Nederlands [Veranderen]

Al-Baqarah 1-286, Soera De Koe (2/Al-Baqarah)

Soera Al-Baqarah - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera Al-Baqarah - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera Al-Baqarah - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة البقرة

Soera Al-Baqarah

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

الم ﴿١﴾
2/Al-Baqarah-1: Alif-lam-meem
Alif Lâm Mîm. (1)
ذَلِكَ الْكِتَابُ لاَ رَيْبَ فِيهِ هُدًى لِّلْمُتَّقِينَ ﴿٢﴾
2/Al-Baqarah-2: Thalika alkitabu la rayba feehi hudan lilmuttaqeena
Dit is het Boek (de Koran) waaraan geen twijfel is, een leidraad voor de Moettaqôen. (2)
الَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِالْغَيْبِ وَيُقِيمُونَ الصَّلاةَ وَمِمَّا رَزَقْنَاهُمْ يُنفِقُونَ ﴿٣﴾
2/Al-Baqarah-3: Allatheena yu/minoona bialghaybi wayuqeemoona alssalata wamimma razaqnahum yunfiqoona
Degenen die in het onwaarneembare geloven en de shalât onderhouden en die bijdragen geven van waar Wij hun mee hebben voorzien. (3)
والَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِمَا أُنزِلَ إِلَيْكَ وَمَا أُنزِلَ مِن قَبْلِكَ وَبِالآخِرَةِ هُمْ يُوقِنُونَ ﴿٤﴾
2/Al-Baqarah-4: Waallatheena yu/minoona bima onzila ilayka wama onzila min qablika wabial-akhirati hum yooqinoona
En degenen die geloven in wat aan jou (O Moehammad) is neergezonden (de Koran) en in wat vóór jou is neergezonden en die van het (bestaan van het) Hiernamaals overtuigd zijn. (4)
أُوْلَئِكَ عَلَى هُدًى مِّن رَّبِّهِمْ وَأُوْلَئِكَ هُمُ الْمُفْلِحُونَ ﴿٥﴾
2/Al-Baqarah-5: Ola-ika AAala hudan min rabbihim waola-ika humu almuflihoona
Zij zijn depenen die Leiding van hun Heer ontvangen en zij zijn degenen die welslagen. (5)
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ سَوَاءٌ عَلَيْهِمْ أَأَنذَرْتَهُمْ أَمْ لَمْ تُنذِرْهُمْ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿٦﴾
2/Al-Baqarah-6: Inna allatheena kafaroo sawaon AAalayhim aanthartahum am lam tunthirhum la yu/minoona
Voorwaar, voor degenen die niet geloven, maakt het geen verschil of jij hen waarschuwt of dat jij hen niet waarschuwt: zij zullen niet geloven. (6)
خَتَمَ اللّهُ عَلَى قُلُوبِهمْ وَعَلَى سَمْعِهِمْ وَعَلَى أَبْصَارِهِمْ غِشَاوَةٌ وَلَهُمْ عَذَابٌ عظِيمٌ ﴿٧﴾
2/Al-Baqarah-7: Khatama Allahu AAala quloobihim waAAala samAAihim waAAala absarihim ghishawatun walahum AAathabun AAatheemun
Allah heeft hun harten en hun gehoor verzegeld en over hun ogen ligt een bedekking en voor hen is er een geweldige bestraffing. (7)
وَمِنَ النَّاسِ مَن يَقُولُ آمَنَّا بِاللّهِ وَبِالْيَوْمِ الآخِرِ وَمَا هُم بِمُؤْمِنِينَ ﴿٨﴾
