Nederlands [Veranderen]

Al-Qalam 1-52, Soera De Pen (68/Al-Qalam)

Soera Al-Qalam - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera Al-Qalam - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera Al-Qalam - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الـقـلـم

Soera Al-Qalam

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

ن وَالْقَلَمِ وَمَا يَسْطُرُونَ ﴿١﴾
68/Al-Qalam-1: Noon waalqalami wama yasturoona
Nôen. Bij de pen en wat zij schrijven. (1)
مَا أَنتَ بِنِعْمَةِ رَبِّكَ بِمَجْنُونٍ ﴿٢﴾
68/Al-Qalam-2: Ma anta biniAAmati rabbika bimajnoonin
Jij bent dankzij de gunst van jouw Heer geen bezetene. (2)
وَإِنَّ لَكَ لَأَجْرًا غَيْرَ مَمْنُونٍ ﴿٣﴾
68/Al-Qalam-3: Wa-inna laka laajran ghayra mamnoonin
En voorwaar, voor jou is er zeker een beloning zonder onderbreking. (3)
وَإِنَّكَ لَعَلى خُلُقٍ عَظِيمٍ ﴿٤﴾
68/Al-Qalam-4: Wa-innaka laAAala khuluqin AAatheemin
En voorwaar, jij beschikt over een hoogstaand karakter. (4)
فَسَتُبْصِرُ وَيُبْصِرُونَ ﴿٥﴾
68/Al-Qalam-5: Fasatubsiru wayubsiroona
Jullie zullen zien en zij zullen zien. (5)
بِأَييِّكُمُ الْمَفْتُونُ ﴿٦﴾
68/Al-Qalam-6: Bi-ayyikumu almaftoonu
Wie van jullie de (met bezetenheid) beproefde is. (6)
إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ بِمَن ضَلَّ عَن سَبِيلِهِ وَهُوَ أَعْلَمُ بِالْمُهْتَدِينَ ﴿٧﴾
68/Al-Qalam-7: Inna rabbaka huwa aAAlamu biman dalla AAan sabeelihi wahuwa aAAlamu bialmuhtadeena
Voorwaar, jouw Heer weet het beste wie van Zijn Weg is afgedwaald en Hij kent het beste de rechtgeleiden. (7)
فَلَا تُطِعِ الْمُكَذِّبِينَ ﴿٨﴾
68/Al-Qalam-8: Fala tutiAAi almukaththibeena
Gehoorzaam daarom de loochenaars niet. (8)
وَدُّوا لَوْ تُدْهِنُ فَيُدْهِنُونَ ﴿٩﴾
68/Al-Qalam-9: Waddoo law tudhinu fayudhinoona
Zij wensen dat jij toegeeflijk zal worden, dan zullen zij (ook) toegeeflijk worden. (9)
وَلَا تُطِعْ كُلَّ حَلَّافٍ مَّهِينٍ ﴿١٠﴾
68/Al-Qalam-10: Wala tutiAA kulla hallafin maheenin
En gehoorzaam geen enkele verachtelijke edenzweerder. (10)
هَمَّازٍ مَّشَّاء بِنَمِيمٍ ﴿١١﴾
68/Al-Qalam-11: Hammazin mashsha-in binameemin
Een lasteraar die rondloopt met roddelpraat. (11)
مَنَّاعٍ لِّلْخَيْرِ مُعْتَدٍ أَثِيمٍ ﴿١٢﴾
68/Al-Qalam-12: MannaAAin lilkhayri muAAtadin atheemin
Een tegenhouder van het goede, buitensporig, zondig. (12)
عُتُلٍّ بَعْدَ ذَلِكَ زَنِيمٍ ﴿١٣﴾
68/Al-Qalam-13: AAutullin baAAda thalika zaneemin
Die daarnaast ook nog een bruut is, en bastaard. (13)
أَن كَانَ ذَا مَالٍ وَبَنِينَ ﴿١٤﴾
68/Al-Qalam-14: An kana tha malin wabaneena
(Hij is ongelovig) omdat hij een bezitter van rijkdom en zonen is. (14)
إِذَا تُتْلَى عَلَيْهِ آيَاتُنَا قَالَ أَسَاطِيرُ الْأَوَّلِينَ ﴿١٥﴾
68/Al-Qalam-15: Itha tutla AAalayhi ayatuna qala asateeru al-awwaleena
Wanneer Onze Verzen aan hem voorgedragen worden, dan zegt hij: "Fabels van de vroegeren." (15)
