Nederlands [Veranderen]

An-Najm 1-62, Soera De Sterren (53/An-Najm)

Soera An-Najm - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera An-Najm - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera An-Najm - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الـنحـم

Soera An-Najm

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

وَالنَّجْمِ إِذَا هَوَى ﴿١﴾
53/An-Najm-1: Waalnnajmi itha hawa
Bij de ster wanneer zij valt. (1)
مَا ضَلَّ صَاحِبُكُمْ وَمَا غَوَى ﴿٢﴾
53/An-Najm-2: Ma dalla sahibukum wama ghawa
Jullie metgezel (de Profeet) dwaalt niet en hij is niet misleid. (2)
وَمَا يَنطِقُ عَنِ الْهَوَى ﴿٣﴾
53/An-Najm-3: Wama yantiqu AAani alhawa
En hij spreekt niet uit begeerte. (3)
إِنْ هُوَ إِلَّا وَحْيٌ يُوحَى ﴿٤﴾
53/An-Najm-4: In huwa illa wahyun yooha
Het is niets anders dan een Openbaring die aan hem geopenbaard is. (4)
عَلَّمَهُ شَدِيدُ الْقُوَى ﴿٥﴾
53/An-Najm-5: AAallamahu shadeedu alquwa
Een machtige in kracht (Djibrîl) onderwees hem. (5)
ذُو مِرَّةٍ فَاسْتَوَى ﴿٦﴾
53/An-Najm-6: Thoo mirratin faistawa
Een bezitter van wijsheid, en hij (Djibrîl) verscheen (in zijn aardse vorm). (6)
وَهُوَ بِالْأُفُقِ الْأَعْلَى ﴿٧﴾
53/An-Najm-7: Wahuwa bial-ofuqi al-aAAla
En hij bevond zich aan de hoogste horizon. (7)
ثُمَّ دَنَا فَتَدَلَّى ﴿٨﴾
53/An-Najm-8: Thumma dana fatadalla
Daarna naderde hij en daalde neer. (8)
فَكَانَ قَابَ قَوْسَيْنِ أَوْ أَدْنَى ﴿٩﴾
53/An-Najm-9: Fakana qaba qawsayni aw adna
Zodat hij zich op een afstand van twee booglengten (van Moehammad) bevond, of dichterbij. (9)
فَأَوْحَى إِلَى عَبْدِهِ مَا أَوْحَى ﴿١٠﴾
53/An-Najm-10: Faawha ila AAabdihi ma awha
Toen openbaarde Hij aan Zijn dienaar wat Hij openbaarde. (10)
مَا كَذَبَ الْفُؤَادُ مَا رَأَى ﴿١١﴾
53/An-Najm-11: Ma kathaba alfu-adu ma raa
Het hart (van de Profeet) loog niet over wat het zag. (11)
أَفَتُمَارُونَهُ عَلَى مَا يَرَى ﴿١٢﴾
53/An-Najm-12: Afatumaroonahu AAala ma yara
Willen jullie (veelgodenaanbidders) dan redetwisten over wat hij zag? (12)
وَلَقَدْ رَآهُ نَزْلَةً أُخْرَى ﴿١٣﴾
53/An-Najm-13: Walaqad raahu nazlatan okhra
En voorzeker, hij (Moehammad) heeft hem (Djibrîl) bij een andere neerdaling gezien. (13)
عِندَ سِدْرَةِ الْمُنْتَهَى ﴿١٤﴾
53/An-Najm-14: AAinda sidrati almuntaha
Bij Sidratilmoentaha. (14)
عِندَهَا جَنَّةُ الْمَأْوَى ﴿١٥﴾
53/An-Najm-15: AAindaha jannatu alma/wa
Daarbij is de Tuin van de Verblijfplaats (het Paradijs). (15)
