Nederlands [Veranderen]

Al-'Imran 1-200, Soera Imrans Mensen (3/Al-'Imran)

Soera Al-'Imran - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera Al-'Imran - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera Al-'Imran - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة آل عمران

Soera Al-'Imran

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

الم ﴿١﴾
3/Al-'Imran-1: Alif-lam-meem
Alif - Lâm - Mîm. (1)
اللّهُ لا إِلَهَ إِلاَّ هُوَ الْحَيُّ الْقَيُّومُ ﴿٢﴾
3/Al-'Imran-2: Allahu la ilaha illa huwa alhayyu alqayyoomu
Allah, er is geen god dan Hij, de Levende, de Eeuwig Bestaande. (2)
نَزَّلَ عَلَيْكَ الْكِتَابَ بِالْحَقِّ مُصَدِّقاً لِّمَا بَيْنَ يَدَيْهِ وَأَنزَلَ التَّوْرَاةَ وَالإِنجِيلَ ﴿٣﴾
3/Al-'Imran-3: Nazzala AAalayka alkitaba bialhaqqi musaddiqan lima bayna yadayhi waanzala alttawrata waal-injeela
Hij heeft aan jou het Boek met de Waarheid neergezonden, bevastigend wat daaraan voorafgegaan was, en Hij zond de Taurât en de Indjîl neer, (3)
مِن قَبْلُ هُدًى لِّلنَّاسِ وَأَنزَلَ الْفُرْقَانَ إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ بِآيَاتِ اللّهِ لَهُمْ عَذَابٌ شَدِيدٌ وَاللّهُ عَزِيزٌ ذُو انتِقَامٍ ﴿٤﴾
3/Al-'Imran-4: Min qablu hudan lilnnasi waanzala alfurqana inna allatheena kafaroo bi-ayati Allahi lahum AAathabun shadeedun waAllahu AAazeezun thoo intiqamin
Hiervoor, als Leiding voor de mensen, en Hij deed de Foerqân neerdalen. Voorwaar, degenen die niet in de Tekenen van Allah geloven, voor hen is er een strenge bestraffing. En Allah is Almachtig, Bezitter can de Vergelding. (4)
إِنَّ اللّهَ لاَ يَخْفَىَ عَلَيْهِ شَيْءٌ فِي الأَرْضِ وَلاَ فِي السَّمَاء ﴿٥﴾
3/Al-'Imran-5: Inna Allaha la yakhfa AAalayhi shay-on fee al-ardi wala fee alssama/-i
Voorwaar, voor Allah is niets verborgen op de aarde of in de hemel. (5)
هُوَ الَّذِي يُصَوِّرُكُمْ فِي الأَرْحَامِ كَيْفَ يَشَاء لاَ إِلَهَ إِلاَّ هُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ ﴿٦﴾
3/Al-'Imran-6: Huwa allathee yusawwirukum fee al-arhami kayfa yashao la ilaha illa huwa alAAazeezu alhakeemu
Hij is Degene Die die jullie in de baarmoeder vorm geeft, hoe Hij wil. Er is geen god dan Hij, de Almachtige, de Alwaijze. (6)
هُوَ الَّذِيَ أَنزَلَ عَلَيْكَ الْكِتَابَ مِنْهُ آيَاتٌ مُّحْكَمَاتٌ هُنَّ أُمُّ الْكِتَابِ وَأُخَرُ مُتَشَابِهَاتٌ فَأَمَّا الَّذِينَ في قُلُوبِهِمْ زَيْغٌ فَيَتَّبِعُونَ مَا تَشَابَهَ مِنْهُ ابْتِغَاء الْفِتْنَةِ وَابْتِغَاء تَأْوِيلِهِ وَمَا يَعْلَمُ تَأْوِيلَهُ إِلاَّ اللّهُ وَالرَّاسِخُونَ فِي الْعِلْمِ يَقُولُونَ آمَنَّا بِهِ كُلٌّ مِّنْ عِندِ رَبِّنَا وَمَا يَذَّكَّرُ إِلاَّ أُوْلُواْ الألْبَابِ ﴿٧﴾
3/Al-'Imran-7: Huwa allathee anzala AAalayka alkitaba minhu ayatun muhkamatun hunna ommu alkitabi waokharu mutashabihatun faamma allatheena fee quloobihim zayghun fayattabiAAoona ma tashabaha minhu ibtighaa alfitnati waibtighaa ta/weelihi wama yaAAlamu ta/weelahu illa A
Hij is Degene Die het boek aan jou heeft neergezonden, met daarin eenduidige Verzen, zij zijn de grondslag van het Boek, andere zijn voor meer uitleg vatbaar. Maar degenen die in hun harten een neiging (tot valsheid) hebben, misbruiken de (Verzen) met meerdere betekenissen om Fitnah te zaaien en de ware betekenis ervan te zoeken. En de uitleg ervan is bij niemand ervan bekend dan bij Allah. En degenen die stevig gegrondvest in kennis staan, zeggen: "Wij geloven er in, alles is van onze Heer," en zij laten zich niet vermanen, behalve de bezitters van verstand." (7)
رَبَّنَا لاَ تُزِغْ قُلُوبَنَا بَعْدَ إِذْ هَدَيْتَنَا وَهَبْ لَنَا مِن لَّدُنكَ رَحْمَةً إِنَّكَ أَنتَ الْوَهَّابُ ﴿٨﴾
3/Al-'Imran-8: Rabbana la tuzigh quloobana baAAda ith hadaytana wahab lana min ladunka rahmatan innaka anta alwahhabu
(Zij zeggen:) "Onze Heer, laat onze harten niet afwijken nadat U ons geleid heeft en schenk ons van Uw kant Barmhartigheid. Voorwaar. U bent de Schenker. (8)
رَبَّنَا إِنَّكَ جَامِعُ النَّاسِ لِيَوْمٍ لاَّ رَيْبَ فِيهِ إِنَّ اللّهَ لاَ يُخْلِفُ الْمِيعَادَ ﴿٩﴾
3/Al-'Imran-9: Rabbana innaka jamiAAu alnnasi liyawmin la rayba feehi inna Allaha la yukhlifu almeeAAada
Onze Heer, voorwaar, U bent Degene Die de mensen verzamelt op de Dag waaraan geen twijfel is." Voorwaar, Allah verbreekt de belofte niet. (9)
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ لَن تُغْنِيَ عَنْهُمْ أَمْوَالُهُمْ وَلاَ أَوْلاَدُهُم مِّنَ اللّهِ شَيْئًا وَأُولَئِكَ هُمْ وَقُودُ النَّارِ ﴿١٠﴾
3/Al-'Imran-10: Inna allatheena kafaroo lan tughniya AAanhum amwaluhum wala awladuhum mina Allahi shay-an waola-ika hum waqoodu alnnari
Voorwaar, degenen die ongelovig zijn: hun eigendommen, noch hun nakomelingen zullen hun baten tegen (de bestraffing) van Allah en zij zijn brandstof voor de Hel. (10)
كَدَأْبِ آلِ فِرْعَوْنَ وَالَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ كَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا فَأَخَذَهُمُ اللّهُ بِذُنُوبِهِمْ وَاللّهُ شَدِيدُ الْعِقَابِ ﴿١١﴾
3/Al-'Imran-11: Kada/bi ali firAAawna waallatheena min qablihim kaththaboo bi-ayatina faakhathahumu Allahu bithunoobihim waAllahu shadeedu alAAiqabi
Zoals dat het geval was met het familie van de Fir'aun en degenen vóór hen, zij loochenden Onze Tekenen en Allah strafte hen vanwege hun zonden. En Allah is streng in de Bestraffing. (11)
قُل لِّلَّذِينَ كَفَرُواْ سَتُغْلَبُونَ وَتُحْشَرُونَ إِلَى جَهَنَّمَ وَبِئْسَ الْمِهَادُ ﴿١٢﴾
3/Al-'Imran-12: Qul lillatheena kafaroo satughlaboona watuhsharoona ila jahannama wabi/sa almihadu
Zeg (O Moehammad tot degenen die ongelovig zijn: "Jullie zullen verslagen worden en in de Hel verzameld worden, en (dat is) de slechtste verblijfplaats." (12)
قَدْ كَانَ لَكُمْ آيَةٌ فِي فِئَتَيْنِ الْتَقَتَا فِئَةٌ تُقَاتِلُ فِي سَبِيلِ اللّهِ وَأُخْرَى كَافِرَةٌ يَرَوْنَهُم مِّثْلَيْهِمْ رَأْيَ الْعَيْنِ وَاللّهُ يُؤَيِّدُ بِنَصْرِهِ مَن يَشَاء إِنَّ فِي ذَلِكَ لَعِبْرَةً لَّأُوْلِي الأَبْصَارِ ﴿١٣﴾
3/Al-'Imran-13: Qad kana lakum ayatun fee fi-atayni iltaqata fi-atun tuqatilu fee sabeeli Allahi waokhra kafiratun yarawnahum mithlayhim ra/ya alAAayni waAllahu yu-ayyidu binasrihi man yashao inna fee thalika laAAibratan li-olee al-absari
Er is waarlijk reeds vóór jullie een Teken geweest in de twee groepen (legers) die elkaar entmoetten. Het ene vocht op de Weg van Allah, en het andere was een ongelovige (groep). Zij (de ongelovigen) zagen hen (de gelovigen) met hun ogen twee maal En Allah steunt met Zijn hulp wie Hij wil. Voorwaar, daarin is zeker een lering voor de bezitters van inzicht. (13)
زُيِّنَ لِلنَّاسِ حُبُّ الشَّهَوَاتِ مِنَ النِّسَاء وَالْبَنِينَ وَالْقَنَاطِيرِ الْمُقَنطَرَةِ مِنَ الذَّهَبِ وَالْفِضَّةِ وَالْخَيْلِ الْمُسَوَّمَةِ وَالأَنْعَامِ وَالْحَرْثِ ذَلِكَ مَتَاعُ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَاللّهُ عِندَهُ حُسْنُ الْمَآبِ ﴿١٤﴾
3/Al-'Imran-14: Zuyyina lilnnasi hubbu alshshahawati mina alnnisa-i waalbaneena waalqanateeri almuqantarati mina alththahabi waalfiddati waalkhayli almusawwamati waal-anAAami waalharthi thalika mataAAu alhayati alddunya waAllahu AAindahu husnu almaabi
Voor de mensen is de liefde voor begeerlijke (zaken) als vrouwen aantrekkelijk gemaakt, (evenals de liefde voor) zonen, omvangrijke gouden en zilveren bezittengen, gemerkte paarden en kudden dieren en akkers. Dat is de genieting van het wereldse leven. En Allah, bij Hem is de beste terugkeer. (14)
قُلْ أَؤُنَبِّئُكُم بِخَيْرٍ مِّن ذَلِكُمْ لِلَّذِينَ اتَّقَوْا عِندَ رَبِّهِمْ جَنَّاتٌ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا وَأَزْوَاجٌ مُّطَهَّرَةٌ وَرِضْوَانٌ مِّنَ اللّهِ وَاللّهُ بَصِيرٌ بِالْعِبَادِ ﴿١٥﴾
3/Al-'Imran-15: Qul aonabbi-okum bikhayrin min thalikum lillatheena ittaqaw AAinda rabbihim jannatun tajree min tahtiha al-anharu khalideena feeha waazwajun mutahharatun waridwanun mina Allahi waAllahu baseerun bialAAibadi
Zeg (O Moehammad): "Zal ik jullie over (iets) beters dan dat mededelen? Voor degenen die (Allah) vrezen zijn er tuinen (de Paradijs) bij hun Heer, waar onder door de rivieren stromen, daar zijn zij eeuwig levenden en (daar zijn) reine echtgenotes en het welbehagen van Allah." En Allah is Alziende over de dienaren. (15)
الَّذِينَ يَقُولُونَ رَبَّنَا إِنَّنَا آمَنَّا فَاغْفِرْ لَنَا ذُنُوبَنَا وَقِنَا عَذَابَ النَّارِ ﴿١٦﴾
3/Al-'Imran-16: Allatheena yaqooloona rabbana innana amanna faighfir lana thunoobana waqina AAathaba alnnari
(Zij zijn) degenen die zeggen: "Onze Heer, voorwaard, wij geloofden, vergeef ons onze zonden en bescherm ons tegen de bestraffing van de Hel." (16)
الصَّابِرِينَ وَالصَّادِقِينَ وَالْقَانِتِينَ وَالْمُنفِقِينَ وَالْمُسْتَغْفِرِينَ بِالأَسْحَارِ ﴿١٧﴾
3/Al-'Imran-17: Alssabireena waalssadiqeena waalqaniteena waalmunfiqeena waalmustaghfireena bial-ashari
(Zij zijn) de geduldigen en de waarachtigen en de gehoorzamen en degenen die (voor Allah) uitgeven en degenen die (Allah) om vergeving vragen op het laatst van de nacht. (17)
شَهِدَ اللّهُ أَنَّهُ لاَ إِلَهَ إِلاَّ هُوَ وَالْمَلاَئِكَةُ وَأُوْلُواْ الْعِلْمِ قَآئِمَاً بِالْقِسْطِ لاَ إِلَهَ إِلاَّ هُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ ﴿١٨﴾
3/Al-'Imran-18: Shahida Allahu annahu la ilaha illa huwa waalmala-ikatu waoloo alAAilmi qa-iman bialqisti la ilaha illa huwa alAAazeezu alhakeemu
Allah getuigt dat er geen god is dan Hij en (ook) de Engelen en de bezitters van kennis, standvastig in de gerechtighied. Er is geen god dan Hij, de Almachtige, de Alwijze. (18)
إِنَّ الدِّينَ عِندَ اللّهِ الإِسْلاَمُ وَمَا اخْتَلَفَ الَّذِينَ أُوْتُواْ الْكِتَابَ إِلاَّ مِن بَعْدِ مَا جَاءهُمُ الْعِلْمُ بَغْيًا بَيْنَهُمْ وَمَن يَكْفُرْ بِآيَاتِ اللّهِ فَإِنَّ اللّهِ سَرِيعُ الْحِسَابِ ﴿١٩﴾
3/Al-'Imran-19: Inna alddeena AAinda Allahi al-islamu wama ikhtalafa allatheena ootoo alkitaba illa min baAAdi ma jaahumu alAAilmu baghyan baynahum waman yakfur bi-ayati Allahi fa-inna Allaha sareeAAu alhisabi
Voorwaar, de (enige) Godsdienst bij Allah is de Islam en degenen die de Schrift gegeven was verschilden (hierover) nadat de kennis tot hen gekomen was niet over van mening dan door onderlinge jaloezie. En wie de Tekenen van Allah loochent: voorwaar, Allah is snel in de afrekening. (19)
فَإنْ حَآجُّوكَ فَقُلْ أَسْلَمْتُ وَجْهِيَ لِلّهِ وَمَنِ اتَّبَعَنِ وَقُل لِّلَّذِينَ أُوْتُواْ الْكِتَابَ وَالأُمِّيِّينَ أَأَسْلَمْتُمْ فَإِنْ أَسْلَمُواْ فَقَدِ اهْتَدَواْ وَّإِن تَوَلَّوْاْ فَإِنَّمَا عَلَيْكَ الْبَلاَغُ وَاللّهُ بَصِيرٌ بِالْعِبَادِ ﴿٢٠﴾
3/Al-'Imran-20: Fa-in hajjooka faqul aslamtu wajhiya lillahi wamani ittabaAAani waqul lillatheena ootoo alkitaba waal-ommiyyeena aaslamtum fa-in aslamoo faqadi ihtadaw wa-in tawallaw fa-innama AAalayka albalaghu waAllahu baseerun bialAAibadi
En als zij met jou redetwisten, zeg dan: "Ik heb mijn aangezicht overgegeven aan Allah en (ook) wie mij volgt." En zeg tegen degenen die het Boek gegeven is en de ongeletterden: "Geven jullie je over (aan Allah)?" En als zij zich overgeven, dan volgen zij Leiding, maar als zij zich afrekeren, dan is er voor jou slechts de plicht tot verkondiging. En Allah is Alziende over de dienaren. (20)
إِنَّ الَّذِينَ يَكْفُرُونَ بِآيَاتِ اللّهِ وَيَقْتُلُونَ النَّبِيِّينَ بِغَيْرِ حَقٍّ وَيَقْتُلُونَ الِّذِينَ يَأْمُرُونَ بِالْقِسْطِ مِنَ النَّاسِ فَبَشِّرْهُم بِعَذَابٍ أَلِيمٍ ﴿٢١﴾
3/Al-'Imran-21: Inna allatheena yakfuroona bi-ayati Allahi wayaqtuloona alnnabiyyeena bighayri haqqin wayaqtuloona allatheena ya/muroona bialqisti mina alnnasi fabashshirhum biAAathabin aleemin
Voorwaar, degenen die de Tekenen van Allah loochenen en de Profeten doden zonder het recht te hebben en zij doden degenen die tot gerechtighied onder de mensen oproepen: verkondig hen een pijnlijke bestraffing. (21)
أُولَئِكَ الَّذِينَ حَبِطَتْ أَعْمَالُهُمْ فِي الدُّنْيَا وَالآخِرَةِ وَمَا لَهُم مِّن نَّاصِرِينَ ﴿٢٢﴾
3/Al-'Imran-22: Ola-ika allatheena habitat aAAmaluhum fee alddunya waal-akhirati wama lahum min nasireena
Zij zijn degenen wiens werken op de aarde en (in) het Hiernamaals geen vrucht dragen en er zullen voor hen geen helpers zijn. (22)
أَلَمْ تَرَ إِلَى الَّذِينَ أُوْتُواْ نَصِيبًا مِّنَ الْكِتَابِ يُدْعَوْنَ إِلَى كِتَابِ اللّهِ لِيَحْكُمَ بَيْنَهُمْ ثُمَّ يَتَوَلَّى فَرِيقٌ مِّنْهُمْ وَهُم مُّعْرِضُونَ ﴿٢٣﴾
3/Al-'Imran-23: Alam tara ila allatheena ootoo naseeban mina alkitabi yudAAawna ila kitabi Allahi liyahkuma baynahum thumma yatawalla fareequn minhum wahum muAAridoona
Heb jij degenen niet gezien aan wie een deel van de Schrift gegeven was? Zij zijn tot het Boek van Allah uitgenodigd, opdate her tussen hen zou oordelen. Vervolgens scheidde een groep van hen zich af en zij wendden zich af. (23)
ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ قَالُواْ لَن تَمَسَّنَا النَّارُ إِلاَّ أَيَّامًا مَّعْدُودَاتٍ وَغَرَّهُمْ فِي دِينِهِم مَّا كَانُواْ يَفْتَرُونَ ﴿٢٤﴾
3/Al-'Imran-24: Thalika bi-annahum qaloo lan tamassana alnnaru illa ayyaman maAAdoodatin wagharrahum fee deenihim ma kanoo yaftaroona
Dat is omdat zij zeggen: "De Hel zal ons niet aanraken, behalve een vastgesteld aantal dagen." Want zij werden in hun godsdienst bedrogen door wat zij plachten te verzinnen. (24)
فَكَيْفَ إِذَا جَمَعْنَاهُمْ لِيَوْمٍ لاَّ رَيْبَ فِيهِ وَوُفِّيَتْ كُلُّ نَفْسٍ مَّا كَسَبَتْ وَهُمْ لاَ يُظْلَمُونَ ﴿٢٥﴾
3/Al-'Imran-25: Fakayfa itha jamaAAnahum liyawmin la rayba feehi wawuffiyat kullu nafsin ma kasabat wahum la yuthlamoona
En wat (zal er met hen gebeuren) wanneer Wij hen bij elkaar brengen op een Dag waaraan geen twijfel is, en iedere ziel vergolden zal worden voor wat zij bedreven heeft, terwijl zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden? (25)
قُلِ اللَّهُمَّ مَالِكَ الْمُلْكِ تُؤْتِي الْمُلْكَ مَن تَشَاء وَتَنزِعُ الْمُلْكَ مِمَّن تَشَاء وَتُعِزُّ مَن تَشَاء وَتُذِلُّ مَن تَشَاء بِيَدِكَ الْخَيْرُ إِنَّكَ عَلَىَ كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿٢٦﴾