2/Al-Baqarah-8: Wamina alnnasi man yaqoolu amanna biAllahi wabialyawmi al-akhiri wama hum bimu/mineena
En er zijn er onder de mensen die zeggen: "Wij geloven in Allah en in de Laatste Dag," terwijl zij geen gelovigen zijn. (8)
يُخَادِعُونَ اللّهَ وَالَّذِينَ آمَنُوا وَمَا يَخْدَعُونَ إِلاَّ أَنفُسَهُم وَمَا يَشْعُرُونَ ﴿٩﴾
2/Al-Baqarah-9: YukhadiAAoona Allaha waallatheena amanoo wama yakhdaAAoona illa anfusahum wama yashAAuroona
Zij trachten Allah en degenen die geloven te bedriegen, maar zij bedriegen niemand dan zichzelf, terwijl zij het niet beseffen. (9)
فِي قُلُوبِهِم مَّرَضٌ فَزَادَهُمُ اللّهُ مَرَضاً وَلَهُم عَذَابٌ أَلِيمٌ بِمَا كَانُوا يَكْذِبُونَ ﴿١٠﴾
2/Al-Baqarah-10: Fee quloobihim maradun fazadahumu Allahu maradan walahum AAathabun aleemun bima kanoo yakthiboona
In hun hart is een ziekte (twijfel en huichelarij) en Allah heeft deze ziekte doen verergeren, en voor hen is er een pijnlijke bestratting vanwege wat zij plachten te loochenen. (10)
وَإِذَا قِيلَ لَهُمْ لاَ تُفْسِدُواْ فِي الأَرْضِ قَالُواْ إِنَّمَا نَحْنُ مُصْلِحُونَ ﴿١١﴾
2/Al-Baqarah-11: Wa-itha qeela lahum la tufsidoo fee al-ardi qaloo innama nahnu muslihoona
En als er tot hen wordt gezegd: "Zaait geen verderf op aarde," dan zeggen zij: "Voorwaar, wij zijn slechts verbeteraars." (van de juiste normen en waarden) (11)
أَلا إِنَّهُمْ هُمُ الْمُفْسِدُونَ وَلَكِن لاَّ يَشْعُرُونَ ﴿١٢﴾
2/Al-Baqarah-12: Ala innahum humu almufsidoona walakin la yashAAuroona
Weet: voorwaar, zij zijn de verderfzaaiers, maar zij beseffen liet niet. (12)
وَإِذَا قِيلَ لَهُمْ آمِنُواْ كَمَا آمَنَ النَّاسُ قَالُواْ أَنُؤْمِنُ كَمَا آمَنَ السُّفَهَاء أَلا إِنَّهُمْ هُمُ السُّفَهَاء وَلَكِن لاَّ يَعْلَمُونَ ﴿١٣﴾
2/Al-Baqarah-13: Wa-itha qeela lahum aminoo kama amana alnnasu qaloo anu/minu kama amana alssufahao ala innahum humu alssufahao walakin la yaAAlamoona
En als er tot hen wordt gezegd: "Gelooft zoals de mensen gcloven," dan zeggen zij: "Zullen wij geloven zoals dc dwazen geloven?" Voorwaar, zij zkin dc dwazen, maar zij weten het niet. (13)
وَإِذَا لَقُواْ الَّذِينَ آمَنُواْ قَالُواْ آمَنَّا وَإِذَا خَلَوْاْ إِلَى شَيَاطِينِهِمْ قَالُواْ إِنَّا مَعَكْمْ إِنَّمَا نَحْنُ مُسْتَهْزِؤُونَ ﴿١٤﴾
2/Al-Baqarah-14: Wa-itha laqoo allatheena amanoo qaloo amanna wa-itha khalaw ila shayateenihim qaloo inna maAAakum innama nahnu mustahzi-oona
En als zij degenen die geloven ontmoeten, dan zeggen zij: "Wij geloven." Maar wanneer zij terugkeren naar hun Satans (die hun leiders zijn) dan zeggen zij: "Voorwaar, wij staan aan jullie kant. Voorwaar, wij zijn slechts spotters." (14)
