Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٣ / صفحة ٤٤٧

As-Saffat 25-51, Koran - Djuz' 23 - Pagina 447

Djuz'-23, Pagina-447 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-23, Pagina-447 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-23, Pagina-447 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
مَا لَكُمْ لَا تَنَاصَرُونَ ﴿٢٥﴾
37/As-Saffat-25: Ma lakum la tanasaroona
(Er zal aan hen gevraagd worden:) "Wat is er met jullie, waarom helpen jullie elkaar niet?" (25)
بَلْ هُمُ الْيَوْمَ مُسْتَسْلِمُونَ ﴿٢٦﴾
37/As-Saffat-26: Bal humu alyawma mustaslimoona
Op die Dag zullen zij zich zelfs overgeven. (26)
وَأَقْبَلَ بَعْضُهُمْ عَلَى بَعْضٍ يَتَسَاءلُونَ ﴿٢٧﴾
37/As-Saffat-27: Waaqbala baAAduhum AAala baAAdin yatasaaloona
En zij zullen zich tot elkaar wenden en elkaar ondervragen. (27)
قَالُوا إِنَّكُمْ كُنتُمْ تَأْتُونَنَا عَنِ الْيَمِينِ ﴿٢٨﴾
37/As-Saffat-28: Qaloo innakum kuntum ta/toonana AAani alyameeni
Zij (de volgelingen) zullen zeggen: "Voorwaar, jullie zijn van de rechterkant tot ons gekomen." (28)
قَالُوا بَل لَّمْ تَكُونُوا مُؤْمِنِينَ ﴿٢٩﴾
37/As-Saffat-29: Qaloo bal lam takoonoo mu/mineena
Zij (de leiders) zullen antwoorden: "Jullie was waren zelfs geen gelovigen. (29)
وَمَا كَانَ لَنَا عَلَيْكُم مِّن سُلْطَانٍ بَلْ كُنتُمْ قَوْمًا طَاغِينَ ﴿٣٠﴾
37/As-Saffat-30: Wama kana lana AAalaykum min sultanin bal kuntum qawman tagheena
Ea wij hadden geen macht over jullie. Jullie waren zelfs een overtredend volk. (30)
فَحَقَّ عَلَيْنَا قَوْلُ رَبِّنَا إِنَّا لَذَائِقُونَ ﴿٣١﴾
37/As-Saffat-31: Fahaqqa AAalayna qawlu rabbina inna latha-iqoona
Het Woord (van bestraffing) tot ons van Onze Heer zal daarom bewaarheid worden. Voorwaar, wij zullen het zeker proeven. (31)
فَأَغْوَيْنَاكُمْ إِنَّا كُنَّا غَاوِينَ ﴿٣٢﴾
37/As-Saffat-32: Faaghwaynakum inna kunna ghaweena
Wij misleidden jullie toen: voorwaar, wij waren misleiders." (32)
فَإِنَّهُمْ يَوْمَئِذٍ فِي الْعَذَابِ مُشْتَرِكُونَ ﴿٣٣﴾
37/As-Saffat-33: Fa-innahum yawma-ithin fee alAAathabi mushtarikoona
Voorwaar, zij zullen dan op die Dag in de bestraffing bijelkaar zijn. (33)
إِنَّا كَذَلِكَ نَفْعَلُ بِالْمُجْرِمِينَ ﴿٣٤﴾
37/As-Saffat-34: Inna kathalika nafAAalu bialmujrimeena
Voorwaar, zo behandelen Wij de misdadigers. (34)
إِنَّهُمْ كَانُوا إِذَا قِيلَ لَهُمْ لَا إِلَهَ إِلَّا اللَّهُ يَسْتَكْبِرُونَ ﴿٣٥﴾
37/As-Saffat-35: Innahum kanoo itha qeela lahum la ilaha illa Allahu yastakbiroona
Voorwaar, toen er tot hen gezegd werd: "Er is geen god dan Allah," toen waren zij hoogmoedig. (35)
وَيَقُولُونَ أَئِنَّا لَتَارِكُوا آلِهَتِنَا لِشَاعِرٍ مَّجْنُونٍ ﴿٣٦﴾
