وَإِن تَعْجَبْ فَعَجَبٌ قَوْلُهُمْ أَئِذَا كُنَّا تُرَابًا أَئِنَّا لَفِي خَلْقٍ جَدِيدٍ أُوْلَئِكَ الَّذِينَ كَفَرُواْ بِرَبِّهِمْ وَأُوْلَئِكَ الأَغْلاَلُ فِي أَعْنَاقِهِمْ وَأُوْلَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدونَ
﴿٥﴾
Sofian S. Siregar
En als jij je verbaast, nog verbazender zijn dan hun woorden: "Wanneer wij tot aarde geworden zijn, zullen wij dan zeker een nieuw schepsel worden?" Zij zijn degenen die niet in hun Heer geloven en zij zullen degenen met de ketenen om hun nekken zijn. En zij zijn degenen die de bewoners van de Hel zijn, zij zijn daarin eeuwig levenden.
Fred Leemhuis
En als jij je al verwondert, dan is het zeker verwonderlijk dat zij zeggen: "Zullen wij wanneer wij stof geworden zijn, deel uitmaken van een nieuwe schepping?" Dat zijn zij die ongelovig zijn aan hun Heer en dat zijn zij die de halsketenen om hun nekken hebben en dat zijn zij, die in het vuur thuishoren; zij zullen daarin altijd blijven.
Salomo Keyzer
Indien gij u verwondert, dat de ongeloovigen de opstanding loochenen, dan moet gij u zekerlijk verwonderen als zij zeggen: Nadat wij tot niet zijn veranderd, zullen wij dan tot een nieuw schepsel worden gevormd? Zij zijn het die niet in hunnen Heer gelooven; zij zullen banden om hunne halzen hebben, en deze zullen de bewoners der hel zijn; daar zullen zij eeuwig verblijven.