اللّهُ يَسْتَهْزِئُ بِهِمْ وَيَمُدُّهُمْ فِي طُغْيَانِهِمْ يَعْمَهُونَ ﴿١٥﴾
2/Al-Baqarah-15: Allahu yastahzi-o bihim wayamudduhum fee tughyanihim yaAAmahoona
Allah spot met hen en laat ben rusteloos in hun overtredingen verkeren. (15)
أُوْلَئِكَ الَّذِينَ اشْتَرُوُاْ الضَّلاَلَةَ بِالْهُدَى فَمَا رَبِحَت تِّجَارَتُهُمْ وَمَا كَانُواْ مُهْتَدِينَ ﴿١٦﴾
2/Al-Baqarah-16: Ola-ika allatheena ishtarawoo alddalalata bialhuda fama rabihat tijaratuhum wama kanoo muhtadeena
Zij zijn degenen die de Leiding voor de dwaling hebben verruild, daarom levert hun handel geen winst op, en zij zijn geen rechtgeleidenen. (16)
مَثَلُهُمْ كَمَثَلِ الَّذِي اسْتَوْقَدَ نَاراً فَلَمَّا أَضَاءتْ مَا حَوْلَهُ ذَهَبَ اللّهُ بِنُورِهِمْ وَتَرَكَهُمْ فِي ظُلُمَاتٍ لاَّ يُبْصِرُونَ ﴿١٧﴾
2/Al-Baqarah-17: Mathaluhum kamathali allathee istawqada naran falamma adaat ma hawlahu thahaba Allahu binoorihim watarakahum fee thulumatin la yubsiroona
Hun gelijkenis is als de gelijkenis van degene die een vuur ontsteekt: wanneer het (vuur) zijn omgeving verlicht, dan neemt Allah hun licht weg en laat Hij hen in de duisternissen achter. Zij zien niet. (17)
صُمٌّ بُكْمٌ عُمْيٌ فَهُمْ لاَ يَرْجِعُونَ ﴿١٨﴾
2/Al-Baqarah-18: Summun bukmun AAumyun fahum la yarjiAAoona
(Zij zijn) doof, stom, en blind (van hart), daarom keren zij niet terug. (18)
أَوْ كَصَيِّبٍ مِّنَ السَّمَاء فِيهِ ظُلُمَاتٌ وَرَعْدٌ وَبَرْقٌ يَجْعَلُونَ أَصْابِعَهُمْ فِي آذَانِهِم مِّنَ الصَّوَاعِقِ حَذَرَ الْمَوْتِ واللّهُ مُحِيطٌ بِالْكافِرِينَ ﴿١٩﴾
2/Al-Baqarah-19: Aw kasayyibin mina alssama-i feehi thulumatun waraAAdun wabarqun yajAAaloona asabiAAahum fee athanihim mina alssawaAAiqi hathara almawti waAllahu muheetun bialkafireena
Of als (de gelijkenis, met) een regenstorm uit de hemel met daarin duisternissen, donder en bliksem. Zij stoppen hun vingers in hun oren voor de donderslagen, uit doodsangst. En Allah omvat de ongelovigen. (19)
يَكَادُ الْبَرْقُ يَخْطَفُ أَبْصَارَهُمْ كُلَّمَا أَضَاء لَهُم مَّشَوْاْ فِيهِ وَإِذَا أَظْلَمَ عَلَيْهِمْ قَامُواْ وَلَوْ شَاء اللّهُ لَذَهَبَ بِسَمْعِهِمْ وَأَبْصَارِهِمْ إِنَّ اللَّه عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿٢٠﴾
2/Al-Baqarah-20: Yakadu albarqu yakhtafu absarahum kullama adaa lahum mashaw feehi wa-itha athlama AAalayhim qamoo walaw shaa Allahu lathahaba bisamAAihim waabsarihim inna Allaha AAala kulli shay-in qadeerun
Bijna rukt de bliksem hun gezicht weg. Telkens wanneer deze hen verlicht, dan lopen zij in (het licht), maar wanneer hij hen in de duisternis laat, dan blijven ze staan. En als Allah het had gewild, dan had Hij hun gehoor en hun gezicht weggenomen. Voorwaar. Allah is Almachtig over alle zaken. (20)