سَنَسِمُهُ عَلَى الْخُرْطُومِ ﴿١٦﴾
68/Al-Qalam-16: Sanasimuhu AAala alkhurtoomi
Wij zullen hem brandmerken op zijn snuit. (16)
إِنَّا بَلَوْنَاهُمْ كَمَا بَلَوْنَا أَصْحَابَ الْجَنَّةِ إِذْ أَقْسَمُوا لَيَصْرِمُنَّهَا مُصْبِحِينَ ﴿١٧﴾
68/Al-Qalam-17: Inna balawnahum kama balawna as-haba aljannati ith aqsamoo layasrimunnaha musbiheena
Wij hebben hen beproefd zoals Wij de bezitters van de tuin hebben beproefd, toen zij zwoeren in de morgen van haar (vruchten) te zullen plukken. (17)
وَلَا يَسْتَثْنُونَ ﴿١٨﴾
68/Al-Qalam-18: Wala yastathnoona
Maar zij maakten geen voorbehoud. (18)
فَطَافَ عَلَيْهَا طَائِفٌ مِّن رَّبِّكَ وَهُمْ نَائِمُونَ ﴿١٩﴾
68/Al-Qalam-19: Fatafa AAalayha ta-ifun min rabbika wahum na-imoona
Toen ging er een bezoeking (storm) van jouw Heer in haar rond, terwijl zij sliepen. (19)
فَأَصْبَحَتْ كَالصَّرِيمِ ﴿٢٠﴾
68/Al-Qalam-20: Faasbahat kaalssareemi
Zij werd als een verschroeid stoppelveld. (20)
فَتَنَادَوا مُصْبِحِينَ ﴿٢١﴾
68/Al-Qalam-21: Fatanadaw musbiheena
Toen riepen zij tot elkaar in de ochtend. (21)
أَنِ اغْدُوا عَلَى حَرْثِكُمْ إِن كُنتُمْ صَارِمِينَ ﴿٢٢﴾
68/Al-Qalam-22: Ani ighdoo AAala harthikum in kuntum sarimeena
"Gaat deze ochtend naar jullie akkers, als jullie van plan zijn om te oogsten." (22)
فَانطَلَقُوا وَهُمْ يَتَخَافَتُونَ ﴿٢٣﴾
68/Al-Qalam-23: Faintalaqoo wahum yatakhafatoona
Zo vertrokken zij, terwijl zij naar elkaar fluisterden. (23)
أَن لَّا يَدْخُلَنَّهَا الْيَوْمَ عَلَيْكُم مِّسْكِينٌ ﴿٢٤﴾
68/Al-Qalam-24: An la yadkhulannaha alyawma AAalaykum miskeenun
(Zij zeiden:) "Laat er deze dag geen enkele arme bij jullie binnengaan." (24)
وَغَدَوْا عَلَى حَرْدٍ قَادِرِينَ ﴿٢٥﴾
68/Al-Qalam-25: Waghadaw AAala hardin qadireena
En zij vertrokken die ochtend, vastbesloten om (de armen) te weren. (25)
فَلَمَّا رَأَوْهَا قَالُوا إِنَّا لَضَالُّونَ ﴿٢٦﴾
68/Al-Qalam-26: Falamma raawha qaloo inna ladalloona
Maar toen zij haar (de tuin) zagen, zeiden zij: "Voorwaar, wij zijn zeker dwalenden. (26)
بَلْ نَحْنُ مَحْرُومُونَ ﴿٢٧﴾
68/Al-Qalam-27: Bal nahnu mahroomoona
Wij zijn zelfs beroofd." (27)
قَالَ أَوْسَطُهُمْ أَلَمْ أَقُل لَّكُمْ لَوْلَا تُسَبِّحُونَ ﴿٢٨﴾
68/Al-Qalam-28: Qala awsatuhum alam aqul lakum lawla tusabbihoona
De meest wijze onder hen zei: "Heb ik jullie niet gezegd dat jullie de Glorie (van Allah) hadden moeten prijzen!" (28)
قَالُوا سُبْحَانَ رَبِّنَا إِنَّا كُنَّا ظَالِمِينَ ﴿٢٩﴾
68/Al-Qalam-29: Qaloo subhana rabbina inna kunna thalimeena
Zij zeiden: "Heilig is onze Heer: voorwaar, wij waren onrechtvaardig." (29)
فَأَقْبَلَ بَعْضُهُمْ عَلَى بَعْضٍ يَتَلَاوَمُونَ ﴿٣٠﴾
68/Al-Qalam-30: Faaqbala baAAduhum AAala baAAdin yatalawamoona
Toen keerde de ene groep zich tegen de andere, elkaar verwijten makend. (30)
قَالُوا يَا وَيْلَنَا إِنَّا كُنَّا طَاغِينَ ﴿٣١﴾