3/Al-'Imran-26: Quli allahumma malika almulki tu/tee almulka man tashao watanziAAu almulka mimman tashao watuAAizzu man tashao watuthillu man tashao biyadika alkhayru innaka AAala kulli shay-in qadeerun
Zeg: "O Allah, Koning van het Koninkrijk, U schenkt het Koninkrijk aan wie U wilt, en U ontzegt het Koninkrijk aan wie U wilt, en U eert wie U wilt, en U vernedert wie U wilt, in Uw hand is het Goede. Voorwaar, U bent Almachtig over alle zaken." (26)
تُولِجُ اللَّيْلَ فِي الْنَّهَارِ وَتُولِجُ النَّهَارَ فِي اللَّيْلِ وَتُخْرِجُ الْحَيَّ مِنَ الْمَيِّتِ وَتُخْرِجُ الَمَيَّتَ مِنَ الْحَيِّ وَتَرْزُقُ مَن تَشَاء بِغَيْرِ حِسَابٍ ﴿٢٧﴾
3/Al-'Imran-27: Tooliju allayla fee alnnahari watooliju alnnahara fee allayli watukhriju alhayya mina almayyiti watukhriju almayyita mina alhayyi watarzuqu man tashao bighayri hisabin
U doet de dag de nacht bedekken en U doet de nacht de dag bedekken en U brengt de levenden voort uit de doden en u brengt de doden voort uit de levenden en U voorziet wie U wilt zonder afrekening." (27)
لاَّ يَتَّخِذِ الْمُؤْمِنُونَ الْكَافِرِينَ أَوْلِيَاء مِن دُوْنِ الْمُؤْمِنِينَ وَمَن يَفْعَلْ ذَلِكَ فَلَيْسَ مِنَ اللّهِ فِي شَيْءٍ إِلاَّ أَن تَتَّقُواْ مِنْهُمْ تُقَاةً وَيُحَذِّرُكُمُ اللّهُ نَفْسَهُ وَإِلَى اللّهِ الْمَصِيرُ ﴿٢٨﴾
3/Al-'Imran-28: La yattakhithi almu/minoona alkafireena awliyaa min dooni almu/mineena waman yafAAal thalika falaysa mina Allahi fee shay-in illa an tattaqoo minhum tuqatan wayuhaththirukumu Allahu nafsahu wa-ila Allahi almaseeru
Laten de gelovigen niet de ongelovigen in plaats van de gelovigen als beschermers nemen, en degene die dat doet heeft niets meer met Allah te maken, behalve wanneer jullie hen (de ongerlovigen) angstig vrezen. En Allah waarschuwt jullie (voor) Zijn (bestraffing). En tot Allah is de terugkeer. (28)
قُلْ إِن تُخْفُواْ مَا فِي صُدُورِكُمْ أَوْ تُبْدُوهُ يَعْلَمْهُ اللّهُ وَيَعْلَمُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الأرْضِ وَاللّهُ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿٢٩﴾
3/Al-'Imran-29: Qul in tukhfoo ma fee sudoorikum aw tubdoohu yaAAlamhu Allahu wayaAAlamu ma fee alssamawati wama fee al-ardi waAllahu AAala kulli shay-in qadeerun
Zeg (O Moehammad): "Of jullie verbergen wat in jullie harten is, of jullie laten het zien: Allah weet ervan. Hij kent wat er in de hemelen is en wat er op de aarde is. En Allah is Almachtig over alle zaken." (29)
يَوْمَ تَجِدُ كُلُّ نَفْسٍ مَّا عَمِلَتْ مِنْ خَيْرٍ مُّحْضَرًا وَمَا عَمِلَتْ مِن سُوَءٍ تَوَدُّ لَوْ أَنَّ بَيْنَهَا وَبَيْنَهُ أَمَدًا بَعِيدًا وَيُحَذِّرُكُمُ اللّهُ نَفْسَهُ وَاللّهُ رَؤُوفُ بِالْعِبَادِ ﴿٣٠﴾
3/Al-'Imran-30: Yawma tajidu kullu nafsin ma AAamilat min khayrin muhdaran wama AAamilat min soo-in tawaddu law anna baynaha wabaynahu amadan baAAeedan wayuhaththirukumu Allahu nafsahu waAllahu raoofun bialAAibadi
Op de Dag dat iedere ziel aanwezig vindt wat zij van het goede verricht heeft en wat zij van het kwade verricht heeft, zal zij wensen dat er een grotere afstand tussen haar en haar (kwaad) zou zijn. En Allah waarschuwt jullie (voor) Zijn (bestraffing) en Allah is Genadig voor de dienaren. (30)
قُلْ إِن كُنتُمْ تُحِبُّونَ اللّهَ فَاتَّبِعُونِي يُحْبِبْكُمُ اللّهُ وَيَغْفِرْ لَكُمْ ذُنُوبَكُمْ وَاللّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿٣١﴾
3/Al-'Imran-31: Qul in kuntum tuhibboona Allaha faittabiAAoonee yuhbibkumu Allahu wayaghfir lakum thunoobakum waAllahu ghafoorun raheemun
Zeg (O Moehammad): Als jullie van Allah houden, volg mij dan: Allah zal van jullie houden en jullie zonden vergeven. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig." (31)
قُلْ أَطِيعُواْ اللّهَ وَالرَّسُولَ فإِن تَوَلَّوْاْ فَإِنَّ اللّهَ لاَ يُحِبُّ الْكَافِرِينَ ﴿٣٢﴾
3/Al-'Imran-32: Qul ateeAAoo Allaha waalrrasoola fa-in tawallaw fa-inna Allaha la yuhibbu alkafireena
Zeg: "Gehoorzaamt Allah en de Boodschapper, maar als jullie je afwenden: voorwaar, Allah houdt niet van de ongelovigen." (32)
إِنَّ اللّهَ اصْطَفَى آدَمَ وَنُوحًا وَآلَ إِبْرَاهِيمَ وَآلَ عِمْرَانَ عَلَى الْعَالَمِينَ ﴿٣٣﴾
3/Al-'Imran-33: Inna Allaha istafa adama wanoohan waala ibraheema waala AAimrana AAala alAAalameena
Voorwaar, Allah verkoos Adam en Noeh en de familie van Ibrâhîm en failie van Imran boven de (andere) wereldbewoners. (33)
ذُرِّيَّةً بَعْضُهَا مِن بَعْضٍ وَاللّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ﴿٣٤﴾
3/Al-'Imran-34: Thurriyyatan baAAduha min baAAdin waAllahu sameeAAun AAaleemun
Zij zijn afstammelingen van elkaar, en Allah is Alhorend, Alwetend. (34)
إِذْ قَالَتِ امْرَأَةُ عِمْرَانَ رَبِّ إِنِّي نَذَرْتُ لَكَ مَا فِي بَطْنِي مُحَرَّرًا فَتَقَبَّلْ مِنِّي إِنَّكَ أَنتَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ ﴿٣٥﴾
3/Al-'Imran-35: Ith qalati imraatu AAimrana rabbi innee nathartu laka ma fee batnee muharraran fataqabbal minnee innaka anta alssameeAAu alAAaleemu
Teon de vrouw van 'Imran zei: "Mijn Heer, voorwaar, ik wijd bij belofte aan U wat er in mijn buik is, aanvaard het van mij. Voorwaar, U bent de Alhorende, de Alwetende." (35)
فَلَمَّا وَضَعَتْهَا قَالَتْ رَبِّ إِنِّي وَضَعْتُهَا أُنثَى وَاللّهُ أَعْلَمُ بِمَا وَضَعَتْ وَلَيْسَ الذَّكَرُ كَالأُنثَى وَإِنِّي سَمَّيْتُهَا مَرْيَمَ وِإِنِّي أُعِيذُهَا بِكَ وَذُرِّيَّتَهَا مِنَ الشَّيْطَانِ الرَّجِيمِ ﴿٣٦﴾
3/Al-'Imran-36: Falamma wadaAAat-ha qalat rabbi innee wadaAAtuha ontha waAllahu aAAlamu bima wadaAAat walaysa alththakaru kaalontha wa-innee sammaytuha maryama wa-innee oAAeethuha bika wathurriyyataha mina alshshaytani alrrajeemi
En toen zij haar gebaard had, zei zij: "Mijn Heer, ik heb haar gebaard, (het is) een meisje," - en Allah wist het best wat zij gebaard had - "en het mannelijke is niet als het vrouwelijke. En voorwaar, ik heb haar Maryam genoemd, en ik smeek U haar en haar nakomelingen te bescherment tegen de vervloekte Satan." (36)
فَتَقَبَّلَهَا رَبُّهَا بِقَبُولٍ حَسَنٍ وَأَنبَتَهَا نَبَاتًا حَسَنًا وَكَفَّلَهَا زَكَرِيَّا كُلَّمَا دَخَلَ عَلَيْهَا زَكَرِيَّا الْمِحْرَابَ وَجَدَ عِندَهَا رِزْقاً قَالَ يَا مَرْيَمُ أَنَّى لَكِ هَذَا قَالَتْ هُوَ مِنْ عِندِ اللّهِ إنَّ اللّهَ يَرْزُقُ مَن يَشَاء بِغَيْرِ حِسَابٍ ﴿٣٧﴾
3/Al-'Imran-37: Fataqabbalaha rabbuha biqaboolin hasanin waanbataha nabatan hasanan wakaffalaha zakariyya kullama dakhala AAalayha zakariyya almihraba wajada AAindaha rizqan qala ya maryamu anna laki hatha qalat huwa min AAindi Allahi inna Allaha yarzuqu man yashao bigha
Toen aanvaardde haar Heer haar vriendelijk en deed haar goed opgroeien. En Hij stelde haar onder de hoede van Zakariyya. Iedere keer dat Zakariyya in de (gebeds-) ruimte bij haar kwam vond hij levensvoorzieningen bij haar. Hij zei: "O maryam, van waar heb jij dat?" Zij zei: "Dat komt bij Allah vandaan, voorwaar, Allah voorziet wie Hij wil zonder afrekening." (37)
هُنَالِكَ دَعَا زَكَرِيَّا رَبَّهُ قَالَ رَبِّ هَبْ لِي مِن لَّدُنْكَ ذُرِّيَّةً طَيِّبَةً إِنَّكَ سَمِيعُ الدُّعَاء ﴿٣٨﴾
3/Al-'Imran-38: Hunalika daAAa zakariyya rabbahu qala rabbi hab lee min ladunka thurriyyatan tayyibatan innaka sameeAAu aldduAAa/-i
Daar smeekte Zakariyyâ zijn Heer, hij zei: "O, mijn Heer, schenk mij van U een goed nageslacht, voorwaar, U bent het die de smeekbede verhoot." (38)
فَنَادَتْهُ الْمَلآئِكَةُ وَهُوَ قَائِمٌ يُصَلِّي فِي الْمِحْرَابِ أَنَّ اللّهَ يُبَشِّرُكَ بِيَحْيَى مُصَدِّقًا بِكَلِمَةٍ مِّنَ اللّهِ وَسَيِّدًا وَحَصُورًا وَنَبِيًّا مِّنَ الصَّالِحِينَ ﴿٣٩﴾
3/Al-'Imran-39: Fanadat-hu almala-ikatu wahuwa qa-imun yusallee fee almihrabi anna Allaha yubashshiruka biyahya musaddiqan bikalimatin mina Allahi wasayyidan wahasooran wanabiyyan mina alssaliheena
Toen riepen de Engelen tot hem, toen hij in de gebedsruimte (Mihrâb) in gehed stond: "Voorwaar, Allah brengt jou een verheugende tijding: (de geboorte van) Yahya, als een bevstiging van een Woord van Allah, als een leider, een ingetogene, een Profeet, behorende tot de rechtschapenen." (39)
قَالَ رَبِّ أَنَّىَ يَكُونُ لِي غُلاَمٌ وَقَدْ بَلَغَنِيَ الْكِبَرُ وَامْرَأَتِي عَاقِرٌ قَالَ كَذَلِكَ اللّهُ يَفْعَلُ مَا يَشَاء ﴿٤٠﴾
3/Al-'Imran-40: Qala rabbi anna yakoonu lee ghulamun waqad balaghaniya alkibaru waimraatee AAaqirun qala kathalika Allahu yafAAalu ma yasha/o
Hij zei: "O mijn Heer, hoe kan ik een jongen (verwekken), terwijl ik oud gewordden ben en mijn vrouw onvruchtbaar is?" Hij (Allah) zei: "Zo doet Allah wat Hij wil." (40)
قَالَ رَبِّ اجْعَل لِّيَ آيَةً قَالَ آيَتُكَ أَلاَّ تُكَلِّمَ النَّاسَ ثَلاَثَةَ أَيَّامٍ إِلاَّ رَمْزًا وَاذْكُر رَّبَّكَ كَثِيرًا وَسَبِّحْ بِالْعَشِيِّ وَالإِبْكَارِ ﴿٤١﴾
3/Al-'Imran-41: Qala rabbi ijAAal lee ayatan qala ayatuka alla tukallima alnnasa thalathata ayyamin illa ramzan waothkur rabbaka katheeran wasabbih bialAAashiyyi waal-ibkari
Hij zei "O mijn Heer, geef mij een teken." Hij (Allah) zei: "Jouw teken is, dat je drie dragen niet met de mensen spreekt dan door gebaren, gedenkt jouw Heer veel en prijst (Zijn glorie) in de avond en in de ochtend." (41)
وَإِذْ قَالَتِ الْمَلاَئِكَةُ يَا مَرْيَمُ إِنَّ اللّهَ اصْطَفَاكِ وَطَهَّرَكِ وَاصْطَفَاكِ عَلَى نِسَاء الْعَالَمِينَ ﴿٤٢﴾
3/Al-'Imran-42: Wa-ith qalati almala-ikatu ya maryamu inna Allaha istafaki watahharaki waistafaki AAala nisa-i alAAalameena
En toen de Engelen zeiden: "O Maryam, voorwaarm Allah heeft jou uitverkoren en jou gereinigd en jou boven de vrouwen van de werelden uitverkoren." (42)
يَا مَرْيَمُ اقْنُتِي لِرَبِّكِ وَاسْجُدِي وَارْكَعِي مَعَ الرَّاكِعِينَ ﴿٤٣﴾
3/Al-'Imran-43: Ya maryamu oqnutee lirabbiki waosjudee wairkaAAee maAAa alrrakiAAeena
O Maryam, gerhoorzaam jour Heer en kniel je voor Hem neer en buig je met de buigenden." (43)
ذَلِكَ مِنْ أَنبَاء الْغَيْبِ نُوحِيهِ إِلَيكَ وَمَا كُنتَ لَدَيْهِمْ إِذْ يُلْقُون أَقْلاَمَهُمْ أَيُّهُمْ يَكْفُلُ مَرْيَمَ وَمَا كُنتَ لَدَيْهِمْ إِذْ يَخْتَصِمُونَ ﴿٤٤﴾
3/Al-'Imran-44: Thalika min anba-i alghaybi nooheehi ilayka wama kunta ladayhim ith yulqoona aqlamahum ayyuhum yakfulu maryama wama kunta ladayhim ith yakhtasimoona
Dat zijn berichten over het verborgene die wij aan jou (O Moehammad) mededelen. En jij was niet met hen toen zij door hun pennen te werpen verlotten wie can hen verantwoordelijk was voor de zorg voor Maryam, en jij was ook niet bij hen toen zij hierover redetwistten. (44)
إِذْ قَالَتِ الْمَلآئِكَةُ يَا مَرْيَمُ إِنَّ اللّهَ يُبَشِّرُكِ بِكَلِمَةٍ مِّنْهُ اسْمُهُ الْمَسِيحُ عِيسَى ابْنُ مَرْيَمَ وَجِيهًا فِي الدُّنْيَا وَالآخِرَةِ وَمِنَ الْمُقَرَّبِينَ ﴿٤٥﴾
3/Al-'Imran-45: Ith qalati almala-ikatu ya maryamu inna Allaha yubashshiruki bikalimatin minhu ismuhu almaseehu AAeesa ibnu maryama wajeehan fee alddunya waal-akhirati wamina almuqarrabeena
(Gedenkt) toen de Engelen zeiden: "O Maryam, voorwaar, Allah kondigt jou met een Woord van Hem een verheugende tijding aan: zjin naam is de Messîh, 'Îsa, zoon van Maria, in deze wereld en in het Hiernamaals is hij een man van eer en hij behoort tot degenen die dicht (bij Allah) staan. (45)
وَيُكَلِّمُ النَّاسَ فِي الْمَهْدِ وَكَهْلاً وَمِنَ الصَّالِحِينَ ﴿٤٦﴾
3/Al-'Imran-46: Wayukallimu alnnasa fee almahdi wakahlan wamina alssaliheena
En hij spreekt tot de mensen vanuit de wie en als volwassene en hij behort tot de rechtschapenen." (46)
قَالَتْ رَبِّ أَنَّى يَكُونُ لِي وَلَدٌ وَلَمْ يَمْسَسْنِي بَشَرٌ قَالَ كَذَلِكِ اللّهُ يَخْلُقُ مَا يَشَاء إِذَا قَضَى أَمْرًا فَإِنَّمَا يَقُولُ لَهُ كُن فَيَكُونُ ﴿٤٧﴾
3/Al-'Imran-47: Qalat rabbi anna yakoonu lee waladun walam yamsasnee basharun qala kathaliki Allahu yakhluqu ma yashao itha qada amran fa-innama yaqoolu lahu kun fayakoonu
Zij zei: "O mijn Heer, hoe kan ik een kind krijgen terwijl geen man mij heeft aangeraakt?" Hij (Allah) zei: "Zo is het: Allah schept wat Hij wil, als Hij over een zaak bepaalt, dan zegt Hij er slechts tegen: 'Wees', en het is." (47)
وَيُعَلِّمُهُ الْكِتَابَ وَالْحِكْمَةَ وَالتَّوْرَاةَ وَالإِنجِيلَ ﴿٤٨﴾
3/Al-'Imran-48: WayuAAallimuhu alkitaba waalhikmata waalttawrata waal-injeela
En Hij onderwijst hem de Schrift, en de Wijsheid en de Taurât en de Indjîl. (48)
وَرَسُولاً إِلَى بَنِي إِسْرَائِيلَ أَنِّي قَدْ جِئْتُكُم بِآيَةٍ مِّن رَّبِّكُمْ أَنِّي أَخْلُقُ لَكُم مِّنَ الطِّينِ كَهَيْئَةِ الطَّيْرِ فَأَنفُخُ فِيهِ فَيَكُونُ طَيْرًا بِإِذْنِ اللّهِ وَأُبْرِئُ الأكْمَهَ والأَبْرَصَ وَأُحْيِي الْمَوْتَى بِإِذْنِ اللّهِ وَأُنَبِّئُكُم بِمَا تَأْكُلُونَ وَمَا تَدَّخِرُونَ فِي بُيُوتِكُمْ إِنَّ فِي ذَلِكَ لآيَةً لَّكُمْ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿٤٩﴾
3/Al-'Imran-49: Warasoolan ila banee isra-eela annee qad ji/tukum bi-ayatin min rabbikum annee akhluqu lakum mina altteeni kahay-ati alttayri faanfukhu feehi fayakoonu tayran bi-ithni Allahi waobri-o al-akmaha waal-abrasa waohyee almawta bi-ithni Allahi waonabbi-okum bim
En (hij is) als een Boodschapper voor de Kinderen van Israël, (die zegt:) "Voorwaar, ik ben tot jullie gekomen met een Teken van jullie Heer, en ik maak voor jullie (iets) uit klei, gelijkende op de vorm van een vogel en ik blaas erin en het zal met verlof van Allah een vogel zijn. En ik genees de blinden en de leprozen en ik doe de doden met het verlof van Allah tot leven komen. En ik vertel jullie wat jullie eten, en wat jullie in jullie huizen bewaren. Voorwaar, daarin is een Teken voor jullie als jullie gelovigen zijn. (49)
وَمُصَدِّقًا لِّمَا بَيْنَ يَدَيَّ مِنَ التَّوْرَاةِ وَلِأُحِلَّ لَكُم بَعْضَ الَّذِي حُرِّمَ عَلَيْكُمْ وَجِئْتُكُم بِآيَةٍ مِّن رَّبِّكُمْ فَاتَّقُواْ اللّهَ وَأَطِيعُونِ ﴿٥٠﴾
3/Al-'Imran-50: Wamusaddiqan lima bayna yadayya mina alttawrati wali-ohilla lakum baAAda allathee hurrima AAalaykum waji/tukum bi-ayatin min rabbikum faittaqoo Allaha waateeAAooni