يَا أَيُّهَا النَّاسُ اعْبُدُواْ رَبَّكُمُ الَّذِي خَلَقَكُمْ وَالَّذِينَ مِن قَبْلِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ ﴿٢١﴾
2/Al-Baqarah-21: Ya ayyuha alnnasu oAAbudoo rabbakumu allathee khalaqakum waallatheena min qablikum laAAallakum tattaqoona
O mensen, aanbid jullie Heer, Degenen Die jullie heeft geschapen en degenen vóór jullie. Hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen. (21)
الَّذِي جَعَلَ لَكُمُ الأَرْضَ فِرَاشاً وَالسَّمَاء بِنَاء وَأَنزَلَ مِنَ السَّمَاء مَاء فَأَخْرَجَ بِهِ مِنَ الثَّمَرَاتِ رِزْقاً لَّكُمْ فَلاَ تَجْعَلُواْ لِلّهِ أَندَاداً وَأَنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٢٢﴾
2/Al-Baqarah-22: Allathee jaAAala lakumu al-arda firashan waalssamaa binaan waanzala mina alssama-i maan faakhraja bihi mina alththamarati rizqan lakum fala tajAAaloo lillahi andadan waantum taAAlamoona
Degene Die de aarde voor jullie heeft gemaakt tot een tapijt en de hemel tot een gewelf en Hij zendt water uit de hemel neer, waarmee Hij vervolgens vruchten voortbrengt als voorziening voor jullie. Ken daarom geen deelgenoten toe aan Allah, terwijl jullie (het) wegen. (22)
وَإِن كُنتُمْ فِي رَيْبٍ مِّمَّا نَزَّلْنَا عَلَى عَبْدِنَا فَأْتُواْ بِسُورَةٍ مِّن مِّثْلِهِ وَادْعُواْ شُهَدَاءكُم مِّن دُونِ اللّهِ إِنْ كُنْتُمْ صَادِقِينَ ﴿٢٣﴾
2/Al-Baqarah-23: Wa-in kuntum fee raybin mimma nazzalna AAala AAabdina fa/too bisooratin min mithlihi waodAAoo shuhadaakum min dooni Allahi in kuntum sadiqeena
En als jullie in twijfel verkeren over wat Wij hebben neergezonden aan Onze dienaar (Moehammad), brengt dan een gelijkwaardige Soerah voort, en roept jullie getuigen buiten Allah op, als jullie waarachtigen zijn. (23)
فَإِن لَّمْ تَفْعَلُواْ وَلَن تَفْعَلُواْ فَاتَّقُواْ النَّارَ الَّتِي وَقُودُهَا النَّاسُ وَالْحِجَارَةُ أُعِدَّتْ لِلْكَافِرِينَ ﴿٢٤﴾
2/Al-Baqarah-24: Fa-in lam tafAAaloo walan tafAAaloo faittaqoo alnnara allatee waqooduha alnnasu waalhijaratu oAAiddat lilkafireena
Als jullie dan daartoe niet in staat zijn, en jullie zullen er nooit toe in staat zijn, vreest dan de Hel; haar brandstof bestaat uit mensen en stenen, (zij is) gereedgemaakt voor de ongelovigen. (24)
وَبَشِّرِ الَّذِين آمَنُواْ وَعَمِلُواْ الصَّالِحَاتِ أَنَّ لَهُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الأَنْهَارُ كُلَّمَا رُزِقُواْ مِنْهَا مِن ثَمَرَةٍ رِّزْقاً قَالُواْ هَذَا الَّذِي رُزِقْنَا مِن قَبْلُ وَأُتُواْ بِهِ مُتَشَابِهاً وَلَهُمْ فِيهَا أَزْوَاجٌ مُّطَهَّرَةٌ وَهُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿٢٥﴾