إِذْ يَغْشَى السِّدْرَةَ مَا يَغْشَى ﴿١٦﴾
53/An-Najm-16: Ith yaghsha alssidrata ma yaghsha
Toen de Sidrah omhuld werd door wat hem omhulde. (16)
مَا زَاغَ الْبَصَرُ وَمَا طَغَى ﴿١٧﴾
53/An-Najm-17: Ma zagha albasaru wama tagha
Zijn blik week niet en dwaalde niet. (17)
لَقَدْ رَأَى مِنْ آيَاتِ رَبِّهِ الْكُبْرَى ﴿١٨﴾
53/An-Najm-18: Laqad raa min ayati rabbihi alkubra
Voorzeker, hij heeft de grote Tekenen van zijn Heer gezien. (18)
أَفَرَأَيْتُمُ اللَّاتَ وَالْعُزَّى ﴿١٩﴾
53/An-Najm-19: Afaraaytumu allata waalAAuzza
Zien jullie (veelgodenaanbidders) dan al Lâta en al 'Oezza? (19)
وَمَنَاةَ الثَّالِثَةَ الْأُخْرَى ﴿٢٠﴾
53/An-Najm-20: Wamanata alththalithata al-okhra
En al Manât, de andere, de derde? (20)
أَلَكُمُ الذَّكَرُ وَلَهُ الْأُنثَى ﴿٢١﴾
53/An-Najm-21: Alakumu alththakaru walahu al-ontha
Zijn voor jullie de mannen en voor Hem de vrouwen? (21)
تِلْكَ إِذًا قِسْمَةٌ ضِيزَى ﴿٢٢﴾
53/An-Najm-22: Tilka ithan qismatun deeza
Dat zou een oneerlijke verdeling zijn. (22)
إِنْ هِيَ إِلَّا أَسْمَاء سَمَّيْتُمُوهَا أَنتُمْ وَآبَاؤُكُم مَّا أَنزَلَ اللَّهُ بِهَا مِن سُلْطَانٍ إِن يَتَّبِعُونَ إِلَّا الظَّنَّ وَمَا تَهْوَى الْأَنفُسُ وَلَقَدْ جَاءهُم مِّن رَّبِّهِمُ الْهُدَى ﴿٢٣﴾
53/An-Najm-23: In hiya illa asmaon sammaytumooha antum waabaokum ma anzala Allahu biha min sultanin in yattabiAAoona illa alththanna wama tahwa al-anfusu walaqad jaahum min rabbihimu alhuda
Het zijn alleen maar namen die jullie hebben verzonnen, jullie en jullie vaderen. Allah heeft daarover geen bewijs neergezonden. Zij volgen niets dan vermoedens en wat de zielen begeren. Voorzeker, er is tot hen van hun Heer de Leiding gekomen. (23)
أَمْ لِلْإِنسَانِ مَا تَمَنَّى ﴿٢٤﴾
53/An-Najm-24: Am lil-insani ma tamanna
Krijgt de mens (alles) wat hij verlangt? (24)
فَلِلَّهِ الْآخِرَةُ وَالْأُولَى ﴿٢٥﴾
53/An-Najm-25: Falillahi al-akhiratu waal-oola
Aan Allah behoort het laatste (en het Hiernamaals) en het eerste (het wereldse leven). (25)
وَكَم مِّن مَّلَكٍ فِي السَّمَاوَاتِ لَا تُغْنِي شَفَاعَتُهُمْ شَيْئًا إِلَّا مِن بَعْدِ أَن يَأْذَنَ اللَّهُ لِمَن يَشَاء وَيَرْضَى ﴿٢٦﴾
53/An-Najm-26: Wakam min malakin fee alssamawati la tughnee shafaAAatuhum shay-an illa min baAAdi an ya/thana Allahu liman yashao wayarda
En hoeveel Engelen zijn er niet in de hemelen wier voorspraak niets baat, behalve nadat Allah toestemming geeft voor wie Hij wil en voor wie Hem behaagt? (26)