En als bevestiging van wat er voor mij is gekomen van de Taurât, opdat ik jullie een paar dingen wettig kan verklaren die voor jullie verboden waren, en ik ben tot jullie gekomen met een Teken van jullie Heer, vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij. (50)
إِنَّ اللّهَ رَبِّي وَرَبُّكُمْ فَاعْبُدُوهُ هَذَا صِرَاطٌ مُّسْتَقِيمٌ ﴿٥١﴾
3/Al-'Imran-51: Inna Allaha rabbee warabbukum faoAAbudoohu hatha siratun mustaqeemun
Voorwaar, Allah is mijn Heer en jullie Heer, dient Hem dus, dit is een recht Pad." (51)
فَلَمَّا أَحَسَّ عِيسَى مِنْهُمُ الْكُفْرَ قَالَ مَنْ أَنصَارِي إِلَى اللّهِ قَالَ الْحَوَارِيُّونَ نَحْنُ أَنصَارُ اللّهِ آمَنَّا بِاللّهِ وَاشْهَدْ بِأَنَّا مُسْلِمُونَ ﴿٥٢﴾
3/Al-'Imran-52: Falamma ahassa AAeesa minhumu alkufra qala man ansaree ila Allahi qala alhawariyyoona nahnu ansaru Allahi amanna biAllahi waishhad bi-anna muslimoona
En toen 'Îsa ongeloof bij hen ontdekte, zei hij: "Wie zijn mijn helpers (op het rechte Pad) naar Allah?" Zijn metgezellen (Hawâriyyôen) zeiden: "Wij zijn helpers van Allah, wij geloven in Allah en getuigen dat wij ons overgegeven hebben. (52)
رَبَّنَا آمَنَّا بِمَا أَنزَلَتْ وَاتَّبَعْنَا الرَّسُولَ فَاكْتُبْنَا مَعَ الشَّاهِدِينَ ﴿٥٣﴾
3/Al-'Imran-53: Rabbana amanna bima anzalta waittabaAAna alrrasoola faoktubna maAAa alshshahideena
Onze Heer, wij geloven in wat U neergezonden hebt en wij volgen de Boodschapper en schrijf ons daarom op bij de getuigen (van de Eenheid van Allah)." (53)
وَمَكَرُواْ وَمَكَرَ اللّهُ وَاللّهُ خَيْرُ الْمَاكِرِينَ ﴿٥٤﴾
3/Al-'Imran-54: Wamakaroo wamakara Allahu waAllahu khayru almakireena
En zji (de ongelovigen) beraamden listen en Allah maakte plannen en Allah is de beste van hen die plannen maken. (54)
إِذْ قَالَ اللّهُ يَا عِيسَى إِنِّي مُتَوَفِّيكَ وَرَافِعُكَ إِلَيَّ وَمُطَهِّرُكَ مِنَ الَّذِينَ كَفَرُواْ وَجَاعِلُ الَّذِينَ اتَّبَعُوكَ فَوْقَ الَّذِينَ كَفَرُواْ إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ ثُمَّ إِلَيَّ مَرْجِعُكُمْ فَأَحْكُمُ بَيْنَكُمْ فِيمَا كُنتُمْ فِيهِ تَخْتَلِفُونَ ﴿٥٥﴾
3/Al-'Imran-55: Ith qala Allahu ya AAeesa innee mutawaffeeka warafiAAuka ilayya wamutahhiruka mina allatheena kafaroo wajaAAilu allatheena ittabaAAooka fawqa allatheena kafaroo ila yawmi alqiyamati thumma ilayya marjiAAukum faahkumu baynakum feema kuntum feehi takhtalifo
En toen Allah zei: "O 'Îsa, voorwaar, Ik zal jou (tot Mij) nemen en Ik zal jou (tot Mij) opheffen en jou reinigen van degenen die ongelovig zijn en Ik zal degenen die jou volgen boven degenen die ongelovig zijn stellen, tot de Dag der Opstanding. Daarna zal de terugkeer tot Mij zijn en daarna zal Ik onder jullie rechtspreken over dat waarover jullie plachten de redetwistten. (55)
فَأَمَّا الَّذِينَ كَفَرُواْ فَأُعَذِّبُهُمْ عَذَابًا شَدِيدًا فِي الدُّنْيَا وَالآخِرَةِ وَمَا لَهُم مِّن نَّاصِرِينَ ﴿٥٦﴾
3/Al-'Imran-56: Faamma allatheena kafaroo faoAAaththibuhum AAathaban shadeedan fee alddunya waal-akhirati wama lahum min nasireena
En wat degenen die ongelovig zijn betreft: hen zal Ik op de wereld en (in) het Hiernamaals met een strenge bestraffing straffen en er zullen voor hen geen helpers zijn. (56)
وَأَمَّا الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُواْ الصَّالِحَاتِ فَيُوَفِّيهِمْ أُجُورَهُمْ وَاللّهُ لاَ يُحِبُّ الظَّالِمِينَ ﴿٥٧﴾
3/Al-'Imran-57: Waamma allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati fayuwaffeehim ojoorahum waAllahu la yuhibbu alththalimeena
En wat degenen die gelovig zijn en goede werken verrichten betreft; Allah zal hUn hun (volledige) beloning schenken, en Allah houdt niet van de onrechtvaardigen. (57)
ذَلِكَ نَتْلُوهُ عَلَيْكَ مِنَ الآيَاتِ وَالذِّكْرِ الْحَكِيمِ ﴿٥٨﴾
3/Al-'Imran-58: Thalika natloohu AAalayka mina al-ayati waalththikri alhakeemi
Zo dragen Wij jou voor van de Tekenen en de wijze Vermaning (de Koran). (58)
إِنَّ مَثَلَ عِيسَى عِندَ اللّهِ كَمَثَلِ آدَمَ خَلَقَهُ مِن تُرَابٍ ثِمَّ قَالَ لَهُ كُن فَيَكُونُ ﴿٥٩﴾
3/Al-'Imran-59: Inna mathala AAeesa AAinda Allahi kamathali adama khalaqahu min turabin thumma qala lahu kun fayakoonu
Voorwaar, de gelijkenis (van de schepping) van 'Îsa is bij Allah als de gelijkenis (van de schepping) van Adam. Hij schiep hem uit aarde en zei vervolgens tot hem: 'Wees', en hij was. (59)
الْحَقُّ مِن رَّبِّكَ فَلاَ تَكُن مِّن الْمُمْتَرِينَ ﴿٦٠﴾
3/Al-'Imran-60: Alhaqqu min rabbika fala takun mina almumtareena
Waarheid komt van jouw Heer en behoort niet tot degenen die twijfelen. (60)
فَمَنْ حَآجَّكَ فِيهِ مِن بَعْدِ مَا جَاءكَ مِنَ الْعِلْمِ فَقُلْ تَعَالَوْاْ نَدْعُ أَبْنَاءنَا وَأَبْنَاءكُمْ وَنِسَاءنَا وَنِسَاءكُمْ وَأَنفُسَنَا وأَنفُسَكُمْ ثُمَّ نَبْتَهِلْ فَنَجْعَل لَّعْنَةُ اللّهِ عَلَى الْكَاذِبِينَ ﴿٦١﴾
3/Al-'Imran-61: Faman hajjaka feehi min baAAdi ma jaaka mina alAAilmi faqul taAAalaw nadAAu abnaana waabnaakum wanisaana wanisaakum waanfusana waanfusakum thumma nabtahil fanajAAal laAAnata Allahi AAala alkathibeena
Wie dan met jou (Mohammed) over ('Îsa) redetwist, nadat de kennis tot jou is gekomen, zeg dan: "Laten wij onze zonen en jullie zonen en onze vruowen en jullie vrouwen en onszelf en julliezelf bijelkaar roepen en dan (gezamenlijk) Allah's vloek afroepen over hen die leigen." (61)
إِنَّ هَذَا لَهُوَ الْقَصَصُ الْحَقُّ وَمَا مِنْ إِلَهٍ إِلاَّ اللّهُ وَإِنَّ اللّهَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ ﴿٦٢﴾
3/Al-'Imran-62: Inna hatha lahuwa alqasasu alhaqqu wama min ilahin illa Allahu wa-inna Allaha lahuwa alAAazeezu alhakeemu
Voorwaar, dit is de ware geschiedenis, en er is geen god dan Allah en voorwaar, Allah is het Die de Almachtige, de Alwijze is. (62)
فَإِن تَوَلَّوْاْ فَإِنَّ اللّهَ عَلِيمٌ بِالْمُفْسِدِينَ ﴿٦٣﴾
3/Al-'Imran-63: Fa-in tawallaw fa-inna Allaha AAaleemun bialmufsideena
Als zij zich dan afwenden: voorwaar, dan is Allah op de hoogte van de verderfzaaiers. (63)
قُلْ يَا أَهْلَ الْكِتَابِ تَعَالَوْاْ إِلَى كَلَمَةٍ سَوَاء بَيْنَنَا وَبَيْنَكُمْ أَلاَّ نَعْبُدَ إِلاَّ اللّهَ وَلاَ نُشْرِكَ بِهِ شَيْئًا وَلاَ يَتَّخِذَ بَعْضُنَا بَعْضاً أَرْبَابًا مِّن دُونِ اللّهِ فَإِن تَوَلَّوْاْ فَقُولُواْ اشْهَدُواْ بِأَنَّا مُسْلِمُونَ ﴿٦٤﴾
3/Al-'Imran-64: Qul ya ahla alkitabi taAAalaw ila kalimatin sawa-in baynana wabaynakum alla naAAbuda illa Allaha wala nushrika bihi shay-an wala yattakhitha baAAduna baAAdan arbaban min dooni Allahi fa-in tawallaw faqooloo ishhadoo bi-anna muslimoona
Zeg: "O Lieden van de Schrift, komt tot een gelijkluidend woord tussen ons en jullie: dat wij niemand dan Allah aanbidden en dat wij niets naast Hem tot delgenoot maken en dat wij elkaar niet als heren naast Allah plaatsen." Als zij zich dan afwenden, zegt dan: "Getuigt dat wij ons (aan Allah) overgegeven hebben." (64)
يَا أَهْلَ الْكِتَابِ لِمَ تُحَآجُّونَ فِي إِبْرَاهِيمَ وَمَا أُنزِلَتِ التَّورَاةُ وَالإنجِيلُ إِلاَّ مِن بَعْدِهِ أَفَلاَ تَعْقِلُونَ ﴿٦٥﴾
3/Al-'Imran-65: Ya ahla alkitabi lima tuhajjoona fee ibraheema wama onzilati alttawratu waal-injeelu illa min baAAdihi afala taAAqiloona
O Lieden van het Boek, waarom redetwisten jullie over Ibrâhîm? De Taurât en de Indjîl zijn toch pas na hem geopenbaard, begrijpen jullie dan niet? (65)
هَاأَنتُمْ هَؤُلاء حَاجَجْتُمْ فِيمَا لَكُم بِهِ عِلمٌ فَلِمَ تُحَآجُّونَ فِيمَا لَيْسَ لَكُم بِهِ عِلْمٌ وَاللّهُ يَعْلَمُ وَأَنتُمْ لاَ تَعْلَمُونَ ﴿٦٦﴾
3/Al-'Imran-66: Ha antum haola-i hajajtum feema lakum bihi AAilmun falima tuhajjoona feema laysa lakum bihi AAilmun waAllahu yaAAlamu waantum la taAAlamoona
Zo, jullie zijn degenen die geredetwist hebben over iets waarover jullie kennis hadden, maar waarom redetwistten jullie over iets waarover jullie geen kennis hebben? En Allah weet, en jullie weten niet. (66)
مَا كَانَ إِبْرَاهِيمُ يَهُودِيًّا وَلاَ نَصْرَانِيًّا وَلَكِن كَانَ حَنِيفًا مُّسْلِمًا وَمَا كَانَ مِنَ الْمُشْرِكِينَ ﴿٦٧﴾
3/Al-'Imran-67: Ma kana ibraheemu yahoodiyyan wala nasraniyyan walakin kana haneefan musliman wama kana mina almushrikeena
Ibrâhîm was geen Jood, en geen Christen, maar hij was een Hanîf, die zich (aan Allah) overgegeven had, en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders. (67)
إِنَّ أَوْلَى النَّاسِ بِإِبْرَاهِيمَ لَلَّذِينَ اتَّبَعُوهُ وَهَذَا النَّبِيُّ وَالَّذِينَ آمَنُواْ وَاللّهُ وَلِيُّ الْمُؤْمِنِينَ ﴿٦٨﴾
3/Al-'Imran-68: Inna awla alnnasi bi-ibraheema lallatheena ittabaAAoohu wahatha alnnabiyyu waallatheena amanoo waAllahu waliyyu almu/mineena
Voorwaar, degenen die Ibrâhîm het meest nabij komen, zijn degenen die hem en deze Profeet (Moehammad) volgen en degenen die geloven. En Allah is de Beschermer van de gelovigen. (68)
وَدَّت طَّآئِفَةٌ مِّنْ أَهْلِ الْكِتَابِ لَوْ يُضِلُّونَكُمْ وَمَا يُضِلُّونَ إِلاَّ أَنفُسَهُمْ وَمَا يَشْعُرُونَ ﴿٦٩﴾
3/Al-'Imran-69: Waddat ta-ifatun min ahli alkitabi law yudilloonakum wama yudilloona illa anfusahum wama yashAAuroona
Een groep van de Lieden van het Boek zou jullie willen doen dwalen en zij doen niemand dan zichzelf dwalen. En zijn beseffen het niet. (69)
يَا أَهْلَ الْكِتَابِ لِمَ تَكْفُرُونَ بِآيَاتِ اللّهِ وَأَنتُمْ تَشْهَدُونَ ﴿٧٠﴾
3/Al-'Imran-70: Ya ahla alkitabi lima takfuroona bi-ayati Allahi waantum tashhadoona
O Lieden van de Schrift, waarom ontkennen jullie de Tekenen val Allah, terwijl jullie getuigen? (70)
يَا أَهْلَ الْكِتَابِ لِمَ تَلْبِسُونَ الْحَقَّ بِالْبَاطِلِ وَتَكْتُمُونَ الْحَقَّ وَأَنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٧١﴾
3/Al-'Imran-71: Ya ahla alkitabi lima talbisoona alhaqqa bialbatili wataktumoona alhaqqa waantum taAAlamoona
O lieden van de Schrift, waarom vermengen jullie de Waarheid met valsheid en verbergen jullie de Waarheid, terwijl Jullie (het toch) weten? (71)
وَقَالَت طَّآئِفَةٌ مِّنْ أَهْلِ الْكِتَابِ آمِنُواْ بِالَّذِيَ أُنزِلَ عَلَى الَّذِينَ آمَنُواْ وَجْهَ النَّهَارِ وَاكْفُرُواْ آخِرَهُ لَعَلَّهُمْ يَرْجِعُونَ ﴿٧٢﴾
3/Al-'Imran-72: Waqalat ta-ifatun min ahli alkitabi aminoo biallathee onzila AAala allatheena amanoo wajha alnnahari waokfuroo akhirahu laAAallahum yarjiAAoona
Een groep van de Lieden van de Schrift zei: "(Doe alsof je) gelooft in wat er aan degenen die geloven aan het begin van de dag geopenbaard is, maar gelooft niet aan het einde ervan. Hopelijk zullen zij terugkeren (naar de ongelovigen)." (72)
وَلاَ تُؤْمِنُواْ إِلاَّ لِمَن تَبِعَ دِينَكُمْ قُلْ إِنَّ الْهُدَى هُدَى اللّهِ أَن يُؤْتَى أَحَدٌ مِّثْلَ مَا أُوتِيتُمْ أَوْ يُحَآجُّوكُمْ عِندَ رَبِّكُمْ قُلْ إِنَّ الْفَضْلَ بِيَدِ اللّهِ يُؤْتِيهِ مَن يَشَاء وَاللّهُ وَاسِعٌ عَلِيمٌ ﴿٧٣﴾
3/Al-'Imran-73: Wala tu/minoo illa liman tabiAAa deenakum qul inna alhuda huda Allahi an yu/ta ahadun mithla ma ooteetum aw yuhajjookum AAinda rabbikum qul inna alfadla biyadi Allahi yu/teehi man yashao waAllahu wasiAAun AAaleemun
En gelooft slechts hen die jullie godsdienst volgen, zegt: "Voorwaar, de Lieding is de Leiding van Allah en (gelooft niet) dat er aan iemand hetzelfde is gegeven als aan jullie werd gegeven, of dat Zij tegen jullie bij jullie Heer twisten." Zeg: "Voorwaar, de gunst is van de Hand van Allah, die Hij geeft aan wie Hij wil; Allah is Alomvattend, Alwetend. (73)
يَخْتَصُّ بِرَحْمَتِهِ مَن يَشَاء وَاللّهُ ذُو الْفَضْلِ الْعَظِيمِ ﴿٧٤﴾
3/Al-'Imran-74: Yakhtassu birahmatihi man yashao waAllahu thoo alfadli alAAatheemi
Hij kiest voor Zijn Barmhartigheid wie Hij wil en Allah is de Bezitter van de Geweldige Gunst. (74)
وَمِنْ أَهْلِ الْكِتَابِ مَنْ إِن تَأْمَنْهُ بِقِنطَارٍ يُؤَدِّهِ إِلَيْكَ وَمِنْهُم مَّنْ إِن تَأْمَنْهُ بِدِينَارٍ لاَّ يُؤَدِّهِ إِلَيْكَ إِلاَّ مَا دُمْتَ عَلَيْهِ قَآئِمًا ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ قَالُواْ لَيْسَ عَلَيْنَا فِي الأُمِّيِّينَ سَبِيلٌ وَيَقُولُونَ عَلَى اللّهِ الْكَذِبَ وَهُمْ يَعْلَمُونَ ﴿٧٥﴾
3/Al-'Imran-75: Wamin ahli alkitabi man in ta/manhu biqintarin yu-addihi ilayka waminhum man in ta/manhu bideenarin la yu-addihi ilayka illa ma dumta AAalayhi qa-iman thalika bi-annahum qaloo laysa AAalayna fee al-ommiyyeena sabeelun wayaqooloona AAala Allahi alkathiba w
En onder de Lieden van de Schrift is er degene die, als jij hem een schat toevertrouwt, jou deze zal teruggeven; en onder hen is er degene die als jij hem een dinar toevertrouwt, deze niet aan jou zal teruggeven, behalve als jij er op aandingt. Dat komt omdat zij zeggen: "Wij zijn niet verantwoordelijk voor de ongeletterden." En zij vertellen over Allah leugens terwijl zij het weten. (75)
بَلَى مَنْ أَوْفَى بِعَهْدِهِ وَاتَّقَى فَإِنَّ اللّهَ يُحِبُّ الْمُتَّقِينَ ﴿٧٦﴾
3/Al-'Imran-76: Bala man awfa biAAahdihi waittaqa fa-inna Allaha yuhibbu almuttaqeena
Welzeker, hij die zijn belofte nakomt en (Allah) vreest: voorwaar, Allah houdt van de Moettaqôen. (76)
إِنَّ الَّذِينَ يَشْتَرُونَ بِعَهْدِ اللّهِ وَأَيْمَانِهِمْ ثَمَنًا قَلِيلاً أُوْلَئِكَ لاَ خَلاَقَ لَهُمْ فِي الآخِرَةِ وَلاَ يُكَلِّمُهُمُ اللّهُ وَلاَ يَنظُرُ إِلَيْهِمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ وَلاَ يُزَكِّيهِمْ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿٧٧﴾
3/Al-'Imran-77: Inna allatheena yashtaroona biAAahdi Allahi waaymanihim thamanan qaleelan ola-ika la khalaqa lahum fee al-akhirati wala yukallimuhumu Allahu wala yanthuru ilayhim yawma alqiyamati wala yuzakkeehim walahum AAathabun aleemun
Voorwaar, degenen die hun belofte aan Allah en hun eden voor een geringe prijs verruilden, dat zijn degenen die geen aandeel hebben in het Hiernamaals. En Allah spreekt niet tot hen en beziet hen niet op de Dag der Opstanding. Hij zal lien niet reinigen en voor hen is er een pijnlijke bestraffing. (77)
وَإِنَّ مِنْهُمْ لَفَرِيقًا يَلْوُونَ أَلْسِنَتَهُم بِالْكِتَابِ لِتَحْسَبُوهُ مِنَ الْكِتَابِ وَمَا هُوَ مِنَ الْكِتَابِ وَيَقُولُونَ هُوَ مِنْ عِندِ اللّهِ وَمَا هُوَ مِنْ عِندِ اللّهِ وَيَقُولُونَ عَلَى اللّهِ الْكَذِبَ وَهُمْ يَعْلَمُونَ ﴿٧٨﴾