2/Al-Baqarah-25: Wabashshiri allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati anna lahum jannatin tajree min tahtiha al-anharu kullama ruziqoo minha min thamaratin rizqan qaloo hatha allathee ruziqna min qablu waotoo bihi mutashabihan walahum feeha azwajun mutahharatun wahum feeh
En geef (O Moehammad) goede tijdingen aan degenen die geloven en goede werken verrichten: dat er voor hen Tuinen (in het Paradijs) zijn waar onder door de rivieren stromen. Telkens wanneer hun daaruit een vrucht wordt gegeven als voorziening, zeggen zij: "Dit is waarmee wij vroeger zijn voorzien." en het soortgelijke zal hun gegeven worden en er zijn daarin reine echtgenoten voor hen, en zij zijn daarin eeuwig levenden. (25)
إِنَّ اللَّهَ لاَ يَسْتَحْيِي أَن يَضْرِبَ مَثَلاً مَّا بَعُوضَةً فَمَا فَوْقَهَا فَأَمَّا الَّذِينَ آمَنُواْ فَيَعْلَمُونَ أَنَّهُ الْحَقُّ مِن رَّبِّهِمْ وَأَمَّا الَّذِينَ كَفَرُواْ فَيَقُولُونَ مَاذَا أَرَادَ اللَّهُ بِهَذَا مَثَلاً يُضِلُّ بِهِ كَثِيراً وَيَهْدِي بِهِ كَثِيراً وَمَا يُضِلُّ بِهِ إِلاَّ الْفَاسِقِينَ ﴿٢٦﴾
2/Al-Baqarah-26: Inna Allaha la yastahyee an yadriba mathalan ma baAAoodatan fama fawqaha faamma allatheena amanoo fayaAAlamoona annahu alhaqqu min rabbihim waamma allatheena kafaroo fayaqooloona matha arada Allahu bihatha mathalan yudillu bihi katheeran wayahdee bihi kat
Voorwaar, Allah acht het niet beneden Zich om een mug tot gelijkenis te stellen, of iets dat nietiger is dan dat. Wat betreft degenen die geloven, zij weten dat het de Waarheid van hun Heer is. En wat degenen betreft die niet geloven, zij zeggen: "Wat bedoelt Allah met deze gelijkenis?" Hij (Allah) doet er velen mee dwalen en Hij leidt er velen mee, en Hij doet er niemand door dwalen dan de grote zondaren. (26)
الَّذِينَ يَنقُضُونَ عَهْدَ اللَّهِ مِن بَعْدِ مِيثَاقِهِ وَيَقْطَعُونَ مَا أَمَرَ اللَّهُ بِهِ أَن يُوصَلَ وَيُفْسِدُونَ فِي الأَرْضِ أُولَئِكَ هُمُ الْخَاسِرُونَ ﴿٢٧﴾
2/Al-Baqarah-27: Allatheena yanqudoona AAahda Allahi min baAAdi meethaqihi wayaqtaAAoona ma amara Allahu bihi an yoosala wayufsidoona fee al-ardi ola-ika humu alkhasiroona
(Zij zijn) degenen die het verbond met Allah verbreken na de bekrachtiging ervan, en die verbreken wat Allah bevolen heeft om te verbinden en die verderf op aarde zaaien. Zij zijn degenen die de verliezers zijn. (27)
كَيْفَ تَكْفُرُونَ بِاللَّهِ وَكُنتُمْ أَمْوَاتاً فَأَحْيَاكُمْ ثُمَّ يُمِيتُكُمْ ثُمَّ يُحْيِيكُمْ ثُمَّ إِلَيْهِ تُرْجَعُونَ ﴿٢٨﴾
2/Al-Baqarah-28: Kayfa takfuroona biAllahi wakuntum amwatan faahyakum thumma yumeetukum thumma yuhyeekum thumma ilayhi turjaAAoona