إِنَّ الَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِالْآخِرَةِ لَيُسَمُّونَ الْمَلَائِكَةَ تَسْمِيَةَ الْأُنثَى ﴿٢٧﴾
53/An-Najm-27: Inna allatheena la yu/minoona bial-akhirati layusammoona almala-ikata tasmiyata al-ontha
Voorwaar, degenen die niet geloven in het Hiernamaals geven de Engelen zeker vrouwelijke namen. (27)
وَمَا لَهُم بِهِ مِنْ عِلْمٍ إِن يَتَّبِعُونَ إِلَّا الظَّنَّ وَإِنَّ الظَّنَّ لَا يُغْنِي مِنَ الْحَقِّ شَيْئًا ﴿٢٨﴾
53/An-Najm-28: Wama lahum bihi min AAilmin in yattabiAAoona illa alththanna wa-inna alththanna la yughnee mina alhaqqi shay-an
Terwijl zij daarover geen kennis hebben, zij volgen niets dan vermoedens. En voorwaar, vermoedens baten niets tegen de Waarheid. (28)
فَأَعْرِضْ عَن مَّن تَوَلَّى عَن ذِكْرِنَا وَلَمْ يُرِدْ إِلَّا الْحَيَاةَ الدُّنْيَا ﴿٢٩﴾
53/An-Najm-29: FaaAArid AAan man tawalla AAan thikrina walam yurid illa alhayata alddunya
Wend je daarom af (O Moehammad) van wie zich van Onze Vermaning heeft afgekeerd, en die niets wenst dan het wereldse leven. (29)
ذَلِكَ مَبْلَغُهُم مِّنَ الْعِلْمِ إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ بِمَن ضَلَّ عَن سَبِيلِهِ وَهُوَ أَعْلَمُ بِمَنِ اهْتَدَى ﴿٣٠﴾
53/An-Najm-30: Thalika mablaghuhum mina alAAilmi inna rabbaka huwa aAAlamu biman dalla AAan sabeelihi wahuwa aAAlamu bimani ihtada
Dat is het doel van hun kennis. Voorwaar, jouw Heer weet beter wie van Zijn Weg is afgedwaald en wie de Leiding heeft aanvaard. (30)
وَلِلَّهِ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ لِيَجْزِيَ الَّذِينَ أَسَاؤُوا بِمَا عَمِلُوا وَيَجْزِيَ الَّذِينَ أَحْسَنُوا بِالْحُسْنَى ﴿٣١﴾
53/An-Najm-31: Walillahi ma fee alssamawati wama fee al-ardi liyajziya allatheena asaoo bima AAamiloo wayajziya allatheena ahsanoo bialhusna
En aan Allah behoort wat er in de hemelen en op de aarde is; opdat Hij degenen die kwaad verrichtten zal vergelden voor wat zij deden en opdat Hij degenen die goed deden zal belonen met het beste (het Paradijs). (31)
الَّذِينَ يَجْتَنِبُونَ كَبَائِرَ الْإِثْمِ وَالْفَوَاحِشَ إِلَّا اللَّمَمَ إِنَّ رَبَّكَ وَاسِعُ الْمَغْفِرَةِ هُوَ أَعْلَمُ بِكُمْ إِذْ أَنشَأَكُم مِّنَ الْأَرْضِ وَإِذْ أَنتُمْ أَجِنَّةٌ فِي بُطُونِ أُمَّهَاتِكُمْ فَلَا تُزَكُّوا أَنفُسَكُمْ هُوَ أَعْلَمُ بِمَنِ اتَّقَى ﴿٣٢﴾
53/An-Najm-32: Allatheena yajtaniboona kaba-ira al-ithmi waalfawahisha illa allamama inna rabbaka wasiAAu almaghfirati huwa aAAlamu bikum ith anshaakum mina al-ardi wa-ith antum ajinnatun fee butooni ommahatikum fala tuzakkoo anfusakum huwa aAAlamu bimani ittaqa