3/Al-'Imran-78: Wa-inna minhum lafareeqan yalwoona alsinatahum bialkitabi litahsaboohu mina alkitabi wama huwa mina alkitabi wayaqooloona huwa min AAindi Allahi wama huwa min AAindi Allahi wayaqooloona AAala Allahi alkathiba wahum yaAAlamoona
En voorwaar, onder hen is er een groep die de Schrift verdraait met hun tongen, opdata jij denkt dat dit bij de Schrift hoort, terwijl het niet bij de Schrift hoort. En rij zeggen: "Het komt van Allah," terwijl het niet van Allah komt. En zij vertellen leugens over Allah, terwijl zij het weten. (78)
مَا كَانَ لِبَشَرٍ أَن يُؤْتِيَهُ اللّهُ الْكِتَابَ وَالْحُكْمَ وَالنُّبُوَّةَ ثُمَّ يَقُولَ لِلنَّاسِ كُونُواْ عِبَادًا لِّي مِن دُونِ اللّهِ وَلَكِن كُونُواْ رَبَّانِيِّينَ بِمَا كُنتُمْ تُعَلِّمُونَ الْكِتَابَ وَبِمَا كُنتُمْ تَدْرُسُونَ ﴿٧٩﴾
3/Al-'Imran-79: Ma kana libasharin an yu/tiyahu Allahu alkitaba waalhukma waalnnubuwwata thumma yaqoola lilnnasi koonoo AAibadan lee min dooni Allahi walakin koonoo rabbaniyyeena bima kuntum tuAAallimoona alkitaba wabima kuntum tadrusoona
Het past de mens niet dat Allah hem de Schrift en de Wijsheid en het Profeetschap heeft gegeven en dan tot de mens zegt: "Weest aanbidders voor mij in plaats van (voor) Allah". Het is juist: "Weest godsgeleerden (Rabbâniyyin) doordat jullie de Schrift onderwijzen en doordat jullie die bestuderen. (79)
وَلاَ يَأْمُرَكُمْ أَن تَتَّخِذُواْ الْمَلاَئِكَةَ وَالنِّبِيِّيْنَ أَرْبَابًا أَيَأْمُرُكُم بِالْكُفْرِ بَعْدَ إِذْ أَنتُم مُّسْلِمُونَ ﴿٨٠﴾
3/Al-'Imran-80: Wala ya/murakum an tattakhithoo almala-ikata waalnnabiyyeena arbaban aya/murukum bialkufri baAAda ith antum muslimoona
En Hij beveelt, jullie niet de Engelen en de Profeten als Heren te nemen. Zou Hij jullie opdragen ongelovig te zijn, nadat jullie je overgegeven hebben? (80)
وَإِذْ أَخَذَ اللّهُ مِيثَاقَ النَّبِيِّيْنَ لَمَا آتَيْتُكُم مِّن كِتَابٍ وَحِكْمَةٍ ثُمَّ جَاءكُمْ رَسُولٌ مُّصَدِّقٌ لِّمَا مَعَكُمْ لَتُؤْمِنُنَّ بِهِ وَلَتَنصُرُنَّهُ قَالَ أَأَقْرَرْتُمْ وَأَخَذْتُمْ عَلَى ذَلِكُمْ إِصْرِي قَالُواْ أَقْرَرْنَا قَالَ فَاشْهَدُواْ وَأَنَاْ مَعَكُم مِّنَ الشَّاهِدِينَ ﴿٨١﴾
3/Al-'Imran-81: Wa-ith akhatha Allahu meethaqa alnnabiyyeena lama ataytukum min kitabin wahikmatin thumma jaakum rasoolun musaddiqun lima maAAakum latu/minunna bihi walatansurunnahu qala aaqrartum waakhathtum AAala thalikum isree qaloo aqrarna qala faishhadoo waana maAAa
En (gedenkt) toen Allah een overeenkomst aanging met de Profeten (en zei): "Wat ik jullie ook gegeven heb van de Schrift en de Wijsheid; en er komt daarna een Boodschapper tot jullie ter bevestiging van wat bij jullie is: jullie zullen zeker in hem geloven en hem zeker helpen." (Allah) zei: "Erkennen jullie dit en aanvaarden jullie Mijn verbond?" Zij zeiden: "Wij erkennen het." Hij (Allah) zei: "Getuigt dan en Ik behoor met jullie tot degenen die getuigen." (81)
فَمَن تَوَلَّى بَعْدَ ذَلِكَ فَأُوْلَئِكَ هُمُ الْفَاسِقُونَ ﴿٨٢﴾
3/Al-'Imran-82: Faman tawalla baAAda thalika faola-ika humu alfasiqoona
En die zich daarna afwenden: dat zijn degenen die zware zonden begaan. (82)
أَفَغَيْرَ دِينِ اللّهِ يَبْغُونَ وَلَهُ أَسْلَمَ مَن فِي السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ طَوْعًا وَكَرْهًا وَإِلَيْهِ يُرْجَعُونَ ﴿٨٣﴾
3/Al-'Imran-83: Afaghayra deeni Allahi yabghoona walahu aslama man fee alssamawati waal-ardi tawAAan wakarhan wa-ilayhi yurjaAAoona
Zouden zij een andere godsdient dan die van Allah zoeken, terwijl degenen die er in de hemelen en rop de aarde zijn zich gewillig en ongewillig aan Hem hebben overgegeven? En tot Hem worden zij teruggekeerd. (83)
قُلْ آمَنَّا بِاللّهِ وَمَا أُنزِلَ عَلَيْنَا وَمَا أُنزِلَ عَلَى إِبْرَاهِيمَ وَإِسْمَاعِيلَ وَإِسْحَقَ وَيَعْقُوبَ وَالأَسْبَاطِ وَمَا أُوتِيَ مُوسَى وَعِيسَى وَالنَّبِيُّونَ مِن رَّبِّهِمْ لاَ نُفَرِّقُ بَيْنَ أَحَدٍ مِّنْهُمْ وَنَحْنُ لَهُ مُسْلِمُونَ ﴿٨٤﴾
3/Al-'Imran-84: Qul amanna biAllahi wama onzila AAalayna wama onzila AAala ibraheema wa-ismaAAeela wa-ishaqa wayaAAqooba waal-asbati wama ootiya moosa waAAeesa waalnnabiyyoona min rabbihim la nufarriqu bayna ahadin minhum wanahnu lahu muslimoona
Zeg: "Wij geloven in Allah en in wat er tot ons neergezonden is en in wat er neergezonden is aan Ibrâhîm en Isma'îl, Ishaq, Ya'qoeb en de kinderen van Ya'qoeb (al Asbath) en in wat er aan Môesa, 'Isa en de Profeten van hun Heer werd gegeven. Wij maken geen onderscheid tussen wie van hen dan ook en wij hebben ons aan Hem overgegeven." (84)
وَمَن يَبْتَغِ غَيْرَ الإِسْلاَمِ دِينًا فَلَن يُقْبَلَ مِنْهُ وَهُوَ فِي الآخِرَةِ مِنَ الْخَاسِرِينَ ﴿٨٥﴾
3/Al-'Imran-85: Waman yabtaghi ghayra al-islami deenan falan yuqbala minhu wahuwa fee al-akhirati mina alkhasireena
En wie er een andere godsdient dan de Islam zoekt: het zal niet van hen aanvaard worden en hij behoort in het Hiernamaals tot de verlizers. (85)
كَيْفَ يَهْدِي اللّهُ قَوْمًا كَفَرُواْ بَعْدَ إِيمَانِهِمْ وَشَهِدُواْ أَنَّ الرَّسُولَ حَقٌّ وَجَاءهُمُ الْبَيِّنَاتُ وَاللّهُ لاَ يَهْدِي الْقَوْمَ الظَّالِمِينَ ﴿٨٦﴾
3/Al-'Imran-86: Kayfa yahdee Allahu qawman kafaroo baAAda eemanihim washahidoo anna alrrasoola haqqun wajaahumu albayyinatu waAllahu la yahdee alqawma alththalimeena
Hoe zou Allah een volk leiden dat ongelovig geworden is nadat zij gelovig waren? En (die) getuigden dat de Boodschapper waar is en nadat de duidelijkheden tot hen gekomen waren? En Allah leidt het onrechtvaardige volk niet. (86)
أُوْلَئِكَ جَزَآؤُهُمْ أَنَّ عَلَيْهِمْ لَعْنَةَ اللّهِ وَالْمَلآئِكَةِ وَالنَّاسِ أَجْمَعِينَ ﴿٨٧﴾
3/Al-'Imran-87: Ola-ika jazaohum anna AAalayhim laAAnata Allahi waalmala-ikati waalnnasi ajmaAAeena
Zij zijn degenen wiens beloning is dat op hen de vloek van Allah, de Engelen en de gehele mensheid rust. (87)
خَالِدِينَ فِيهَا لاَ يُخَفَّفُ عَنْهُمُ الْعَذَابُ وَلاَ هُمْ يُنظَرُونَ ﴿٨٨﴾
3/Al-'Imran-88: Khalideena feeha la yukhaffafu AAanhumu alAAathabu wala hum yuntharoona
Zij zullen daarin eeuwig levenden zijn en de straf zal niet voor hen worden verlicht en er zal voor hen geen uitstel verleend worden. (88)
إِلاَّ الَّذِينَ تَابُواْ مِن بَعْدِ ذَلِكَ وَأَصْلَحُواْ فَإِنَّ الله غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿٨٩﴾
3/Al-'Imran-89: Illa allatheena taboo min baAAdi thalika waaslahoo fa-inna Allaha ghafoorun raheemun
Behalve degenen die daarna berouw hebben en zich beteren. En voorwaar, Allah is Vergevensgezind Meest Barmhartig. (89)
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ بَعْدَ إِيمَانِهِمْ ثُمَّ ازْدَادُواْ كُفْرًا لَّن تُقْبَلَ تَوْبَتُهُمْ وَأُوْلَئِكَ هُمُ الضَّآلُّونَ ﴿٩٠﴾
3/Al-'Imran-90: Inna allatheena kafaroo baAAda eemanihim thumma izdadoo kufran lan tuqbala tawbatuhum waola-ika humu alddalloona
Voorwaar, degenen die ongelovig zijn geworden na te hebben geloofd en dan hun ongeloof laten toenemen: hun berouw zal nooit aanvaard worden. Zij zijn degenen die dwalenden zijn. (90)
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ وَمَاتُواْ وَهُمْ كُفَّارٌ فَلَن يُقْبَلَ مِنْ أَحَدِهِم مِّلْءُ الأرْضِ ذَهَبًا وَلَوِ افْتَدَى بِهِ أُوْلَئِكَ لَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ وَمَا لَهُم مِّن نَّاصِرِينَ ﴿٩١﴾
3/Al-'Imran-91: Inna allatheena kafaroo wamatoo wahum kuffarun falan yuqbala min ahadihim milo al-ardi thahaban walawi iftada bihi ola-ika lahum AAathabun aleemun wama lahum min nasireena
Voorwaar, degenen die ongelovig zijn en stefven terwijl zijn ongelovig zijn: van geen van hen zal een aarde vol goud aanvaard worden, ook al zou hij zich daarmee willen vrijkopen. Zij zjin degenen voor wie er een pijnlijke bestraffing is en voor hen zullen er geen helpers zijn. (91)
لَن تَنَالُواْ الْبِرَّ حَتَّى تُنفِقُواْ مِمَّا تُحِبُّونَ وَمَا تُنفِقُواْ مِن شَيْءٍ فَإِنَّ اللّهَ بِهِ عَلِيمٌ ﴿٩٢﴾
3/Al-'Imran-92: Lan tanaloo albirra hatta tunfiqoo mimma tuhibboona wama tunfiqoo min shay-in fa-inna Allaha bihi AAaleemun
Jullie zullen de vroomheid niet bereiken totdat jullie van wat jullie liefhebben bijdragen geven. En wat jullie ook van iets bijdragen. voorwaar, Allah weet daarvan. (92)
كُلُّ الطَّعَامِ كَانَ حِلاًّ لِّبَنِي إِسْرَائِيلَ إِلاَّ مَا حَرَّمَ إِسْرَائِيلُ عَلَى نَفْسِهِ مِن قَبْلِ أَن تُنَزَّلَ التَّوْرَاةُ قُلْ فَأْتُواْ بِالتَّوْرَاةِ فَاتْلُوهَا إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿٩٣﴾
3/Al-'Imran-93: Kullu alttaAAami kana hillan libanee isra-eela illa ma harrama isra-eelu AAala nafsihi min qabli an tunazzala alttawratu qul fa/too bialttawrati faotlooha in kuntum sadiqeena
Alle voedsel was de Kinderen van Israël toegestaan voordat de Taurât neergzeonden was, behalve wat Israel zichzelf verbood. Zeg: "Brengt de Taurât dan, en leest haar voor als jullie waarachtigen zijn." (93)
فَمَنِ افْتَرَىَ عَلَى اللّهِ الْكَذِبَ مِن بَعْدِ ذَلِكَ فَأُوْلَئِكَ هُمُ الظَّالِمُونَ ﴿٩٤﴾
3/Al-'Imran-94: Famani iftara AAala Allahi alkathiba min baAAdi thalika faola-ika humu althalimoona
Degenen die dan daarna de leugens over Allah verzinnen: zij zijn degenen die onrechtplegers zijn. (94)
قُلْ صَدَقَ اللّهُ فَاتَّبِعُواْ مِلَّةَ إِبْرَاهِيمَ حَنِيفًا وَمَا كَانَ مِنَ الْمُشْرِكِينَ ﴿٩٥﴾
3/Al-'Imran-95: Qul sadaqa Allahu faittabiAAoo millata ibraheema haneefan wama kana mina almushrikeena
Zeg: "Allah spreekt de Waarheid, volgt dus de godsdienst van Ibrâhîm, Hanîf; en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders." (95)
إِنَّ أَوَّلَ بَيْتٍ وُضِعَ لِلنَّاسِ لَلَّذِي بِبَكَّةَ مُبَارَكًا وَهُدًى لِّلْعَالَمِينَ ﴿٩٦﴾
3/Al-'Imran-96: Inna awwala baytin wudiAAa lilnnasi lallathee bibakkata mubarakan wahudan lilAAalameena
Voorwar, het eerste Huis dat voor de mensheid gestricht werd, is dat in het gezegende Bakka (Mekkah), als leiding voor de werelden. (96)
فِيهِ آيَاتٌ بَيِّنَاتٌ مَّقَامُ إِبْرَاهِيمَ وَمَن دَخَلَهُ كَانَ آمِنًا وَلِلّهِ عَلَى النَّاسِ حِجُّ الْبَيْتِ مَنِ اسْتَطَاعَ إِلَيْهِ سَبِيلاً وَمَن كَفَرَ فَإِنَّ الله غَنِيٌّ عَنِ الْعَالَمِينَ ﴿٩٧﴾
3/Al-'Imran-97: Feehi ayatun bayyinatun maqamu ibraheema waman dakhalahu kana aminan walillahi AAala alnnasi hijju albayti mani istataAAa ilayhi sabeelan waman kafara fa-inna Allaha ghaniyyun AAani alAAalameena
Er in zijn duidelijk Tekenen, (zoals) de standplaats van Ibrâhîm, en hij die er in binnengaat is veilig. En Allah heeft voor de mensen de bedevaart verplicht gesteld, (voor hen) die in staat zijn daarheen op weg te gaan. En wie ongerlovig is: Allah heeft geen behoeft aan de werelden. (97)
قُلْ يَا أَهْلَ الْكِتَابِ لِمَ تَكْفُرُونَ بِآيَاتِ اللّهِ وَاللّهُ شَهِيدٌ عَلَى مَا تَعْمَلُونَ ﴿٩٨﴾
3/Al-'Imran-98: Qul ya ahla alkitabi lima takfuroona bi-ayati Allahi waAllahu shaheedun AAala ma taAAmaloona
Zeg: "O Lieden van de Schrift, waarom geloven jullie niet in de Tekenen van Allah, terwijl Allah getuige is van wat jullie doen?" (98)
قُلْ يَا أَهْلَ الْكِتَابِ لِمَ تَصُدُّونَ عَن سَبِيلِ اللّهِ مَنْ آمَنَ تَبْغُونَهَا عِوَجًا وَأَنتُمْ شُهَدَاء وَمَا اللّهُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ ﴿٩٩﴾
3/Al-'Imran-99: Qul ya ahla alkitabi lima tasuddoona AAan sabeeli Allahi man amana tabghoonaha AAiwajan waantum shuhadao wama Allahu bighafilin AAamma taAAmaloona
Zeg: "O Lieden van de Schrift, waarom houden jullie wie gelooft op de Weg can Allah tegen, hopend dat hij krom is, terwijl jullie toch getuigen zijn. En Allah is niet onachtzaam met betrekking tot wat jullie doen." (99)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوَاْ إِن تُطِيعُواْ فَرِيقًا مِّنَ الَّذِينَ أُوتُواْ الْكِتَابَ يَرُدُّوكُم بَعْدَ إِيمَانِكُمْ كَافِرِينَ ﴿١٠٠﴾
3/Al-'Imran-100: Ya ayyuha allatheena amanoo in tuteeAAoo fareeqan mina allatheena ootoo alkitaba yaruddookum baAAda eemanikum kafireena
O jullie die geloven, als jullie een groep volgen van degenen aan wie de Schrift gegeven is: zij zullen jullie tot ongeloof doen terugkeren nadat jullie geloofd hebben. (100)
وَكَيْفَ تَكْفُرُونَ وَأَنتُمْ تُتْلَى عَلَيْكُمْ آيَاتُ اللّهِ وَفِيكُمْ رَسُولُهُ وَمَن يَعْتَصِم بِاللّهِ فَقَدْ هُدِيَ إِلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ ﴿١٠١﴾
3/Al-'Imran-101: Wakayfa takfuroona waantum tutla AAalaykum ayatu Allahi wafeekum rasooluhu waman yaAAtasim biAllahi faqad hudiya ila siratin mustaqeemin
En hoe zouden jullie ongelovig kunnen zijn, terwijl de Verzen van Allah aan jullie voorgedragen worden, en Zijn Boodschapper onder jullie is? En hij dit (de godsdienst) van Allah stevig vasthoudt wordt zeker naar een recht Pad geleid. (101)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ اتَّقُواْ اللّهَ حَقَّ تُقَاتِهِ وَلاَ تَمُوتُنَّ إِلاَّ وَأَنتُم مُّسْلِمُونَ ﴿١٠٢﴾
3/Al-'Imran-102: Ya ayyuha allatheena amanoo ittaqoo Allaha haqqa tuqatihi wala tamootunna illa waantum muslimoona
O jullie die geloven, vreest Allah vol ware godsvrees voor Hem, en sterft niet anders dan als moslims. (102)
وَاعْتَصِمُواْ بِحَبْلِ اللّهِ جَمِيعًا وَلاَ تَفَرَّقُواْ وَاذْكُرُواْ نِعْمَةَ اللّهِ عَلَيْكُمْ إِذْ كُنتُمْ أَعْدَاء فَأَلَّفَ بَيْنَ قُلُوبِكُمْ فَأَصْبَحْتُم بِنِعْمَتِهِ إِخْوَانًا وَكُنتُمْ عَلَىَ شَفَا حُفْرَةٍ مِّنَ النَّارِ فَأَنقَذَكُم مِّنْهَا كَذَلِكَ يُبَيِّنُ اللّهُ لَكُمْ آيَاتِهِ لَعَلَّكُمْ تَهْتَدُونَ ﴿١٠٣﴾
3/Al-'Imran-103: WaiAAtasimoo bihabli Allahi jameeAAan wala tafarraqoo waothkuroo niAAmata Allahi AAalaykum ith kuntum aAAdaan faallafa bayna quloobikum faasbahtum biniAAmatihi ikhwanan wakuntum AAala shafa hufratin mina alnnari faanqathakum minha kathalika yubayyinu Alla
En houdt jullie allen stevig vast aan het trouw (de godsdienst) van Allah en weest niet verdeeld. Gedenkt de gunst die Allah jullie schonk toen jullie vijanden waren en Hij jullie harten tot elkaar bracht en jullie door Zijn gunst broeders werden, toen jullie op de rand van de afgrond van de Hel waren en Hij jullie ervan redde. Zo heeft Allah Zijn Tekenen voor jullie duidelijk gemaakt. Hopelijk zullen jullie leiding volgen. (103)