Hoe kunnen jullie niet in Allah geloven, terwijl jullie levenloos waren en Hij jullie toen tot leven bracht; waarop Hij jullie deed sterven, daarna doet Hij jullie herleven, en tenslotte zullen jullie tot hem terugkeren. (28)
هُوَ الَّذِي خَلَقَ لَكُم مَّا فِي الأَرْضِ جَمِيعاً ثُمَّ اسْتَوَى إِلَى السَّمَاء فَسَوَّاهُنَّ سَبْعَ سَمَاوَاتٍ وَهُوَ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ ﴿٢٩﴾
2/Al-Baqarah-29: Huwa allathee khalaqa lakum ma fee al-ardi jameeAAan thumma istawa ila alssama-i fasawwahunna sabAAa samawatin wahuwa bikulli shay-in AAaleemun
Hij is het Degeme Doe vppr jullie alles wat op aarde is geschapen heeft, daarna wendde Hij Zich tot de hemel en vormde deze tot zeven hemelen. En Hij is Alwetend over alle zaken. (29)
وَإِذْ قَالَ رَبُّكَ لِلْمَلاَئِكَةِ إِنِّي جَاعِلٌ فِي الأَرْضِ خَلِيفَةً قَالُواْ أَتَجْعَلُ فِيهَا مَن يُفْسِدُ فِيهَا وَيَسْفِكُ الدِّمَاء وَنَحْنُ نُسَبِّحُ بِحَمْدِكَ وَنُقَدِّسُ لَكَ قَالَ إِنِّي أَعْلَمُ مَا لاَ تَعْلَمُونَ ﴿٣٠﴾
2/Al-Baqarah-30: Wa-ith qala rabbuka lilmala-ikati innee jaAAilun fee al-ardi khaleefatan qaloo atajAAalu feeha man yufsidu feeha wayasfiku alddimaa wanahnu nusabbihu bihamdika wanuqaddisu laka qala innee aAAlamu ma la taAAlamoona
En toen jouw Heer tot de Engelen zei: "Voorwaar, Ik zal op aarde een gevolmachtigde aanstellen," zeiden zij: "Gaat U daarop iemand aanstellen," zeiden zij: "Gaat U daarop iemand aanstellen die verderf zal zaaien en bloed zal vergieten, terwijl wij U roemen met de lofprijzing die U toekomt en wij U heiligen?" Hij zei: "Voorwaar, Ik weet wat jullie niet weten". (30)
وَعَلَّمَ آدَمَ الأَسْمَاء كُلَّهَا ثُمَّ عَرَضَهُمْ عَلَى الْمَلاَئِكَةِ فَقَالَ أَنبِئُونِي بِأَسْمَاء هَؤُلاء إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿٣١﴾
2/Al-Baqarah-31: WaAAallama adama al-asmaa kullaha thumma AAaradahum AAala almala-ikati faqala anbi-oonee bi-asma-i haola-i in kuntum sadiqeena
En Hij onderwees Adam de namen van alle dingen en vervolgens toonde Hij deze aan de Engelen en zei: "Noem Mij de namen van deze (dingen), als jullie waarachtig zijn." (31)
قَالُواْ سُبْحَانَكَ لاَ عِلْمَ لَنَا إِلاَّ مَا عَلَّمْتَنَا إِنَّكَ أَنتَ الْعَلِيمُ الْحَكِيمُ ﴿٣٢﴾
2/Al-Baqarah-32: Qaloo subhanaka la AAilma lana illa ma AAallamtana innaka anta alAAaleemu alhakeemu
Zij zeiden: "Heilig bent U, wij hebben geen kennis, behalve wat U ons onderwezen hebt: voorwaar, U bent de Alwetende, de Alwijze." (32)
قَالَ يَا آدَمُ أَنبِئْهُم بِأَسْمَآئِهِمْ فَلَمَّا أَنبَأَهُمْ بِأَسْمَآئِهِمْ قَالَ أَلَمْ أَقُل لَّكُمْ إِنِّي أَعْلَمُ غَيْبَ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَأَعْلَمُ مَا تُبْدُونَ وَمَا كُنتُمْ تَكْتُمُونَ ﴿٣٣﴾