(Zij zijn) degenen die de grote zonden en zedeloosheden mijden, behalve (onvermijdbare) lichte fouten. Voorwaar, jouw Heer is alomvattend in de vergeving. Hij kent jullie beter: toen Hij jullie uit aarde voortbracht en toen jullie nog baby's waren in de schoten van jullie moeders. Prijst niet julliezelf; Hij weet het beter wie (Allah) vreest. (32)
أَفَرَأَيْتَ الَّذِي تَوَلَّى ﴿٣٣﴾
53/An-Najm-33: Afaraayta allathee tawalla
Heb jij degene gezien die zich afkeert? (33)
وَأَعْطَى قَلِيلًا وَأَكْدَى ﴿٣٤﴾
53/An-Najm-34: WaaAAta qaleelan waakda
En die weinig gaf en (daarna) ophield? (34)
أَعِندَهُ عِلْمُ الْغَيْبِ فَهُوَ يَرَى ﴿٣٥﴾
53/An-Najm-35: AAindahu AAilmu alghaybi fahuwa yara
Heeft hij kennis over het onwaarneembare, zodat hij ziet? (35)
أَمْ لَمْ يُنَبَّأْ بِمَا فِي صُحُفِ مُوسَى ﴿٣٦﴾
53/An-Najm-36: Am lam yunabba/ bima fee suhufi moosa
Of is hij niet op de hoogte gebracht van wat in de geschriften van Môesa staat? (36)
وَإِبْرَاهِيمَ الَّذِي وَفَّى ﴿٣٧﴾
53/An-Najm-37: Wa-ibraheema allathee waffa
En (de geschriften van) Ibrâhîm die trouw was? (37)
أَلَّا تَزِرُ وَازِرَةٌ وِزْرَ أُخْرَى ﴿٣٨﴾
53/An-Najm-38: Alla taziru waziratun wizra okhra
Dat geen enkele drager de zonden van een ander zal dragen? (38)
وَأَن لَّيْسَ لِلْإِنسَانِ إِلَّا مَا سَعَى ﴿٣٩﴾
53/An-Najm-39: Waan laysa lil-insani illa ma saAAa
En dat de mens slechts dat krijgt waarnaar hij gestreefd hoeft? (39)
وَأَنَّ سَعْيَهُ سَوْفَ يُرَى ﴿٤٠﴾
53/An-Najm-40: Waanna saAAyahu sawfa yura
En dat hij (het resultaat van) zijn streven zal zien? (40)
ثُمَّ يُجْزَاهُ الْجَزَاء الْأَوْفَى ﴿٤١﴾
53/An-Najm-41: Thumma yujzahu aljazaa al-awfa
Waarop zal hij beloond (vergolden) worden met de volmaakte beloning (vergelding)? (41)
وَأَنَّ إِلَى رَبِّكَ الْمُنتَهَى ﴿٤٢﴾
53/An-Najm-42: Waanna ila rabbika almuntaha
En dat bij jouw Heer het einde is? (42)
وَأَنَّهُ هُوَ أَضْحَكَ وَأَبْكَى ﴿٤٣﴾
53/An-Najm-43: Waannahu huwa adhaka waabka
En dat Hij het is Die doet lachen en doet huilen? (43)
وَأَنَّهُ هُوَ أَمَاتَ وَأَحْيَا ﴿٤٤﴾
53/An-Najm-44: Waannahu huwa amata waahya
En dat Hij het is Die doet sterven en Die doet leven? (44)
وَأَنَّهُ خَلَقَ الزَّوْجَيْنِ الذَّكَرَ وَالْأُنثَى ﴿٤٥﴾
53/An-Najm-45: Waannahu khalaqa alzzawjayni alththakara waal-ontha
En dat Hij de paren heeft geschapen; de man en de vrouw? (45)