وَلْتَكُن مِّنكُمْ أُمَّةٌ يَدْعُونَ إِلَى الْخَيْرِ وَيَأْمُرُونَ بِالْمَعْرُوفِ وَيَنْهَوْنَ عَنِ الْمُنكَرِ وَأُوْلَئِكَ هُمُ الْمُفْلِحُونَ ﴿١٠٤﴾
3/Al-'Imran-104: Waltakun minkum ommatun yadAAoona ila alkhayri waya/muroona bialmaAAroofi wayanhawna AAani almunkari waola-ika humu almuflihoona
En laat er uit jullie een groep voortkomen die uitnodigt tot het goede en oproept tot deugdelijkheid en (dit) het verwerpelijke verbiedt, en zij zijn degenen die de welslagenden zijn. (104)
وَلاَ تَكُونُواْ كَالَّذِينَ تَفَرَّقُواْ وَاخْتَلَفُواْ مِن بَعْدِ مَا جَاءهُمُ الْبَيِّنَاتُ وَأُوْلَئِكَ لَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ ﴿١٠٥﴾
3/Al-'Imran-105: Wala takoonoo kaallatheena tafarraqoo waikhtalafoo min baAAdi ma jaahumu albayyinatu waola-ika lahum AAathabun AAatheemun
En weest niet als degenen die (onderling) verdeeld zijn en gaan redetwisten nadat de duidelijke Tekenen tot hen gekomen zijn. En zij zijn degenen voor wie er een geweldige bestraffing is. (105)
يَوْمَ تَبْيَضُّ وُجُوهٌ وَتَسْوَدُّ وُجُوهٌ فَأَمَّا الَّذِينَ اسْوَدَّتْ وُجُوهُهُمْ أَكْفَرْتُم بَعْدَ إِيمَانِكُمْ فَذُوقُواْ الْعَذَابَ بِمَا كُنْتُمْ تَكْفُرُونَ ﴿١٠٦﴾
3/Al-'Imran-106: Yawma tabyaddu wujoohun wataswaddu wujoohun faamma allatheena iswaddat wujoohuhum akafartum baAAda eemanikum fathooqoo alAAathaba bima kuntum takfuroona
Op die Dag zullen er gezichten wit geworden zijn en zullen er gezichten zwart geworden zijn. En wat betreft degenen wiens gezichten zwart geworden zullen zijn, (hen zal gezegd worden:) "Zijn jullie tot ongeloof vervallen nadat jullie gelovig geworden waren? Proeft dan de bestraffing wegens wat jullie plachten niet te geloven." (106)
وَأَمَّا الَّذِينَ ابْيَضَّتْ وُجُوهُهُمْ فَفِي رَحْمَةِ اللّهِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿١٠٧﴾
3/Al-'Imran-107: Waamma allatheena ibyaddat wujoohuhum fafee rahmati Allahi hum feeha khalidoona
En wat betreft degenen wiens gezichten wit zullen zijn: zij zullen in de Barmhartigheid van Allah verkeren en zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. (107)
تِلْكَ آيَاتُ اللّهِ نَتْلُوهَا عَلَيْكَ بِالْحَقِّ وَمَا اللّهُ يُرِيدُ ظُلْمًا لِّلْعَالَمِينَ ﴿١٠٨﴾
3/Al-'Imran-108: Tilka ayatu Allahi natlooha AAalayka bialhaqqi wama Allahu yureedu thulman lilAAalameena
Dit zjin de Verzen van Allah: Wij lezen ze jou volgens de Waarheid voor en Allah wil geen onrechtvaardigheid voor de werelden. (108)
وَلِلّهِ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الأَرْضِ وَإِلَى اللّهِ تُرْجَعُ الأُمُورُ ﴿١٠٩﴾
3/Al-'Imran-109: Walillahi ma fee alssamawati wama fee al-ardi wa-ila Allahi turjaAAu al-omooru
En aan Allah behoort alles in de hemelen en op de aarde en alle zaken worden tot Allah teruggekeerd. (109)
كُنتُمْ خَيْرَ أُمَّةٍ أُخْرِجَتْ لِلنَّاسِ تَأْمُرُونَ بِالْمَعْرُوفِ وَتَنْهَوْنَ عَنِ الْمُنكَرِ وَتُؤْمِنُونَ بِاللّهِ وَلَوْ آمَنَ أَهْلُ الْكِتَابِ لَكَانَ خَيْرًا لَّهُم مِّنْهُمُ الْمُؤْمِنُونَ وَأَكْثَرُهُمُ الْفَاسِقُونَ ﴿١١٠﴾
3/Al-'Imran-110: Kuntum khayra ommatin okhrijat lilnnasi ta/muroona bialmaAAroofi watanhawna AAani almunkari watu/minoona biAllahi walaw amana ahlu alkitabi lakana khayran lahum minhumu almu/minoona waaktharuhumu alfasiqoona
Jullie zijn de beste gemeenschap die uit de mensen is voortgebracht, (zolang) jullie tot het goede oproepen en jullie het verwerpelijke verbieden, en jullie in Allah geloven. En als de Lieden van de Schrift zouden geloven, zou dat beter voor hen zijn, onder hen zijn er gelovigen, maar de meesten vam hen zijn begaan zware zonden. (110)
لَن يَضُرُّوكُمْ إِلاَّ أَذًى وَإِن يُقَاتِلُوكُمْ يُوَلُّوكُمُ الأَدُبَارَ ثُمَّ لاَ يُنصَرُونَ ﴿١١١﴾
3/Al-'Imran-111: Lan yadurrookum illa athan wa-in yuqatilookum yuwallookumu al-adbara thumma la yunsaroona
Zij zullen jullie geen kwaad berokkenen, behalve ergernis en als zij jullie bevechten zullen zij jullie de rug toekeren, daarna zullen zij niet geholpen worden. (111)
ضُرِبَتْ عَلَيْهِمُ الذِّلَّةُ أَيْنَ مَا ثُقِفُواْ إِلاَّ بِحَبْلٍ مِّنْ اللّهِ وَحَبْلٍ مِّنَ النَّاسِ وَبَآؤُوا بِغَضَبٍ مِّنَ اللّهِ وَضُرِبَتْ عَلَيْهِمُ الْمَسْكَنَةُ ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ كَانُواْ يَكْفُرُونَ بِآيَاتِ اللّهِ وَيَقْتُلُونَ الأَنبِيَاء بِغَيْرِ حَقٍّ ذَلِكَ بِمَا عَصَوا وَّكَانُواْ يَعْتَدُونَ ﴿١١٢﴾
3/Al-'Imran-112: Duribat AAalayhimu alththillatu ayna ma thuqifoo illa bihablin mina Allahi wahablin mina alnnasi wabaoo bighadabin mina Allahi waduribat AAalayhimu almaskanatu thalika bi-annahum kanoo yakfuroona bi-ayati Allahi wayaqtuloona al-anbiyaa bighayri haqqin tha
Zij werden met vernedering geslagen. waar zij zich ook bevonden, tenzij zij een verdrag met Allah en een verdrag met de mensen hadden. En zij keerden terug met de toorn van Allah en zij werden met vernedering geslagen. Dit was omdat zij de Tekenen van Allah verwierpen en de Profeten zonder recht te hebben doodden, dit was omdat zij ongehoorzaam waren en overtraden. (112)
لَيْسُواْ سَوَاء مِّنْ أَهْلِ الْكِتَابِ أُمَّةٌ قَآئِمَةٌ يَتْلُونَ آيَاتِ اللّهِ آنَاء اللَّيْلِ وَهُمْ يَسْجُدُونَ ﴿١١٣﴾
3/Al-'Imran-113: Laysoo sawaan min ahli alkitabi ommatun qa-imatun yatloona ayati Allahi anaa allayli wahum yasjudoona
Niet allen van de Lieden van de Schrift zijn hetzelfde: (er is) een groep onder hen die standvastig is en zij lezen de Verzen van Allah in een gedeelte van de nacht voor, terwijl zij zich neerbuigen (in hun Shalât). (113)
يُؤْمِنُونَ بِاللّهِ وَالْيَوْمِ الآخِرِ وَيَأْمُرُونَ بِالْمَعْرُوفِ وَيَنْهَوْنَ عَنِ الْمُنكَرِ وَيُسَارِعُونَ فِي الْخَيْرَاتِ وَأُوْلَئِكَ مِنَ الصَّالِحِينَ ﴿١١٤﴾
3/Al-'Imran-114: Yu/minoona biAllahi waalyawmi al-akhiri waya/muroona bialmaAAroofi wayanhawna AAani almunkari wayusariAAoona fee alkhayrati waola-ika mina alssaliheena
Zij geloven in Allah en de Laatste Dag en zij roepen op tot het goede en zij verbieden het verwerpelijke en zij haasten zich goede werken te verrichten, zij zijn degenen die tot de rechtschapenen behoren. (114)
وَمَا يَفْعَلُواْ مِنْ خَيْرٍ فَلَن يُكْفَرُوْهُ وَاللّهُ عَلِيمٌ بِالْمُتَّقِينَ ﴿١١٥﴾
3/Al-'Imran-115: Wama yafAAaloo min khayrin falan yukfaroohu waAllahu AAaleemun bialmuttaqeena
Van al wat zij verrichten van het goede zal niets ooit verworpen worden en Allah is op de hoogte van de Moettaqoen. (115)
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ لَن تُغْنِيَ عَنْهُمْ أَمْوَالُهُمْ وَلاَ أَوْلاَدُهُم مِّنَ اللّهِ شَيْئًا وَأُوْلَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿١١٦﴾
3/Al-'Imran-116: Inna allatheena kafaroo lan tughniya AAanhum amwaluhum wala awladuhum mina Allahi shay-an waola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona
Voorwaar, degenen die ongelovig zijn zullen hun bezittingen en hun kinderen bij Allah op geen enkele manier baten. En zij zijn de bewoners van de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden. (116)
مَثَلُ مَا يُنفِقُونَ فِي هِذِهِ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا كَمَثَلِ رِيحٍ فِيهَا صِرٌّ أَصَابَتْ حَرْثَ قَوْمٍ ظَلَمُواْ أَنفُسَهُمْ فَأَهْلَكَتْهُ وَمَا ظَلَمَهُمُ اللّهُ وَلَكِنْ أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ ﴿١١٧﴾
3/Al-'Imran-117: Mathalu ma yunfiqoona fee hathihi alhayati alddunya kamathali reehin feeha sirrun asabat hartha qawmin thalamoo anfusahum faahlakat-hu wama thalamahumu Allahu walakin anfusahum yathlimoona
De gelijkenis van wat zij tijdens dit wereldse leven uitgeven is als die van de wind, die een hevige kou meenam en de oogst trof van een volk dat zichzelf onrecht aandeed en die (oogst) vernielde. En het is niet Allah die hen onrecht aandeed, maar zij deden zichzelf onrecht aan. (117)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تَتَّخِذُواْ بِطَانَةً مِّن دُونِكُمْ لاَ يَأْلُونَكُمْ خَبَالاً وَدُّواْ مَا عَنِتُّمْ قَدْ بَدَتِ الْبَغْضَاء مِنْ أَفْوَاهِهِمْ وَمَا تُخْفِي صُدُورُهُمْ أَكْبَرُ قَدْ بَيَّنَّا لَكُمُ الآيَاتِ إِن كُنتُمْ تَعْقِلُونَ ﴿١١٨﴾
3/Al-'Imran-118: Ya ayyuha allatheena amanoo la tattakhithoo bitanatan min doonikum la ya/loonakum khabalan waddoo ma AAanittum qad badati albaghdao min afwahihim wama tukhfee sudooruhum akbaru qad bayyanna lakumu al-ayati in kuntum taAAqiloona
O jullie die geloven, neemt geen boezemvrienden van buiten jullie kring; zij zullen jullie voortdurend schade berokkenen, zij wensen slechts dat jullie lijden. De vijandschap is duidelijk geworden door wat er uit hun monden voorkomt, wat hun harten verbergen is nog erger. Wij hebben de Tekenen voor jullie duidelijk gemaakt, als jullie begrijpen. (118)
هَاأَنتُمْ أُوْلاء تُحِبُّونَهُمْ وَلاَ يُحِبُّونَكُمْ وَتُؤْمِنُونَ بِالْكِتَابِ كُلِّهِ وَإِذَا لَقُوكُمْ قَالُواْ آمَنَّا وَإِذَا خَلَوْاْ عَضُّواْ عَلَيْكُمُ الأَنَامِلَ مِنَ الْغَيْظِ قُلْ مُوتُواْ بِغَيْظِكُمْ إِنَّ اللّهَ عَلِيمٌ بِذَاتِ الصُّدُورِ ﴿١١٩﴾
3/Al-'Imran-119: Ha antum ola-i tuhibboonahum wala yuhibboonakum watu/minoona bialkitabi kullihi wa-itha laqookum qaloo amanna wa-itha khalaw AAaddoo AAalaykumu al-anamila mina alghaythi qul mootoo bighaythikum inna Allaha AAaleemun bithati alssudoori
Ah, jullie zijn degenen die van hen houden, maar zij houden niet van jullie en jullie geloven in het gehele Boek. En als zij jullie ontmoeten, zeggen zij 'Wij geloven,' maar wanneer zij alleen zijn bijten zij de toppen van hun vingers af van woede. Zegt: "Sterft in jullie woede, Allah is op de hoogte van het binnenste van de harten." (119)
إِن تَمْسَسْكُمْ حَسَنَةٌ تَسُؤْهُمْ وَإِن تُصِبْكُمْ سَيِّئَةٌ يَفْرَحُواْ بِهَا وَإِن تَصْبِرُواْ وَتَتَّقُواْ لاَ يَضُرُّكُمْ كَيْدُهُمْ شَيْئًا إِنَّ اللّهَ بِمَا يَعْمَلُونَ مُحِيطٌ ﴿١٢٠﴾
3/Al-'Imran-120: In tamsaskum hasanatun tasu/hum wa-in tusibkum sayyi-atun yafrahoo biha wa-in tasbiroo watattaqoo la yadurrukum kayduhum shay-an inna Allaha bima yaAAmaloona muheetun
Als jullie het goede overkomt, zijn zij verdrietig; maar als jullie het slechte overkompt, zijn zij daar blij mee. Maar als jullie geduldig zijn en (Allah) vrezen, dan zal hun listigheid jullie geen schade berokkenen. Voorwaar, Allah omvat wat zij doen. (120)
وَإِذْ غَدَوْتَ مِنْ أَهْلِكَ تُبَوِّئُ الْمُؤْمِنِينَ مَقَاعِدَ لِلْقِتَالِ وَاللّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ﴿١٢١﴾
3/Al-'Imran-121: Wa-ith ghadawta min ahlika tubawwi-o almu/mineena maqaAAida lilqitali waAllahu sameeAAun AAaleemun
(Gedenk) toen jij (O Moehammad) jouw familie in de ochtend verliet om voor de gelovigen plaatsen voor de slag voor te bereiden. En Allah is de Alhorende, de Alwetende. (121)
إِذْ هَمَّت طَّآئِفَتَانِ مِنكُمْ أَن تَفْشَلاَ وَاللّهُ وَلِيُّهُمَا وَعَلَى اللّهِ فَلْيَتَوَكَّلِ الْمُؤْمِنُونَ ﴿١٢٢﴾
3/Al-'Imran-122: Ith hammat ta-ifatani minkum an tafshala waAllahu waliyyuhuma waAAala Allahi falyatawakkali almu/minoona
(Gedenk) toen twee groepen van jullie naar lafheid neigden, terwijl Allah hun beschermer was. En laat de gelovigen op Allah, vertrouwen. (122)
وَلَقَدْ نَصَرَكُمُ اللّهُ بِبَدْرٍ وَأَنتُمْ أَذِلَّةٌ فَاتَّقُواْ اللّهَ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿١٢٣﴾
3/Al-'Imran-123: Walaqad nasarakumu Allahu bibadrin waantum athillatun faittaqoo Allaha laAAallakum tashkuroona
En voorzeker, Allah heeft jullie toch op (het slagveld van) Badr geholpen terwijl jullie zwakker waren, vreest daarom Allah, hopelijk zuilen jullie dankbaar zijn. (123)
إِذْ تَقُولُ لِلْمُؤْمِنِينَ أَلَن يَكْفِيكُمْ أَن يُمِدَّكُمْ رَبُّكُم بِثَلاَثَةِ آلاَفٍ مِّنَ الْمَلآئِكَةِ مُنزَلِينَ ﴿١٢٤﴾
3/Al-'Imran-124: Ith taqoolu lilmu/mineena alan yakfiyakum an yumiddakum rabbukum bithalathati alafin mina almala-ikati munzaleena
(Gedenk) toen jij de gelovigen zei: "Is het niet voldoende voor jullie dat jullie Heer jullie helpt met drieduizend neergezonden Engelen?" (124)
بَلَى إِن تَصْبِرُواْ وَتَتَّقُواْ وَيَأْتُوكُم مِّن فَوْرِهِمْ هَذَا يُمْدِدْكُمْ رَبُّكُم بِخَمْسَةِ آلافٍ مِّنَ الْمَلآئِكَةِ مُسَوِّمِينَ ﴿١٢٥﴾
3/Al-'Imran-125: Bala in tasbiroo watattaqoo waya/tookum min fawrihim hatha yumdidkum rabbukum bikhamsati alafin mina almala-ikati musawwimeena
Jawel, als jullie geduldig zijn en (Allah) vrezen en zij komen op jullie afgestormd, dan zal Allah jullie helpen met vijfdduizend welonderscheid Engelen. (125)
وَمَا جَعَلَهُ اللّهُ إِلاَّ بُشْرَى لَكُمْ وَلِتَطْمَئِنَّ قُلُوبُكُم بِهِ وَمَا النَّصْرُ إِلاَّ مِنْ عِندِ اللّهِ الْعَزِيزِ الْحَكِيمِ ﴿١٢٦﴾
3/Al-'Imran-126: Wama jaAAalahu Allahu illa bushra lakum walitatma-inna quloobukum bihi wama alnnasru illa min AAindi Allahi alAAazeezi alhakeemi
En Allah heeft jullie hiermee alleen maar een verheugende boodschap willen geven en jullie harten daarmee gerust willen stellen, en er is geen hulp dan die van Allah, de Almachtige, de Alwijze. (126)
لِيَقْطَعَ طَرَفًا مِّنَ الَّذِينَ كَفَرُواْ أَوْ يَكْبِتَهُمْ فَيَنقَلِبُواْ خَآئِبِينَ ﴿١٢٧﴾
3/Al-'Imran-127: LiyaqtaAAa tarafan mina allatheena kafaroo aw yakbitahum fayanqaliboo kha-ibeena
(Dat is) om een gedeelte van degenen die ongelovig waren te vernietigen, of hen te vemederen. zodat zij onverrichterzake terugkeren. (127)
لَيْسَ لَكَ مِنَ الأَمْرِ شَيْءٌ أَوْ يَتُوبَ عَلَيْهِمْ أَوْ يُعَذَّبَهُمْ فَإِنَّهُمْ ظَالِمُونَ ﴿١٢٨﴾
3/Al-'Imran-128: Laysa laka mina al-amri shay-on aw yatooba AAalayhim aw yuAAaththibahum fa-innahum thalimoona
Het het is jouw zaak niet aan of Hij hun berouw aanvaardt of Hij hen bestraft, want voorwaar: zij zijn de onrechtplegers. (128)
وَلِلّهِ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الأَرْضِ يَغْفِرُ لِمَن يَشَاء وَيُعَذِّبُ مَن يَشَاء وَاللّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿١٢٩﴾