68/Al-Qalam-31: Qaloo ya waylana inna kunna tagheena
Zij zeiden: "Wee ons! Voorwaar, wij waren buitensporig. (31)
عَسَى رَبُّنَا أَن يُبْدِلَنَا خَيْرًا مِّنْهَا إِنَّا إِلَى رَبِّنَا رَاغِبُونَ ﴿٣٢﴾
68/Al-Qalam-32: AAasa rabbuna an yubdilana khayran minha inna ila rabbina raghiboona
Hopelijk zal onze Heer ons een betere (tuin) in de plaats van deze geven: voorwaar, wij hopen vurig (op vergeving) van onze Heer." (32)
كَذَلِكَ الْعَذَابُ وَلَعَذَابُ الْآخِرَةِ أَكْبَرُ لَوْ كَانُوا يَعْلَمُونَ ﴿٣٣﴾
68/Al-Qalam-33: Kathalika alAAathabu walaAAathabu al-akhirati akbaru law kanoo yaAAlamoona
Zo was de bestraffing. En de bestraffing in het Hiernamaals is zeker groter, als zij het zouden weten! (33)
إِنَّ لِلْمُتَّقِينَ عِندَ رَبِّهِمْ جَنَّاتِ النَّعِيمِ ﴿٣٤﴾
68/Al-Qalam-34: Inna lilmuttaqeena AAinda rabbihim jannati alnnaAAeemi
Voorwaar, voor de Moettaqôen zijn er bij hun Heer Tuinen van gelukzaligheid (het Paradijs). (34)
أَفَنَجْعَلُ الْمُسْلِمِينَ كَالْمُجْرِمِينَ ﴿٣٥﴾
68/Al-Qalam-35: AfanajAAalu almuslimeena kaalmujrimeena
Zullen Wij hen die zich aan Allah hebben overgegeven net zo behandelen als de misdadigers? (35)
مَا لَكُمْ كَيْفَ تَحْكُمُونَ ﴿٣٦﴾
68/Al-Qalam-36: Ma lakum kayfa tahkumoona
Wat is er met jullie? Hoe oordelen jullie? (36)
أَمْ لَكُمْ كِتَابٌ فِيهِ تَدْرُسُونَ ﴿٣٧﴾
68/Al-Qalam-37: Am lakum kitabun feehi tadrusoona
Of hebben jullie een Schrift waar jullie in kunnen studeren? (37)
إِنَّ لَكُمْ فِيهِ لَمَا يَتَخَيَّرُونَ ﴿٣٨﴾
68/Al-Qalam-38: Inna lakum feehi lama takhayyaroona
Waar waarlijk voor jullie in is wat jullie kiezen? (38)
أَمْ لَكُمْ أَيْمَانٌ عَلَيْنَا بَالِغَةٌ إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ إِنَّ لَكُمْ لَمَا تَحْكُمُونَ ﴿٣٩﴾
68/Al-Qalam-39: Am lakum aymanun AAalayna balighatun ila yawmi alqiyamati inna lakum lama tahkumoona
Of hebben jullie een verdrag met Ons dat tot aan de Dag der Opstanding geldt, dat er waarlijk voor jullie is wat jullie oordelen? (39)
سَلْهُم أَيُّهُم بِذَلِكَ زَعِيمٌ ﴿٤٠﴾
68/Al-Qalam-40: Salhum ayyuhum bithalika zaAAeemun
Vraag hun wie van hen daarvoor verantwoordelijk is. (40)
أَمْ لَهُمْ شُرَكَاء فَلْيَأْتُوا بِشُرَكَائِهِمْ إِن كَانُوا صَادِقِينَ ﴿٤١﴾
68/Al-Qalam-41: Am lahum shurakao falya/too bishuraka-ihim in kanoo sadiqeena
Of beschikken zij over deelgenoten? Laat zij dan komen met kun deelgenoten, als zij waarachtig zijn. (41)
يَوْمَ يُكْشَفُ عَن سَاقٍ وَيُدْعَوْنَ إِلَى السُّجُودِ فَلَا يَسْتَطِيعُونَ ﴿٤٢﴾
68/Al-Qalam-42: Yawma yukshafu AAan saqin wayudAAawna ila alssujoodi fala yastateeAAoona
(Gedenkt) de Dag waarop de onderbenen ontbloot zullen worden en zij opgeroepen worden om neer te knielen, terwijl zij daartoe niet in staat zijn. (42)
خَاشِعَةً أَبْصَارُهُمْ تَرْهَقُهُمْ ذِلَّةٌ وَقَدْ كَانُوا يُدْعَوْنَ إِلَى السُّجُودِ وَهُمْ سَالِمُونَ ﴿٤٣﴾