37/As-Saffat-36: Wayaqooloona a-inna latarikoo alihatina lishaAAirin majnoonin
En zij zeggen: "Zullen wij dan onze goden achterlaten vanwege een bezeten dichter?" (36)
بَلْ جَاء بِالْحَقِّ وَصَدَّقَ الْمُرْسَلِينَ ﴿٣٧﴾
37/As-Saffat-37: Bal jaa bialhaqqi wasaddaqa almursaleena
Nee! Hij (Moehammad) is met de Waarheid gekomen en hij heeft de Gezondenen (de Profeten vóór hem) bevestigd. (37)
إِنَّكُمْ لَذَائِقُو الْعَذَابِ الْأَلِيمِ ﴿٣٨﴾
37/As-Saffat-38: Innakum latha-iqoo alAAathabi al-aleemi
Voorwaar, jullie proeven zeker de pijnlijke bestraffing. (38)
وَمَا تُجْزَوْنَ إِلَّا مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٣٩﴾
37/As-Saffat-39: Wama tujzawna illa ma kuntum taAAmaloona
En jullie worden slechts vergolden voor wat jullie hebben gedaan. (39)
إِلَّا عِبَادَ اللَّهِ الْمُخْلَصِينَ ﴿٤٠﴾
37/As-Saffat-40: Illa AAibada Allahi almukhlaseena
Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn. (40)
أُوْلَئِكَ لَهُمْ رِزْقٌ مَّعْلُومٌ ﴿٤١﴾
37/As-Saffat-41: Ola-ika lahum rizqun maAAloomun
Zij zijn degenen voor wie er een bekende voorziening is (het Paradijs). (41)
فَوَاكِهُ وَهُم مُّكْرَمُونَ ﴿٤٢﴾
37/As-Saffat-42: Fawakihu wahum mukramoona
Vruchten. En zij zijn de geëerden. (42)
فِي جَنَّاتِ النَّعِيمِ ﴿٤٣﴾
37/As-Saffat-43: Fee jannati alnnaAAeemi
In Tuinen van Gelukzaligheid (het Paradijs). (43)
عَلَى سُرُرٍ مُّتَقَابِلِينَ ﴿٤٤﴾
37/As-Saffat-44: AAala sururin mutaqabileena
Op rustbanken tegenover elkaar. (44)
يُطَافُ عَلَيْهِم بِكَأْسٍ مِن مَّعِينٍ ﴿٤٥﴾
37/As-Saffat-45: Yutafu AAalayhim bika/sin min maAAeenin
Onder hen wordt rondgegaan met een beker met Ma'in (van de bron van het Paradij). (45)
بَيْضَاء لَذَّةٍ لِّلشَّارِبِينَ ﴿٤٦﴾
37/As-Saffat-46: Baydaa laththatin lilshsharibeena
Helder wit, smakelijk voor de drinkers. (46)
لَا فِيهَا غَوْلٌ وَلَا هُمْ عَنْهَا يُنزَفُونَ ﴿٤٧﴾
37/As-Saffat-47: La feeha ghawlun wala hum AAanha yunzafoona
Deze (drank) kent geen beneveling en zij worden er niet dronken van. (47)
وَعِنْدَهُمْ قَاصِرَاتُ الطَّرْفِ عِينٌ ﴿٤٨﴾
37/As-Saffat-48: WaAAindahum qasiratu alttarfi AAeenun
En bij hen zijn schonen met ingetogen blikken, met mooie ogen. (48)
كَأَنَّهُنَّ بَيْضٌ مَّكْنُونٌ ﴿٤٩﴾
37/As-Saffat-49: Kaannahunna baydun maknoonun
Als waren zij welbewaarde eieren. (49)
فَأَقْبَلَ بَعْضُهُمْ عَلَى بَعْضٍ يَتَسَاءلُونَ ﴿٥٠﴾
37/As-Saffat-50: Faaqbala baAAduhum AAala baAAdin yatasaaloona
Zij wenden zich dan tot elkaar en stellen elkaar vragen. (50)
قَالَ قَائِلٌ مِّنْهُمْ إِنِّي كَانَ لِي قَرِينٌ ﴿٥١﴾
37/As-Saffat-51: Qala qa-ilun minhum innee kana lee qareenun
Een spreker onder hen zal zeggen: "Voorwaar, ik had een vriend. (51)