3/Al-'Imran-129: Walillahi ma fee alssamawati wama fee al-ardi yaghfiru liman yashao wayuAAaththibu man yashao waAllahu ghafoorun raheemun
En aan Allah behoort alles wat er in de hemelen en op de aarde is, Hij vergeeft wie Hij wil en Hij bestraft wie Hij wil. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (129)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تَأْكُلُواْ الرِّبَا أَضْعَافًا مُّضَاعَفَةً وَاتَّقُواْ اللّهَ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ ﴿١٣٠﴾
3/Al-'Imran-130: Ya ayyuha allatheena amanoo la ta/kuloo alrriba adAAafan mudaAAafatan waittaqoo Allaha laAAallakum tuflihoona
O jullie die geloven, eet niet van de rente met meervoudige verdubbeling en vreest Allah, hopelijk zullen jullie welslagen. (130)
وَاتَّقُواْ النَّارَ الَّتِي أُعِدَّتْ لِلْكَافِرِينَ ﴿١٣١﴾
3/Al-'Imran-131: Waittaqoo alnnara allatee oAAiddat lilkafireena
Vreest de Hel die voor de ongelovigen id gereedgemaakt. (131)
وَأَطِيعُواْ اللّهَ وَالرَّسُولَ لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُونَ ﴿١٣٢﴾
3/Al-'Imran-132: WaateeAAoo Allaha waalrrasoola laAAallakum turhamoona
En gehoorzaamt Allah en de Boodschapper, hopelijk zullen jullie begenadigd worden. (132)
وَسَارِعُواْ إِلَى مَغْفِرَةٍ مِّن رَّبِّكُمْ وَجَنَّةٍ عَرْضُهَا السَّمَاوَاتُ وَالأَرْضُ أُعِدَّتْ لِلْمُتَّقِينَ ﴿١٣٣﴾
3/Al-'Imran-133: WasariAAoo ila maghfiratin min rabbikum wajannatin AAarduha alssamawatu waal-ardu oAAiddat lilmuttaqeena
En haast jullie naar vergeving van jullie Heer en (naar het) Paradijs, dat net zo wijd is als de hemelen en de aarde, gereedgemaakt voor de Moettaqôen. (133)
الَّذِينَ يُنفِقُونَ فِي السَّرَّاء وَالضَّرَّاء وَالْكَاظِمِينَ الْغَيْظَ وَالْعَافِينَ عَنِ النَّاسِ وَاللّهُ يُحِبُّ الْمُحْسِنِينَ ﴿١٣٤﴾
3/Al-'Imran-134: Allatheena yunfiqoona fee alssarra-i waalddarra-i waalkathimeena alghaytha waalAAafeena AAani alnnasi waAllahu yuhibbu almuhsineena
(Zij zij het) die uitgeven in voorspoed en in tegenspoed, en die de woede inhouden en vergevers van de mensen zijn. En Allah houdt van de weldoeners. (134)
وَالَّذِينَ إِذَا فَعَلُواْ فَاحِشَةً أَوْ ظَلَمُواْ أَنْفُسَهُمْ ذَكَرُواْ اللّهَ فَاسْتَغْفَرُواْ لِذُنُوبِهِمْ وَمَن يَغْفِرُ الذُّنُوبَ إِلاَّ اللّهُ وَلَمْ يُصِرُّواْ عَلَى مَا فَعَلُواْ وَهُمْ يَعْلَمُونَ ﴿١٣٥﴾
3/Al-'Imran-135: Waallatheena itha faAAaloo fahishatan aw thalamoo anfusahum thakaroo Allaha faistaghfaroo lithunoobihim waman yaghfiru alththunooba illa Allahu walam yusirroo AAala ma faAAaloo wahum yaAAlamoona
En degenen die, als zij een zedeloosheid begaan hebben, of zichzelf onrecht aangedaan hebben, daarna Allah gedenken en dan vergeving voor hun zonden vragen, en niemand vergeeft de zonden behalve Allah En zij volharden niet in wat zij deden, terwijl zij (het) weten. (135)
أُوْلَئِكَ جَزَآؤُهُم مَّغْفِرَةٌ مِّن رَّبِّهِمْ وَجَنَّاتٌ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا وَنِعْمَ أَجْرُ الْعَامِلِينَ ﴿١٣٦﴾
3/Al-'Imran-136: Ola-ika jazaohum maghfiratun min rabbihim wajannatun tajree min tahtiha al-anharu khalideena feeha waniAAma ajru alAAamileena
Zij zijn degenen wiens beloning vergeving van hun Heer is, en Tuinen (het Paradijs) waar onder door de rivieren stromen, zij zijn daarin eeuwig levenden en (het is) de beste deloning voor hen die (goed) doen. (136)
قَدْ خَلَتْ مِن قَبْلِكُمْ سُنَنٌ فَسِيرُواْ فِي الأَرْضِ فَانْظُرُواْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُكَذَّبِينَ ﴿١٣٧﴾
3/Al-'Imran-137: Qad khalat min qablikum sunanun faseeroo fee al-ardi faonthuroo kayfa kana AAaqibatu almukaththibeena
Er wijn er vóór julile geweest die op de (voor Allah) gebruikelijke wijze behandeld werden: reist dan rond op aarde en ziet hoe het einde was van de loochenaars. (137)
هَذَا بَيَانٌ لِّلنَّاسِ وَهُدًى وَمَوْعِظَةٌ لِّلْمُتَّقِينَ ﴿١٣٨﴾
3/Al-'Imran-138: Hatha bayanun lilnnasi wahudan wamawAAithatun lilmuttaqeena
Dit is een verklaring (deze Koran) voor de mensen en leiding en onderricht voor de Moettaqôen. (138)
وَلاَ تَهِنُوا وَلاَ تَحْزَنُوا وَأَنتُمُ الأَعْلَوْنَ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿١٣٩﴾
3/Al-'Imran-139: Wala tahinoo wala tahzanoo waantumu al-aAAlawna in kuntum mu/mineena
Voelt jullie niet vemederd en treurt niet; en jullie zijn de winnaars. indien jullie (ware) gelovigen zijn. (139)
إِن يَمْسَسْكُمْ قَرْحٌ فَقَدْ مَسَّ الْقَوْمَ قَرْحٌ مِّثْلُهُ وَتِلْكَ الأيَّامُ نُدَاوِلُهَا بَيْنَ النَّاسِ وَلِيَعْلَمَ اللّهُ الَّذِينَ آمَنُواْ وَيَتَّخِذَ مِنكُمْ شُهَدَاء وَاللّهُ لاَ يُحِبُّ الظَّالِمِينَ ﴿١٤٠﴾
3/Al-'Imran-140: In yamsaskum qarhun faqad massa alqawma qarhun mithluhu watilka al-ayyamu nudawiluha bayna alnnasi waliyaAAlama Allahu allatheena amanoo wayattakhitha minkum shuhadaa waAllahu la yuhibbu alththalimeena
Als jullie gewond raken: het is ook zo dat de mensen (vijanden) door een soortgelijke verwonding getroffen zijn. Dit soort dagen laten Wij onder de mensen wisselen, opdat Allah degenen die geloven toetst, en opdat Hij van onder jullie martelaren (lot Zich) neemt. En Allah houdt niet van de onrechtvaardigen. (140)
وَلِيُمَحِّصَ اللّهُ الَّذِينَ آمَنُواْ وَيَمْحَقَ الْكَافِرِينَ ﴿١٤١﴾
3/Al-'Imran-141: Waliyumahhisa Allahu allatheena amanoo wayamhaqa alkafireena
En opdat Allah degenen die geloven reinigt en de ongelovigen vemietigt. (141)
أَمْ حَسِبْتُمْ أَن تَدْخُلُواْ الْجَنَّةَ وَلَمَّا يَعْلَمِ اللّهُ الَّذِينَ جَاهَدُواْ مِنكُمْ وَيَعْلَمَ الصَّابِرِينَ ﴿١٤٢﴾
3/Al-'Imran-142: Am hasibtum an tadkhuloo aljannata walamma yaAAlami Allahu allatheena jahadoo minkum wayaAAlama alssabireena
Dachten jullie dat jullie het Paradijs binnen zouden gaan zonder dat Allah degenen die vochten gekend doet worden en de geduldigen gekend doet worden? (142)
وَلَقَدْ كُنتُمْ تَمَنَّوْنَ الْمَوْتَ مِن قَبْلِ أَن تَلْقَوْهُ فَقَدْ رَأَيْتُمُوهُ وَأَنتُمْ تَنظُرُونَ ﴿١٤٣﴾
3/Al-'Imran-143: Walaqad kuntum tamannawna almawta min qabli an talqawhu faqad raaytumoohu waantum tanthuroona
En voorzeker, jullie hadden de dood gewenst, voordat jullie hem (de dood) tegenkwamen en waarlijk, jullie hebben hem gezien en jullie waren getuigen. (143)
وَمَا مُحَمَّدٌ إِلاَّ رَسُولٌ قَدْ خَلَتْ مِن قَبْلِهِ الرُّسُلُ أَفَإِن مَّاتَ أَوْ قُتِلَ انقَلَبْتُمْ عَلَى أَعْقَابِكُمْ وَمَن يَنقَلِبْ عَلَىَ عَقِبَيْهِ فَلَن يَضُرَّ اللّهَ شَيْئًا وَسَيَجْزِي اللّهُ الشَّاكِرِينَ ﴿١٤٤﴾
3/Al-'Imran-144: Wama muhammadun illa rasoolun qad khalat min qablihi alrrusulu afa-in mata aw qutila inqalabtum AAala aAAqabikum waman yanqalib AAala AAaqibayhi falan yadurra Allaha shay-an wasayajzee Allahu alshshakireena
En Moehammad is niet meer dan een Boodschapper, vóór hem zijn de Boodschappers reeds heengegaan. Als hij dan zou sterven of gedood worden: waarom zouden jullie je dan op jullie hielen omdraaien (terugvallen in ongeloof)? En wie zich op zijn hielen zou omdraaien: het schaadt Allah niets. En Allah zal de dankbaren belonen. (144)
وَمَا كَانَ لِنَفْسٍ أَنْ تَمُوتَ إِلاَّ بِإِذْنِ الله كِتَابًا مُّؤَجَّلاً وَمَن يُرِدْ ثَوَابَ الدُّنْيَا نُؤْتِهِ مِنْهَا وَمَن يُرِدْ ثَوَابَ الآخِرَةِ نُؤْتِهِ مِنْهَا وَسَنَجْزِي الشَّاكِرِينَ ﴿١٤٥﴾
3/Al-'Imran-145: Wama kana linafsin an tamoota illa bi-ithni Allahi kitaban mu-ajjalan waman yurid thawaba alddunya nu/tihi minha waman yurid thawaba al-akhirati nu/tihi minha wasanajzee alshshakireena
En geen ziel kan sterven, behalve met het verlof Allah, zoals vastgelegd. En wie de beloning van de wereld wil, Wij geven hem ervan; en wie de beloning van het Hiernamaals wil, Wij geven hem ervan. En Wij zullen de dankbaren belonen. (145)
وَكَأَيِّن مِّن نَّبِيٍّ قَاتَلَ مَعَهُ رِبِّيُّونَ كَثِيرٌ فَمَا وَهَنُواْ لِمَا أَصَابَهُمْ فِي سَبِيلِ اللّهِ وَمَا ضَعُفُواْ وَمَا اسْتَكَانُواْ وَاللّهُ يُحِبُّ الصَّابِرِينَ ﴿١٤٦﴾
3/Al-'Imran-146: Wakaayyin min nabiyyin qatala maAAahu ribbiyyoona katheerun fama wahanoo lima asabahum fee sabeeli Allahi wama daAAufoo wama istakanoo waAllahu yuhibbu alssabireena
En hoevelen van de Profeten vochten er niet, vergezeld van vele mensen en zij verloren de moed niet, wanneer zij op de Weg van Allah door rampspoed getroffen werden. En zij verzwakten niet en zij gaven zich niet over en Allah houdt van de geduldigen. (146)
وَمَا كَانَ قَوْلَهُمْ إِلاَّ أَن قَالُواْ ربَّنَا اغْفِرْ لَنَا ذُنُوبَنَا وَإِسْرَافَنَا فِي أَمْرِنَا وَثَبِّتْ أَقْدَامَنَا وانصُرْنَا عَلَى الْقَوْمِ الْكَافِرِينَ ﴿١٤٧﴾
3/Al-'Imran-147: Wama kana qawlahum illa an qaloo rabbana ighfir lana thunoobana wa-israfana fee amrina wathabbit aqdamana waonsurna AAala alqawmi alkafireena
En hun woorden waren niet anders dan dat zij zeiden: "Onze Heer, vergeef ons onze zonden en onze overdrijvingen met betrekking tot onze zaak en maak ons standvastig en help ons tegen het ongelovige volk." (147)
فَآتَاهُمُ اللّهُ ثَوَابَ الدُّنْيَا وَحُسْنَ ثَوَابِ الآخِرَةِ وَاللّهُ يُحِبُّ الْمُحْسِنِينَ ﴿١٤٨﴾
3/Al-'Imran-148: Faatahumu Allahu thawaba alddunya wahusna thawabi al-akhirati waAllahu yuhibbu almuhsineena
En Allah gaf hun (daarom) een beloning in de wereld en een goede beloning in het Hiernamaals. En Allah houdt van de weldoeners. (148)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوَاْ إِن تُطِيعُواْ الَّذِينَ كَفَرُواْ يَرُدُّوكُمْ عَلَى أَعْقَابِكُمْ فَتَنقَلِبُواْ خَاسِرِينَ ﴿١٤٩﴾
3/Al-'Imran-149: Ya ayyuha allatheena amanoo in tuteeAAoo allatheena kafaroo yaruddookum AAala aAAqabikum fatanqaliboo khasireena
O jullie die geloven, wanneer jullie degenen die niet geloven gehoorzamen, zullen zij jullie op jullie hielen doen omkeren (naar het ongeloof) en jullie zullen dan als verliezers omkeren. (149)
بَلِ اللّهُ مَوْلاَكُمْ وَهُوَ خَيْرُ النَّاصِرِينَ ﴿١٥٠﴾
3/Al-'Imran-150: Bali Allahu mawlakum wahuwa khayru alnnasireena
Maar Allah is jullie Beschermer en Hij is de Beste der Helpers. (150)
سَنُلْقِي فِي قُلُوبِ الَّذِينَ كَفَرُواْ الرُّعْبَ بِمَا أَشْرَكُواْ بِاللّهِ مَا لَمْ يُنَزِّلْ بِهِ سُلْطَانًا وَمَأْوَاهُمُ النَّارُ وَبِئْسَ مَثْوَى الظَّالِمِينَ ﴿١٥١﴾
3/Al-'Imran-151: Sanulqee fee quloobi allatheena kafaroo alrruAAba bima ashrakoo biAllahi ma lam yunazzil bihi sultanan wama/wahumu alnnaru wabi/sa mathwa alththalimeena
Wij zullen angst in de harten van de ongelovingen werpen wegens wat zij naast Allah aan deelgenoten toegekend hebben, waarvoor Hij geen bewijs neergedonden heeft. Hun verblijfplaats is de Hel. En het is de slechste plaats voor de onrechtplegers. (151)
وَلَقَدْ صَدَقَكُمُ اللّهُ وَعْدَهُ إِذْ تَحُسُّونَهُم بِإِذْنِهِ حَتَّى إِذَا فَشِلْتُمْ وَتَنَازَعْتُمْ فِي الأَمْرِ وَعَصَيْتُم مِّن بَعْدِ مَا أَرَاكُم مَّا تُحِبُّونَ مِنكُم مَّن يُرِيدُ الدُّنْيَا وَمِنكُم مَّن يُرِيدُ الآخِرَةَ ثُمَّ صَرَفَكُمْ عَنْهُمْ لِيَبْتَلِيَكُمْ وَلَقَدْ عَفَا عَنكُمْ وَاللّهُ ذُو فَضْلٍ عَلَى الْمُؤْمِنِينَ ﴿١٥٢﴾
3/Al-'Imran-152: Walaqad sadaqakumu Allahu waAAdahu ith tahussoonahum bi-ithnihi hatta itha fashiltum watanazaAAtum fee al-amri waAAasaytum min baAAdi ma arakum ma tuhibboona minkum man yureedu alddunya waminkum man yureedu al-akhirata thumma sarafakum AAanhum liyabtaliya
En voorzekerm Allah heeft Zijn belofte aan jullie vervuld toen jullie met Zijn toestemming jullie vijand gingen doden, totdat jullie versaagden, en met elkaar redetwisten over de opracht en jullie gehoorzaamden (de Profeet) niet nadat hij jullie liet zien de wereld willen en onder jullie zijn er die het Hiernamaals willen. En toen leidde Hij julle van hen (de ongelovigen) af, om jullie vergeven en Allah is de Bezitter van de Gunsten voor de gelovigen. (152)
إِذْ تُصْعِدُونَ وَلاَ تَلْوُونَ عَلَى أحَدٍ وَالرَّسُولُ يَدْعُوكُمْ فِي أُخْرَاكُمْ فَأَثَابَكُمْ غُمَّاً بِغَمٍّ لِّكَيْلاَ تَحْزَنُواْ عَلَى مَا فَاتَكُمْ وَلاَ مَا أَصَابَكُمْ وَاللّهُ خَبِيرٌ بِمَا تَعْمَلُونَ ﴿١٥٣﴾
3/Al-'Imran-153: Ith tusAAidoona wala talwoona AAala ahadin waalrrasoolu yadAAookum fee okhrakum faathabakum ghamman bighammin likay la tahzanoo AAala ma fatakum wala ma asabakum waAllahu khabeerun bima taAAmaloona
(Gedenkt) toen jullie omhoog wegvluchtten, zonder een blik op iemand te werpen, en de Boodschapper jullie can achter jullie riep, toen vergold Hij jullie met ramp na ramp, opdat jullie niet treuren over wat voorbij is en niet (treuren) over wat jullie getroffen heeft. En Allah is Alziende over wat jullie doen. (153)
ثُمَّ أَنزَلَ عَلَيْكُم مِّن بَعْدِ الْغَمِّ أَمَنَةً نُّعَاسًا يَغْشَى طَآئِفَةً مِّنكُمْ وَطَآئِفَةٌ قَدْ أَهَمَّتْهُمْ أَنفُسُهُمْ يَظُنُّونَ بِاللّهِ غَيْرَ الْحَقِّ ظَنَّ الْجَاهِلِيَّةِ يَقُولُونَ هَل لَّنَا مِنَ الأَمْرِ مِن شَيْءٍ قُلْ إِنَّ الأَمْرَ كُلَّهُ لِلَّهِ يُخْفُونَ فِي أَنفُسِهِم مَّا لاَ يُبْدُونَ لَكَ يَقُولُونَ لَوْ كَانَ لَنَا مِنَ الأَمْرِ شَيْءٌ مَّا قُتِلْنَا هَاهُنَا قُل لَّوْ كُنتُمْ فِي بُيُوتِكُمْ لَبَرَزَ الَّذِينَ كُتِبَ عَلَيْهِمُ الْقَتْلُ إِلَى مَضَاجِعِهِمْ وَلِيَبْتَلِيَ اللّهُ مَا فِي صُدُورِكُمْ وَلِيُمَحَّصَ مَا فِي قُلُوبِكُمْ وَاللّهُ عَلِيمٌ بِذَاتِ الصُّدُورِ ﴿١٥٤﴾
3/Al-'Imran-154: Thumma anzala AAalaykum min baAAdi alghammi amanatan nuAAasan yaghsha ta-ifatan minkum wata-ifatun qad ahammat-hum anfusuhum yathunnoona biAllahi ghayra alhaqqi thanna aljahiliyyati yaqooloona hal lana mina al-amri min shay-in qul inna al-amra kullahu lil
Toen liet Hij na de ramp een vreedzame slaap over jullie neerdalen waardoor een groep van jullie bevangen werd, en een groep maakte zichzelf bang door op onterechte wijze over Allah te denken, denkend volgens de onwetendheid, zeggend: "Hebben wij over de zaak iets te zeggen?" Zeg (O, Moehammad): "Voorwaar, de zaak behoort geheel aan Allah toe." Zij verbergen in hun zielen wat zij jou niet laten merken. Zij zeggen: "Hadden wij maar over de zaak iets te zeggen, dan zouden wij hier niet gedood worden." Zeg (O Moehammad): "Al waren jullie in jullie huizen gebleven: degenen voor wie de dood bepaald was, zouden naar hun rustplaatsen vertrokken zijn." (Dit is) opdat Allah dat wat in jullie binnensten is op de proef stelt, en opdat Hij reinigt wat in jullie harten is. En Allah is op de hoogte van het bimenste van de harten. (154)