68/Al-Qalam-43: KhashiAAatan absaruhum tarhaquhum thillatun waqad kanoo yudAAawna ila alssujoodi wahum salimoona
Hun ogen zullen angstig teneergeslagen zijn, vernedering zal hen bedekken. En waarlijk, zij werden opgeroepen om zich neer te knielen, terwijl zij (nog) gezond waren. (43)
فَذَرْنِي وَمَن يُكَذِّبُ بِهَذَا الْحَدِيثِ سَنَسْتَدْرِجُهُم مِّنْ حَيْثُ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٤٤﴾
68/Al-Qalam-44: Fatharnee waman yukaththibu bihatha alhadeethi sanastadrijuhum min haythu la yaAAlamoona
Laat daarom degene die deze Boodschap loochent aan Mij over. Wij zullen hen langzaam maar zeker vernietigen, op een manier dat zij het niet merken. (44)
وَأُمْلِي لَهُمْ إِنَّ كَيْدِي مَتِينٌ ﴿٤٥﴾
68/Al-Qalam-45: Waomlee lahum inna kaydee mateenun
En ik zal kun uitstel geven. Voorwaar, Mijn plan is sterk. (45)
أَمْ تَسْأَلُهُمْ أَجْرًا فَهُم مِّن مَّغْرَمٍ مُّثْقَلُونَ ﴿٤٦﴾
68/Al-Qalam-46: Am tas-aluhum ajran fahum min maghramin muthqaloona
Of vraag jij van hen een beloning, zodat zij met een schuld worden belast? (46)
أَمْ عِندَهُمُ الْغَيْبُ فَهُمْ يَكْتُبُونَ ﴿٤٧﴾
68/Al-Qalam-47: Am AAindahumu alghaybu fahum yaktuboona
Of is bij hen (kennis) van het onwaarneembare, zodat zij het kunnen opschrijven? (47)
فَاصْبِرْ لِحُكْمِ رَبِّكَ وَلَا تَكُن كَصَاحِبِ الْحُوتِ إِذْ نَادَى وَهُوَ مَكْظُومٌ ﴿٤٨﴾
68/Al-Qalam-48: Faisbir lihukmi rabbika wala takun kasahibi alhooti ith nada wahuwa makthoomun
Wees daarom geduldig tot het Oordeel van jouw Heer komt, en wees niet als de Profeet Yôenoes, toen hij (tot Allah) riep terwijl hij verbolgen was. (48)
لَوْلَا أَن تَدَارَكَهُ نِعْمَةٌ مِّن رَّبِّهِ لَنُبِذَ بِالْعَرَاء وَهُوَ مَذْمُومٌ ﴿٤٩﴾
68/Al-Qalam-49: Lawla an tadarakahu niAAmatun min rabbihi lanubitha bialAAara-i wahuwa mathmoomun
Als hem van zijn Heer geen genade bereikt had, dan was hij zeker op een kwade plaats neer gesmeten, met verwijten beladen. (49)
فَاجْتَبَاهُ رَبُّهُ فَجَعَلَهُ مِنَ الصَّالِحِينَ ﴿٥٠﴾
68/Al-Qalam-50: Faijtabahu rabbuhu fajaAAalahu mina alssaliheena
Daarna verkoos zijn Heer hem en maakte Hij hem tot één van de rechtschapenen. (50)
وَإِن يَكَادُ الَّذِينَ كَفَرُوا لَيُزْلِقُونَكَ بِأَبْصَارِهِمْ لَمَّا سَمِعُوا الذِّكْرَ وَيَقُولُونَ إِنَّهُ لَمَجْنُونٌ ﴿٥١﴾
68/Al-Qalam-51: Wa-in yakadu allatheena kafaroo layuzliqoonaka bi-absarihim lamma samiAAoo alththikra wayaqooloona innahu lamajnoonun
En bijna zouden degenen die niet geloven jou omwerpen met hun blikken, wanneer zij de Vermaning horen. En zij zeggen: "Voorwaar, hij is zeker bezeten." (51)
وَمَا هُوَ إِلَّا ذِكْرٌ لِّلْعَالَمِينَ ﴿٥٢﴾
68/Al-Qalam-52: Wama huwa illa thikrun lilAAalameena
Terwijl hij (de Koran) niets anders is dan een Vermaning voor de werelden. (52)