مِن نُّطْفَةٍ إِذَا تُمْنَى ﴿٤٦﴾
53/An-Najm-46: Min nutfatin itha tumna
Van een druppel (sperma), wanneer die wordt uitgestort? (46)
وَأَنَّ عَلَيْهِ النَّشْأَةَ الْأُخْرَى ﴿٤٧﴾
53/An-Najm-47: Waanna AAalayhi alnnash-ata al-okhra
En dat Hij het andere leven (de opwekking) voortbrengt? (47)
وَأَنَّهُ هُوَ أَغْنَى وَأَقْنَى ﴿٤٨﴾
53/An-Najm-48: Waannahu huwa aghna waaqna
En dat Hij het is Die verrijkt en Die verarmt? (48)
وَأَنَّهُ هُوَ رَبُّ الشِّعْرَى ﴿٤٩﴾
53/An-Najm-49: Waannahu huwa rabbu alshshiAAra
En dat Hij de Heer van Sirius is? (49)
وَأَنَّهُ أَهْلَكَ عَادًا الْأُولَى ﴿٥٠﴾
53/An-Najm-50: Waannahu ahlaka AAadan al-oola
En dat Hij de vroegere 'Âd vernietigd heeft? (50)
وَثَمُودَ فَمَا أَبْقَى ﴿٥١﴾
53/An-Najm-51: Wathamooda fama abqa
En de Tsamôed, toen geen van hen overbleef? (51)
وَقَوْمَ نُوحٍ مِّن قَبْلُ إِنَّهُمْ كَانُوا هُمْ أَظْلَمَ وَأَطْغَى ﴿٥٢﴾
53/An-Najm-52: Waqawma noohin min qablu innahum kanoo hum athlama waatgha
En daarvoor het volk van Nôeh? En voorwaar, zij waren het meest onrechtvaardig en het meest buitensporig. (52)
وَالْمُؤْتَفِكَةَ أَهْوَى ﴿٥٣﴾
53/An-Najm-53: Waalmu/tafikata ahwa
En de omgekeerde steden richtte Hij ten gronde. (53)
فَغَشَّاهَا مَا غَشَّى ﴿٥٤﴾
53/An-Najm-54: Faghashshaha ma ghashsha
Toen bedekte Hij haar volledig. (54)
فَبِأَيِّ آلَاء رَبِّكَ تَتَمَارَى ﴿٥٥﴾
53/An-Najm-55: Fabi-ayyi ala-i rabbika tatamara
Welke van de genietingen van jouw Heer betwijfelen jullie dan? (55)
هَذَا نَذِيرٌ مِّنَ النُّذُرِ الْأُولَى ﴿٥٦﴾
53/An-Najm-56: Hatha natheerun mina alnnuthuri al-oola
Hij (Moehammad) is een waarschuwer onder de voorafgaande waarschuwers. (56)
أَزِفَتْ الْآزِفَةُ ﴿٥٧﴾
53/An-Najm-57: Azifati al-azifatu
Het nabije (Dag des Oordeels) is genaderd. (57)
لَيْسَ لَهَا مِن دُونِ اللَّهِ كَاشِفَةٌ ﴿٥٨﴾
53/An-Najm-58: Laysa laha min dooni Allahi kashifatun
Er is buiten Allah niemand die haar kan onthullen. (58)
أَفَمِنْ هَذَا الْحَدِيثِ تَعْجَبُونَ ﴿٥٩﴾
53/An-Najm-59: Afamin hatha alhadeethi taAAjaboona
Zijn jullie verbaasd over deze Koran? (59)
وَتَضْحَكُونَ وَلَا تَبْكُونَ ﴿٦٠﴾
53/An-Najm-60: Watadhakoona wala tabkoona
En lachen jullie, en huilen jullie niet? (60)
وَأَنتُمْ سَامِدُونَ ﴿٦١﴾
53/An-Najm-61: Waantum samidoona
Terwijl jullie (de Koran) veronachtzamen? (61)
فَاسْجُدُوا لِلَّهِ وَاعْبُدُوا* ﴿٦٢﴾
53/An-Najm-62: Faosjudoo lillahi waoAAbudoo
Knielt dan neer voor Allah en aanbidt (Hem). (62)