إِنَّ الَّذِينَ تَوَلَّوْاْ مِنكُمْ يَوْمَ الْتَقَى الْجَمْعَانِ إِنَّمَا اسْتَزَلَّهُمُ الشَّيْطَانُ بِبَعْضِ مَا كَسَبُواْ وَلَقَدْ عَفَا اللّهُ عَنْهُمْ إِنَّ اللّهَ غَفُورٌ حَلِيمٌ ﴿١٥٥﴾
3/Al-'Imran-155: Inna allatheena tawallaw minkum yawma iltaqa aljamAAani innama istazallahumu alshshaytanu bibaAAdi ma kasaboo walaqad AAafa Allahu AAanhum inna Allaha ghafoorun haleemun
Voorwaar, degenen van jullie, die omkeerden op de dag dat de mee legers elkaar (bij Oehoed) troffen: voorwaar, het was Satan die hen deed falen vanwege wat zij (aan ongerhoorzaamheid) verricht hadden. En voorzeker, Allah heeft hen zeker vergeven en Allah is Vergevensgezind, Zachtmoedig. (155)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تَكُونُواْ كَالَّذِينَ كَفَرُواْ وَقَالُواْ لإِخْوَانِهِمْ إِذَا ضَرَبُواْ فِي الأَرْضِ أَوْ كَانُواْ غُزًّى لَّوْ كَانُواْ عِندَنَا مَا مَاتُواْ وَمَا قُتِلُواْ لِيَجْعَلَ اللّهُ ذَلِكَ حَسْرَةً فِي قُلُوبِهِمْ وَاللّهُ يُحْيِي وَيُمِيتُ وَاللّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ ﴿١٥٦﴾
3/Al-'Imran-156: Ya ayyuha allatheena amanoo la takoonoo kaallatheena kafaroo waqaloo li-ikhwanihim itha daraboo fee al-ardi aw kanoo ghuzzan law kanoo AAindana ma matoo wama qutiloo liyajAAala Allahu thalika hasratan fee quloobihim waAllahu yuhyee wayumeetu waAllahu bima
O jullie die geloven! Weest niet als degenen die ongelovig zijn en (die) over hun broeders wanneer zij over de aarde reizen of in strijd verwikkeld zijn: "Wanneer zij bij ons gebleven waren, zouden zij niet gestorven of gedood zijn." Opdat Allah dat tot (een bron van) wroeging in hun harten maakt. En het is Allah Die doet leven en Die doet sterven. En Allah is ziende over wat jullie doen. (156)
وَلَئِن قُتِلْتُمْ فِي سَبِيلِ اللّهِ أَوْ مُتُّمْ لَمَغْفِرَةٌ مِّنَ اللّهِ وَرَحْمَةٌ خَيْرٌ مِّمَّا يَجْمَعُونَ ﴿١٥٧﴾
3/Al-'Imran-157: Wala-in qutiltum fee sabeeli Allahi aw muttum lamaghfiratun mina Allahi warahmatun khayrun mimma yajmaAAoona
En als jullie gedood worden op de Weg van Allah, of sterven: vergeving van Allah en (Zijn) Barmhartigheid zijn beter dan wat zij verzamelen. (157)
وَلَئِن مُّتُّمْ أَوْ قُتِلْتُمْ لإِلَى الله تُحْشَرُونَ ﴿١٥٨﴾
3/Al-'Imran-158: Wala-in muttum aw qutiltum la-ila Allahi tuhsharoona
En als jullie sterven, of als jullie gedood worden: het is tot Allah dat jullie verzameld worden. (158)
فَبِمَا رَحْمَةٍ مِّنَ اللّهِ لِنتَ لَهُمْ وَلَوْ كُنتَ فَظًّا غَلِيظَ الْقَلْبِ لاَنفَضُّواْ مِنْ حَوْلِكَ فَاعْفُ عَنْهُمْ وَاسْتَغْفِرْ لَهُمْ وَشَاوِرْهُمْ فِي الأَمْرِ فَإِذَا عَزَمْتَ فَتَوَكَّلْ عَلَى اللّهِ إِنَّ اللّهَ يُحِبُّ الْمُتَوَكِّلِينَ ﴿١٥٩﴾
3/Al-'Imran-159: Fabima rahmatin mina Allahi linta lahum walaw kunta faththan ghaleetha alqalbi lainfaddoo min hawlika faoAAfu AAanhum waistaghfir lahum washawirhum fee al-amri fa-itha AAazamta fatawakkal AAala Allahi inna Allaha yuhibbu almutawakkileena
En het was dankzij de Barmhartigheid van Allah dat jij zacht met hen was en als je streng en hardvochtig was geweest, dan waren zij rondom jou uiteengegaan. Vergeef hen dus (hun fouten) en vraag vergeving voor hen on raadpleeg hen bij de zaak. En wanneer je dan besloten hebt vertrouw dan op Allah. Voorwaar, Allah houdt van degenen die (op Allah) vertrouwen. (159)
إِن يَنصُرْكُمُ اللّهُ فَلاَ غَالِبَ لَكُمْ وَإِن يَخْذُلْكُمْ فَمَن ذَا الَّذِي يَنصُرُكُم مِّن بَعْدِهِ وَعَلَى اللّهِ فَلْيَتَوَكِّلِ الْمُؤْمِنُونَ ﴿١٦٠﴾
3/Al-'Imran-160: In yansurkumu Allahu fala ghaliba lakum wa-in yakhthulkum faman tha allathee yansurukum min baAAdihi waAAala Allahi falyatawakkali almu/minoona
Wanneer Allah jullie helpt is er geen overwinnaar over jullie. En indien Hij jullie in de steek laat, wie is degene die jullie daarna nog kan helpen? En laat daarom de gelovigen op Allah vertrouwen. (160)
وَمَا كَانَ لِنَبِيٍّ أَن يَغُلَّ وَمَن يَغْلُلْ يَأْتِ بِمَا غَلَّ يَوْمَ الْقِيَامَةِ ثُمَّ تُوَفَّى كُلُّ نَفْسٍ مَّا كَسَبَتْ وَهُمْ لاَ يُظْلَمُونَ ﴿١٦١﴾
3/Al-'Imran-161: Wama kana linabiyyin an yaghulla waman yaghlul ya/ti bima ghalla yawma alqiyamati thumma tuwaffa kullu nafsin ma kasabat wahum la yuthlamoona
En het past een Profeet niet, dat hij iets achterhoudt (van oorlogsbuit). En wie iets achterhoudt, zed wat hij achterhield op de Dag der Opstanding meenemen. Dan zal iedere ziel vergoed krijgen wat hij verricht heeft en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden. (161)
أَفَمَنِ اتَّبَعَ رِضْوَانَ اللّهِ كَمَن بَاء بِسَخْطٍ مِّنَ اللّهِ وَمَأْوَاهُ جَهَنَّمُ وَبِئْسَ الْمَصِيرُ ﴿١٦٢﴾
3/Al-'Imran-162: Afamani ittabaAAa ridwana Allahi kaman baa bisakhatin mina Allahi wama/wahu jahannamu wabi/sa almaseeru
Is dan iemand die het welgevallen van Allah volgt als iemand die de woede van Allah over zich afroept en wiens verblijfplaats in de Hel is? En dat is de slechtste eindbestemming! (162)
هُمْ دَرَجَاتٌ عِندَ اللّهِ واللّهُ بَصِيرٌ بِمَا يَعْمَلُونَ ﴿١٦٣﴾
3/Al-'Imran-163: Hum darajatun AAinda Allahi waAllahu baseerun bima yaAAmaloona
Zij (hebben) verschillende graden bij Allah en Allah is Alziende over wat zij doen. (163)
لَقَدْ مَنَّ اللّهُ عَلَى الْمُؤمِنِينَ إِذْ بَعَثَ فِيهِمْ رَسُولاً مِّنْ أَنفُسِهِمْ يَتْلُو عَلَيْهِمْ آيَاتِهِ وَيُزَكِّيهِمْ وَيُعَلِّمُهُمُ الْكِتَابَ وَالْحِكْمَةَ وَإِن كَانُواْ مِن قَبْلُ لَفِي ضَلالٍ مُّبِينٍ ﴿١٦٤﴾
3/Al-'Imran-164: Laqad manna Allahu AAala almu/mineena ith baAAatha feehim rasoolan min anfusihim yatloo AAalayhim ayatihi wayuzakkeehim wayuAAallimuhumu alkitaba waalhikmata wa-in kanoo min qablu lafee dalalin mubeenin
Voorzeker, Allah gaf een grote gunst aan de gelovigen, toen Hij tot hen een Boodschapper uit hun midden stuurde. Hij draagt hun Zijn Verzen voor. En hij reinigt hen (de gelovigen) on hij onderwijst hun het Boek (de Koran) en de Wijsheid, terwijl zij daarvoor zeker in duidelijke dwaling verkeerden. (164)
أَوَلَمَّا أَصَابَتْكُم مُّصِيبَةٌ قَدْ أَصَبْتُم مِّثْلَيْهَا قُلْتُمْ أَنَّى هَذَا قُلْ هُوَ مِنْ عِندِ أَنْفُسِكُمْ إِنَّ اللّهَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿١٦٥﴾
3/Al-'Imran-165: Awa lamma asabatkum museebatun qad asabtum mithlayha qultum anna hatha qul huwa min AAindi anfusikum inna Allaha AAala kulli shay-in qadeerun
En toen een ramp jullie troF (bij Oehoed), hoewel jullie (JE vijanden) met om dubbele ramp getroffen hebben (bij Badr), (waarom) zeggen jullie dan: "Waar komt dat vandaan?" Zeg: "Dat komt van jullie zelf." En Allah is Almachtig over alle zaken. (165)
وَمَا أَصَابَكُمْ يَوْمَ الْتَقَى الْجَمْعَانِ فَبِإِذْنِ اللّهِ وَلِيَعْلَمَ الْمُؤْمِنِينَ ﴿١٦٦﴾
3/Al-'Imran-166: Wama asabakum yawma iltaqa aljamAAani fabi-ithni Allahi waliyaAAlama almu/mineena
En wat jullie trof op de dag dat de twee legers elkaar ontmoetten, was met het verlof ven Allah, opdat Hij de gelovigen toetst. (166)
وَلْيَعْلَمَ الَّذِينَ نَافَقُواْ وَقِيلَ لَهُمْ تَعَالَوْاْ قَاتِلُواْ فِي سَبِيلِ اللّهِ أَوِ ادْفَعُواْ قَالُواْ لَوْ نَعْلَمُ قِتَالاً لاَّتَّبَعْنَاكُمْ هُمْ لِلْكُفْرِ يَوْمَئِذٍ أَقْرَبُ مِنْهُمْ لِلإِيمَانِ يَقُولُونَ بِأَفْوَاهِهِم مَّا لَيْسَ فِي قُلُوبِهِمْ وَاللّهُ أَعْلَمُ بِمَا يَكْتُمُونَ ﴿١٦٧﴾
3/Al-'Imran-167: WaliyaAAlama allatheena nafaqoo waqeela lahum taAAalaw qatiloo fee sabeeli Allahi awi idfaAAoo qaloo law naAAlamu qitalan laittabaAAnakum hum lilkufri yawma-ithin aqrabu minhum lil-eemani yaqooloona bi-afwahihim ma laysa fee quloobihim waAllahu aAAlamu bi
En opdat Hij degenen die huichelen gekend deed worden, en er werd hun gezegd: "Kom en vecht op de Weg van Allah, of verdedigt (jullie zelf tenminste)." Zij zeiden: "Wanneer wij geweten hadden dat er een gevecht zou zijn, zouden wij zeker jullie gevolgd hebben." Zij waren op die dag dichter hij ongeloof dan bij geloof en zij zeiden met hun lippen wat niet in hun harten was. En Allah weet beter wat zij verbergen. (167)
الَّذِينَ قَالُواْ لإِخْوَانِهِمْ وَقَعَدُواْ لَوْ أَطَاعُونَا مَا قُتِلُوا قُلْ فَادْرَؤُوا عَنْ أَنفُسِكُمُ الْمَوْتَ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿١٦٨﴾
3/Al-'Imran-168: Allatheena qaloo li-ikhwanihim waqaAAadoo law ataAAoona ma qutiloo qul faidraoo AAan anfusikumu almawta in kuntum sadiqeena
(Zij zijn) degenen die tegen hun broeders zeiden (terwijl) zij zaten: "Hadden zij maar naar ons geluisterd, dan waren zij niet gedood." Zeg: "Houdt de dood dan van jullie af als jullie waarachtigen zijn." (168)
وَلاَ تَحْسَبَنَّ الَّذِينَ قُتِلُواْ فِي سَبِيلِ اللّهِ أَمْوَاتًا بَلْ أَحْيَاء عِندَ رَبِّهِمْ يُرْزَقُونَ ﴿١٦٩﴾
3/Al-'Imran-169: Wala tahsabanna allatheena qutiloo fee sabeeli Allahi amwatan bal ahyaon AAinda rabbihim yurzaqoona
En denkt niet van degenen die op de Weg van Allah gedood zijn dat zij gestorven zijn. Zij leven zelfs bij hun Heer, zij worden voorzien." (169)
فَرِحِينَ بِمَا آتَاهُمُ اللّهُ مِن فَضْلِهِ وَيَسْتَبْشِرُونَ بِالَّذِينَ لَمْ يَلْحَقُواْ بِهِم مِّنْ خَلْفِهِمْ أَلاَّ خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلاَ هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿١٧٠﴾
3/Al-'Imran-170: Fariheena bima atahumu Allahu min fadlihi wayastabshiroona biallatheena lam yalhaqoo bihim min khalfihim alla khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona
Zij verheugen zich met wat Allah hen van Zijn gunsten gaf, an zij verheugen zich over degenen die zich nog niet na hen (bij hen) gavoegd hebben (en) er is voor hen geen angst en zij treuren niet. (170)
يَسْتَبْشِرُونَ بِنِعْمَةٍ مِّنَ اللّهِ وَفَضْلٍ وَأَنَّ اللّهَ لاَ يُضِيعُ أَجْرَ الْمُؤْمِنِينَ ﴿١٧١﴾
3/Al-'Imran-171: Yastabshiroona biniAAmatin mina Allahi wafadlin waanna Allaha la yudeeAAu ajra almu/mineena
Zij verheugen zich over de genieting van Allah en (Zijn) gunst. En voorwaar, Allah verwaarloost de beloning van de gelovigen niet. (171)
الَّذِينَ اسْتَجَابُواْ لِلّهِ وَالرَّسُولِ مِن بَعْدِ مَآ أَصَابَهُمُ الْقَرْحُ لِلَّذِينَ أَحْسَنُواْ مِنْهُمْ وَاتَّقَواْ أَجْرٌ عَظِيمٌ ﴿١٧٢﴾
3/Al-'Imran-172: Allatheena istajaboo lillahi waalrrasooli min baAAdi ma asabahumu alqarhu lillatheena ahsanoo minhum waittaqaw ajrun AAatheemun
Degenen die aan de oproep van Allah en de Boodschapper nadat zij gewond waren (geraakt) gehoor gaven: voor degenen onder hen die good doen en (Allah) vrezen is er een geweldige beloning. (172)
الَّذِينَ قَالَ لَهُمُ النَّاسُ إِنَّ النَّاسَ قَدْ جَمَعُواْ لَكُمْ فَاخْشَوْهُمْ فَزَادَهُمْ إِيمَاناً وَقَالُواْ حَسْبُنَا اللّهُ وَنِعْمَ الْوَكِيلُ ﴿١٧٣﴾
3/Al-'Imran-173: Allatheena qala lahumu alnnasu inna alnnasa qad jamaAAoo lakum faikhshawhum fazadahum eemanan waqaloo hasbuna Allahu waniAAma alwakeelu
Degenen tegen wie de mensen zeggen: "Voorwaar, de mensen hebben zich tegen jullie verzameld hen dus." Hun geloof werd erdoor versterkt en zij zeiden: "Allah is ons genoeg en Hij is de beste Beschermer." (173)
فَانقَلَبُواْ بِنِعْمَةٍ مِّنَ اللّهِ وَفَضْلٍ لَّمْ يَمْسَسْهُمْ سُوءٌ وَاتَّبَعُواْ رِضْوَانَ اللّهِ وَاللّهُ ذُو فَضْلٍ عَظِيمٍ ﴿١٧٤﴾
3/Al-'Imran-174: Fainqalaboo biniAAmatin mina Allahi wafadlin lam yamsas-hum soo-on waittabaAAoo ridwana Allahi waAllahu thoo fadlin AAatheemin
En zij keerden terug (van de oorlog) met de genieting van Allah en (Zijn) Gunst: het kwaad heeft hen niet aangeraakt, want zij volgden het welgevallen van Allah en Allah is de Bezitter van de Geweldige Gunst. (174)
إِنَّمَا ذَلِكُمُ الشَّيْطَانُ يُخَوِّفُ أَوْلِيَاءهُ فَلاَ تَخَافُوهُمْ وَخَافُونِ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿١٧٥﴾
3/Al-'Imran-175: Innama thalikumu alshshaytanu yukhawwifu awliyaahu fala takhafoohum wakhafooni in kuntum mu/mineena
Voorwaar, het was slechts de Satan en zijn volgelingen die jullie bang maakten, weest daarom niet bang voor Mhen, weest bang voor Mij, indien jullie (ware) gelovigen zijn. (175)
وَلاَ يَحْزُنكَ الَّذِينَ يُسَارِعُونَ فِي الْكُفْرِ إِنَّهُمْ لَن يَضُرُّواْ اللّهَ شَيْئاً يُرِيدُ اللّهُ أَلاَّ يَجْعَلَ لَهُمْ حَظًّا فِي الآخِرَةِ وَلَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ ﴿١٧٦﴾
3/Al-'Imran-176: Wala yahzunka allatheena yusariAAoona fee alkufri innahum lan yadurroo Allaha shay-an yureedu Allahu alla yajAAala lahum haththan fee al-akhirati walahum AAathabun AAatheemun
En laat je niet treurig maken (O Moehammed) door degenen die zich naar het ongeloof haasten. Voorwaar, zij zullen Allah niet schaden. Allah wil dat Hij hen geen aandeel in het Hiernamaals geeft en voor hen is er een geweldige bestraffing. (176)
إِنَّ الَّذِينَ اشْتَرَوُاْ الْكُفْرَ بِالإِيمَانِ لَن يَضُرُّواْ اللّهَ شَيْئًا وَلهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿١٧٧﴾
3/Al-'Imran-177: Inna allatheena ishtarawoo alkufra bial-eemani lan yadurroo Allaha shay-an walahum AAathabun aleemun
Voorwaar, degenen die het geloof voor ongeloof verruild hebben. zij brengen Allah in niets schade tot en voor hen is er een pijnlijke bestraffing. (177)
وَلاَ يَحْسَبَنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ أَنَّمَا نُمْلِي لَهُمْ خَيْرٌ لِّأَنفُسِهِمْ إِنَّمَا نُمْلِي لَهُمْ لِيَزْدَادُواْ إِثْمًا وَلَهْمُ عَذَابٌ مُّهِينٌ ﴿١٧٨﴾
3/Al-'Imran-178: Wala yahsabanna allatheena kafaroo annama numlee lahum khayrun li-anfusihim innama numlee lahum liyazdadoo ithman walahum AAathabun muheenun
Laat degenen die ongelovig zijn niet denken dat Ons uitstel geven beter voor hen is: Wij geven hun slechts uitstel opdat hun zonden zullen toenemen en voor hen is er een vemederende bestraffing. (178)
