنَى وَلاَ تَجْهَرْ بِصَلاَتِكَ وَلاَ تُخَافِتْ بِهَا وَابْتَغِ بَيْنَ ذَلِكَ سَبِيلاً
﴿١١٠﴾
17/Al-Isra-110: Quli odAAoo Allaha awi odAAoo alrrahmana ayyan ma tadAAoo falahu al-asmao alhusna wala tajhar bisalatika wala tukhafit biha waibtaghi bayna thalika sabeelan
Zeg: "Roept Allah aan of roept de Barmhartige aan. Waarbij jullie Hem ook aanroepen: aan Hem behoren de Schone Namen. Fn verricht je shalât niet met luide stem, en spreekt er niet zacht bij, maar zoekt een weg daartussen." (110)
وَقُلِ الْحَمْدُ لِلّهِ الَّذِي لَمْ يَتَّخِذْ وَلَدًا وَلَم يَكُن لَّهُ شَرِيكٌ فِي الْمُلْكِ وَلَمْ يَكُن لَّهُ وَلِيٌّ مِّنَ الذُّلَّ وَكَبِّرْهُ تَكْبِيرًا
﴿١١١﴾
17/Al-Isra-111: Waquli alhamdu lillahi allathee lam yattakhith waladan walam yakun lahu shareekun fee almulki walam yakun lahu waliyyun mina alththulli wakabbirhu takbeeran
En zeg: "Alle lof zij Allah. Degene die Zich geen kind neemt en Die voor Zich geen deelgenoot in het Koninkrijk heeft en Hij is niet vemederd, daarom heeft Hij geen helper (nodig). En verheerlijk Hem met een grote verkeerlijking." (111)