مَّا كَانَ اللّهُ لِيَذَرَ الْمُؤْمِنِينَ عَلَى مَآ أَنتُمْ عَلَيْهِ حَتَّىَ يَمِيزَ الْخَبِيثَ مِنَ الطَّيِّبِ وَمَا كَانَ اللّهُ لِيُطْلِعَكُمْ عَلَى الْغَيْبِ وَلَكِنَّ اللّهَ يَجْتَبِي مِن رُّسُلِهِ مَن يَشَاء فَآمِنُواْ بِاللّهِ وَرُسُلِهِ وَإِن تُؤْمِنُواْ وَتَتَّقُواْ فَلَكُمْ أَجْرٌ عَظِيمٌ ﴿١٧٩﴾
3/Al-'Imran-179: Ma kana Allahu liyathara almu/mineena AAala ma antum AAalayhi hatta yameeza alkhabeetha mina alttayyibi wama kana Allahu liyutliAAakum AAala alghaybi walakinna Allaha yajtabee min rusulihi man yashao faaminoo biAllahi warusulihi wa-in tu/minoo watattaqoo
Allah zal de gelovigen niet in de toestand laten waarin jullie verkeren totdat Hij het slechte van het goede scheidt. En Allah brengt jullie niet op de hoogte van het onwaarneembare, maar Allah kiest uit Zijn Boodschappers wie Hij wil Gelooft dus in Allah en Zijn Boodschappers. En indien jullie geloven en (Allah) vrezen hebben, den is er voor jullie een geweldige beloning (179)
وَلاَ يَحْسَبَنَّ الَّذِينَ يَبْخَلُونَ بِمَا آتَاهُمُ اللّهُ مِن فَضْلِهِ هُوَ خَيْرًا لَّهُمْ بَلْ هُوَ شَرٌّ لَّهُمْ سَيُطَوَّقُونَ مَا بَخِلُواْ بِهِ يَوْمَ الْقِيَامَةِ وَلِلّهِ مِيرَاثُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَاللّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرٌ ﴿١٨٠﴾
3/Al-'Imran-180: Wala yahsabanna allatheena yabkhaloona bima atahummu Allahu min fadlihi huwa khayran lahum bal huwa sharrun lahum sayutawwaqoona ma bakhiloo bihi yawma alqiyamati walillahi meerathu alssamawati waal-ardi waAllahu bima taAAmaloona khabeerun
En laat degenen die gierig zijn (en achterhouden van) wat Allah hun gegeven heeft van Zijn gunst, niet denken dat het good voor hen is. Welnee, het is slecht voor hen, (het onderwerp van) hun gierigheid zal hen op de Dag der Opstanding om hun nek gehangen worden. En aan Allah behoort de erfenis van de hemelen en de aarde. En Allah is Alwetend over wat jullie doen. (180)
لَّقَدْ سَمِعَ اللّهُ قَوْلَ الَّذِينَ قَالُواْ إِنَّ اللّهَ فَقِيرٌ وَنَحْنُ أَغْنِيَاء سَنَكْتُبُ مَا قَالُواْ وَقَتْلَهُمُ الأَنبِيَاء بِغَيْرِ حَقٍّ وَنَقُولُ ذُوقُواْ عَذَابَ الْحَرِيقِ ﴿١٨١﴾
3/Al-'Imran-181: Laqad samiAAa Allahu qawla allatheena qaloo inna Allaha faqeerun wanahnu aghniyaon sanaktubu ma qaloo waqatlahumu al-anbiyaa bighayri haqqin wanaqoolu thooqoo AAathaba alhareeqi
Voorzeker, Allah heeft de uitspraken gehoord van degenen die zeiden: "Voorwaar, Allah is arm en wij zijn rijk." Wij zullen opschrijven wat zij zeiden en ook het zonder recht doden van de Profeten en Wi zullen (tegen hen) zeggen: "Proeft de verbrandende bestraffing." (181)
ذَلِكَ بِمَا قَدَّمَتْ أَيْدِيكُمْ وَأَنَّ اللّهَ لَيْسَ بِظَلاَّمٍ لِّلْعَبِيدِ ﴿١٨٢﴾
3/Al-'Imran-182: Thalika bima qaddamat aydeekum waanna Allaha laysa bithallamin lilAAabeedi
Dat is vanwege hetgeen jullie handen deden en voorwaar, Allah is niet onrechtvaardig tegenover de dienaren. (182)
الَّذِينَ قَالُواْ إِنَّ اللّهَ عَهِدَ إِلَيْنَا أَلاَّ نُؤْمِنَ لِرَسُولٍ حَتَّىَ يَأْتِيَنَا بِقُرْبَانٍ تَأْكُلُهُ النَّارُ قُلْ قَدْ جَاءكُمْ رُسُلٌ مِّن قَبْلِي بِالْبَيِّنَاتِ وَبِالَّذِي قُلْتُمْ فَلِمَ قَتَلْتُمُوهُمْ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿١٨٣﴾
3/Al-'Imran-183: Allatheena qaloo inna Allaha AAahida ilayna alla nu/mina lirasoolin hatta ya/tiyana biqurbanin ta/kuluhu alnnaru qul qad jaakum rusulun min qablee bialbayyinati wabiallathee qultum falima qataltumoohum in kutum sadiqeena
(Zij zijn) degenen die zeiden: "Voorwaar, Allah heeft ons bevolen geen Boodschapper te geloven, totdat hij ons een offer liet zien dat door de Hel verteerd werd." Zeg (O Moehammad): "Er kwamen Boodschappers vóór mij tot jullie met de duidelijke (Tekenen) en met wat jullie zeiden. Waarom hebben jullie hen dan gedood, als jullie waarachtigen zijn?" (183)
فَإِن كَذَّبُوكَ فَقَدْ كُذِّبَ رُسُلٌ مِّن قَبْلِكَ جَآؤُوا بِالْبَيِّنَاتِ وَالزُّبُرِ وَالْكِتَابِ الْمُنِيرِ ﴿١٨٤﴾
3/Al-'Imran-184: Fa-in kaththabooka faqad kuththiba rusulun min qablika jaoo bialbayyinati waalzzuburi waalkitabi almuneeri
En als zij jou loochenen: waarlijk geloochend werden de Boodschappers vóór jou, (die) met de duidelijke (Tekenen) en de Zoeboer en de verlichte Boeken kwamen. (184)
كُلُّ نَفْسٍ ذَآئِقَةُ الْمَوْتِ وَإِنَّمَا تُوَفَّوْنَ أُجُورَكُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ فَمَن زُحْزِحَ عَنِ النَّارِ وَأُدْخِلَ الْجَنَّةَ فَقَدْ فَازَ وَما الْحَيَاةُ الدُّنْيَا إِلاَّ مَتَاعُ الْغُرُورِ ﴿١٨٥﴾
3/Al-'Imran-185: Kullu nafsin tha-iqatu almawti wa-innama tuwaffawna ojoorakum yawma alqiyamati faman zuhziha AAani alnnari waodkhila aljannata faqad faza wama alhayatu alddunya illa mataAAu alghuroori
Iedere ziet zal de dood proeven, en voorwaar: pas op de Dag der Opstanding zullen jullie je beloning volledig ontvangen, en slechts degene die van de Het weggehouden wordt en het Paradijs binnengeleid wordt heeft waarlijk succes en het wereldse leven is slechts een misleidende genieting. (185)
لَتُبْلَوُنَّ فِي أَمْوَالِكُمْ وَأَنفُسِكُمْ وَلَتَسْمَعُنَّ مِنَ الَّذِينَ أُوتُواْ الْكِتَابَ مِن قَبْلِكُمْ وَمِنَ الَّذِينَ أَشْرَكُواْ أَذًى كَثِيرًا وَإِن تَصْبِرُواْ وَتَتَّقُواْ فَإِنَّ ذَلِكَ مِنْ عَزْمِ الأُمُورِ ﴿١٨٦﴾
3/Al-'Imran-186: Latublawunna fee amwalikum waanfusikum walatasmaAAunna mina allatheena ootoo alkitaba min qablikum wamina allatheena ashrakoo athan katheeran wa-in tasbiroo watattaqoo fa-inna thalika min AAazmi al-omoori
Jullie zullen zeker op de proef gesteld worden in jullie eigendommen en in jullie zelf en jullie zullen zeker van degenen die de Schrift vóór jullie gegeven was en degenen die deelgenoten (aan Allah) toekenden veel pijnlijks horen. En als jullie geduldig zijn en (Allah) vrezen: voorwaar, dat behoort tot de aanbevolen daden. (186)
وَإِذَ أَخَذَ اللّهُ مِيثَاقَ الَّذِينَ أُوتُواْ الْكِتَابَ لَتُبَيِّنُنَّهُ لِلنَّاسِ وَلاَ تَكْتُمُونَهُ فَنَبَذُوهُ وَرَاء ظُهُورِهِمْ وَاشْتَرَوْاْ بِهِ ثَمَناً قَلِيلاً فَبِئْسَ مَا يَشْتَرُونَ ﴿١٨٧﴾
3/Al-'Imran-187: Wa-ith akhatha Allahu meethaqa allatheena ootoo alkitaba latubayyinunnahu lilnnasi wala taktumoonahu fanabathoohu waraa thuhoorihim waishtaraw bihi thamanan qaleelan fabi/sa ma yashtaroona
En (gedenkt) toen Allah een verbond met degenen die de Schrift gegeven waren sloot: "Opdat jullie hot (de Schrift) aan de mensen duidelijk zouden maken en opdat jullie het niet zouden verbergen." Toen wierpen zij het achter hum ruggen weg en zij ruilden het in voor een geringe prijs. En het was een slechte ruil die zij maakten. (187)
لاَ تَحْسَبَنَّ الَّذِينَ يَفْرَحُونَ بِمَا أَتَواْ وَّيُحِبُّونَ أَن يُحْمَدُواْ بِمَا لَمْ يَفْعَلُواْ فَلاَ تَحْسَبَنَّهُمْ بِمَفَازَةٍ مِّنَ الْعَذَابِ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿١٨٨﴾
3/Al-'Imran-188: La tahsabanna allatheena yafrahoona bima ataw wayuhibboona an yuhmadoo bima lam yafAAaloo fala tahsabannahum bimafazatin mina alAAathabi walahum AAathabun aleemun
En denkt niet dat degenen die blij zijn met wat zij gedaan hebben en die er van houden geprezen te worden voor wat zij niet gedaan hebben; denkt niet dat zij aan de bestraffing kunnen ontsnappen. En voor ben is er een pijnlijke bestraffing. (188)
وَلِلّهِ مُلْكُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَاللّهُ عَلَىَ كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿١٨٩﴾
3/Al-'Imran-189: Walillahi mulku alssamawati waal-ardi waAllahu AAala kulli shay-in qadeerun
En aan Allah behoort het Koninkrijk van de hemelen en de aarde toe en Allah is Almachtig over alle dingen. (189)
إِنَّ فِي خَلْقِ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَاخْتِلاَفِ اللَّيْلِ وَالنَّهَارِ لآيَاتٍ لِّأُوْلِي الألْبَابِ ﴿١٩٠﴾
3/Al-'Imran-190: Inna fee khalqi alssamawati waal-ardi waikhtilafi allayli waalnnahari laayatin li-olee al-albabi
Voorwaar, in de schepping van de hemelen en de aarde en in hot afwisselen van de nacht en de dag zijn zeker Tekenen voor bezitters van begrip. (190)
الَّذِينَ يَذْكُرُونَ اللّهَ قِيَامًا وَقُعُودًا وَعَلَىَ جُنُوبِهِمْ وَيَتَفَكَّرُونَ فِي خَلْقِ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ رَبَّنَا مَا خَلَقْتَ هَذا بَاطِلاً سُبْحَانَكَ فَقِنَا عَذَابَ النَّارِ ﴿١٩١﴾
3/Al-'Imran-191: Allatheena yathkuroona Allaha qiyaman waquAAoodan waAAala junoobihim wayatafakkaroona fee khalqi alssamawati waal-ardi rabbana ma khalaqta hatha batilan subhanaka faqina AAathaba alnnari
Degenen die Allah gedenken terwijl zij staan en zitten on op hun zij liggen en nadenken over de schepping van de hemelen en de aarde, (zeggend:) "Onze Heer, U heeft dit (alles) niet voor niets geschapen, glorie zij U, bescherm ons dus tegen de bestraffing van de Hel. (191)
رَبَّنَا إِنَّكَ مَن تُدْخِلِ النَّارَ فَقَدْ أَخْزَيْتَهُ وَمَا لِلظَّالِمِينَ مِنْ أَنصَارٍ ﴿١٩٢﴾
3/Al-'Imran-192: Rabbana innaka man tudkhili alnnara faqad akhzaytahu wama lilththalimeena min ansarin
Onze Heer, voorwaar, U bent degene die iemand de Hel binnenleidt, U heeft hem dan waarlijk vernederd. En voor de onrechtvaardigen zullen er geen helpers zijn. (192)
رَّبَّنَا إِنَّنَا سَمِعْنَا مُنَادِيًا يُنَادِي لِلإِيمَانِ أَنْ آمِنُواْ بِرَبِّكُمْ فَآمَنَّا رَبَّنَا فَاغْفِرْ لَنَا ذُنُوبَنَا وَكَفِّرْ عَنَّا سَيِّئَاتِنَا وَتَوَفَّنَا مَعَ الأبْرَارِ ﴿١٩٣﴾
3/Al-'Imran-193: Rabbana innana samiAAna munadiyan yunadee lil-eemani an aminoo birabbikum faamanna rabbana faighfir lana thunoobana wakaffir AAanna sayyi-atina watawaffana maAAa al-abrari
Onze Heer, voorwaar, wij hebben een oproeper gehoord die oproept tot geloof: 'Gelooft in jullie Heer,' dus geloven wij. Onze Heer, vergeef ons onze zonden en wis onze fouten uit en neem ons leven met (dat van) de vromen. (193)
رَبَّنَا وَآتِنَا مَا وَعَدتَّنَا عَلَى رُسُلِكَ وَلاَ تُخْزِنَا يَوْمَ الْقِيَامَةِ إِنَّكَ لاَ تُخْلِفُ الْمِيعَادَ ﴿١٩٤﴾
3/Al-'Imran-194: Rabbana waatina ma waAAadtana AAala rusulika wala tukhzina yawma alqiyamati innaka la tukhlifu almeeAAada
Onze Heer, schenk ons wat U aan Uw Boodschappers belooft hebt en verneder ons niet op de Dag der Opstanding. Voorwaar, U verbreekt de belofte niet." (194)
فَاسْتَجَابَ لَهُمْ رَبُّهُمْ أَنِّي لاَ أُضِيعُ عَمَلَ عَامِلٍ مِّنكُم مِّن ذَكَرٍ أَوْ أُنثَى بَعْضُكُم مِّن بَعْضٍ فَالَّذِينَ هَاجَرُواْ وَأُخْرِجُواْ مِن دِيَارِهِمْ وَأُوذُواْ فِي سَبِيلِي وَقَاتَلُواْ وَقُتِلُواْ لأُكَفِّرَنَّ عَنْهُمْ سَيِّئَاتِهِمْ وَلأُدْخِلَنَّهُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الأَنْهَارُ ثَوَابًا مِّن عِندِ اللّهِ وَاللّهُ عِندَهُ حُسْنُ الثَّوَابِ ﴿١٩٥﴾
3/Al-'Imran-195: Faistajaba lahum rabbuhum annee la odeeAAu AAamala AAamilin minkum min thakarin aw ontha baAAdukum min baAAdin faallatheena hajaroo waokhrijoo min diyarihim waoothoo fee sabeelee waqataloo waqutiloo laokaffiranna AAanhum sayyi-atihim walaodkhilannahum jan
En hun Heer heeft hun (smeekbede) verhoort, (zeggend:) "Voorwaar, Ik doe het werk van de werkenden van jullie niet verloren gaan, of het nu man of vrouw is, jullie komen uit elkaar voort. Zij die uitgeweken zijn en uit hun huizen verdreven werden, en die leden op Mijn Weg, en zij (die) doodden en gedood werden: Ik zal hun fouten zeker uitwissen en hen in de Tuinen (het Paradijs) binnenleiden, waar onder door de rivieren stromen, als een beloning van bij Allah. En Allah, bij Hem is de goede beloning." (195)
لاَ يَغُرَّنَّكَ تَقَلُّبُ الَّذِينَ كَفَرُواْ فِي الْبِلاَدِ ﴿١٩٦﴾
3/Al-'Imran-196: La yaghurrannaka taqallubu allatheena kafaroo fee albiladi
Laat je niet verleiden door het (genietend) rondgaan van degenen die ongelovig zijn in het land. (196)
مَتَاعٌ قَلِيلٌ ثُمَّ مَأْوَاهُمْ جَهَنَّمُ وَبِئْسَ الْمِهَادُ ﴿١٩٧﴾
3/Al-'Imran-197: MataAAun qaleelun thumma ma/wahum jahannamu wabi/sa almihadu
(Het zijn slechts) kleine genietingen, en vervolgens is hun verblijfplaats de Hel, dat is de slechtste verblijfplaats. (197)
لَكِنِ الَّذِينَ اتَّقَوْاْ رَبَّهُمْ لَهُمْ جَنَّاتٌ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا نُزُلاً مِّنْ عِندِ اللّهِ وَمَا عِندَ اللّهِ خَيْرٌ لِّلأَبْرَارِ ﴿١٩٨﴾
3/Al-'Imran-198: Lakini allatheena ittaqaw rabbahum lahum jannatun tajree min tahtiha al-anharu khalideena feeha nuzulan min AAindi Allahi wama AAinda Allahi khayrun lil-abrari
Maar degenen die hun Heer vrezen, voor hen zijn er de Tuinen (het Paradijs) waar onder door de rivieren stromen, zij zijn daarin eeuwig levenden, een ontvangst can Allah. En dat wat van Allah komt is beter voor de vromen. (198)
وَإِنَّ مِنْ أَهْلِ الْكِتَابِ لَمَن يُؤْمِنُ بِاللّهِ وَمَا أُنزِلَ إِلَيْكُمْ وَمَآ أُنزِلَ إِلَيْهِمْ خَاشِعِينَ لِلّهِ لاَ يَشْتَرُونَ بِآيَاتِ اللّهِ ثَمَنًا قَلِيلاً أُوْلَئِكَ لَهُمْ أَجْرُهُمْ عِندَ رَبِّهِمْ إِنَّ اللّهَ سَرِيعُ الْحِسَابِ ﴿١٩٩﴾
3/Al-'Imran-199: Wa-inna min ahli alkitabi laman yu/minu biAllahi wama onzila ilaykum wama onzila ilayhim khashiAAeena lillahi la yashtaroona bi-ayati Allahi thamanan qaleelan ola-ika lahum ajruhum AAinda rabbihim inna Allaha sareeAAu alhisabi
En voorwaar, er zijn er onder de Lieden van de Schrift die zeker in Allah geloven en in wat aan jullie geopenbaard is en in wat hen geopenbaard is, terwijl zij nederig tegenover Allah zijn, zij ruilen de Verzen van Allah niet in voor een geringr prijs: zij zijn degenen voor wi hun beloning bij hun Heer is. Voorwaar, Allah is snel met de afrekening. (199)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ اصْبِرُواْ وَصَابِرُواْ وَرَابِطُواْ وَاتَّقُواْ اللّهَ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ ﴿٢٠٠﴾
3/Al-'Imran-200: Ya ayyuha allatheena amanoo isbiroo wasabiroo warabitoo waittaqoo Allaha laAAallakum tuflihoona
O jullie die geloven, weest geduldig, en weest standvastig, sluit de rijen en vreest Allah. Hopelijk zullen jullie welslagen. (200)