2/Al-Baqarah-33: Qala ya adamu anbi/hum bi-asma-ihim falamma anbaahum bi-asma-ihim qala alam aqul lakum innee aAAlamu ghayba alssamawati waal-ardi waaAAlamu ma tubdoona wama kuntum taktumoona
Hij zei: "O Adam, noem hun de namen ervan." En toen hij hun de namen ervan had genoemd, zei Hij: "Zei Ik jullie niet, dat Ik het onwaarneembare van de hemelen en de aarde ken, en weet wat jullie openlijk doen en wat jullie plachten te verbergen?" (33)
وَإِذْ قُلْنَا لِلْمَلاَئِكَةِ اسْجُدُواْ لآدَمَ فَسَجَدُواْ إِلاَّ إِبْلِيسَ أَبَى وَاسْتَكْبَرَ وَكَانَ مِنَ الْكَافِرِينَ ﴿٣٤﴾
2/Al-Baqarah-34: Wa-ith qulna lilmala-ikati osjudoo li-adama fasajadoo illa ibleesa aba waistakbara wakana mina alkafireena
En toen Wij tot de Engelen zeiden: "Buigt jullie voor Adam," toen bogen zij, bhalve Iblis (de Satan). Hij weigerde en was hooghartig en hij werd één van de ongelogigen. (34)
وَقُلْنَا يَا آدَمُ اسْكُنْ أَنتَ وَزَوْجُكَ الْجَنَّةَ وَكُلاَ مِنْهَا رَغَداً حَيْثُ شِئْتُمَا وَلاَ تَقْرَبَا هَذِهِ الشَّجَرَةَ فَتَكُونَا مِنَ الْظَّالِمِينَ ﴿٣٥﴾
2/Al-Baqarah-35: Waqulna ya adamu oskun anta wazawjuka aljannata wakula minha raghadan haythu shi/tuma wala taqraba hathihi alshshajarata fatakoona mina alththalimeena
En Wij zeiden: "O Adam, verblijft in het Paradijs, jij en je vrouw, en eet daaruit overloedig, zoals jullie willen, maar nadert deze boom niet, anders zullen jullie tot de onrechtplegers behoren." (35)
فَأَزَلَّهُمَا الشَّيْطَانُ عَنْهَا فَأَخْرَجَهُمَا مِمَّا كَانَا فِيهِ وَقُلْنَا اهْبِطُواْ بَعْضُكُمْ لِبَعْضٍ عَدُوٌّ وَلَكُمْ فِي الأَرْضِ مُسْتَقَرٌّ وَمَتَاعٌ إِلَى حِينٍ ﴿٣٦﴾
2/Al-Baqarah-36: Faazallahuma alshshaytanu AAanha faakhrajahuma mimma kana feehi waqulna ihbitoo baAAdukum libaAAdin AAaduwwun walakum fee al-ardi mustaqarrun wamataAAun ila heenin
Satan deed hen misstappen begaan, waardoor zij eruit geraakten en hij deed hen verdrijven van de plaats waar zij zich bevonden. En Wij zeiden: "Daalt af, een deel van jullie zal een vijand voor de ander zijn. En voor jullie zal een vijand voor de ander zijn. En voor jullie is er op de aarde een verblijfplaats en een genieting, tot een bepaalde tijdstip (de dood)." (36)
فَتَلَقَّى آدَمُ مِن رَّبِّهِ كَلِمَاتٍ فَتَابَ عَلَيْهِ إِنَّهُ هُوَ التَّوَّابُ الرَّحِيمُ ﴿٣٧﴾
2/Al-Baqarah-37: Fatalaqqa adamu min rabbihi kalimatin fataba AAalayhi innahu huwa alttawwabu alrraheemu
Toen ontving Adam van zijn Heer Woorden. Daarop aanvaardde Hij zijn berouw. Voorwaar, Hij is de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige. (37)
قُلْنَا اهْبِطُواْ مِنْهَا جَمِيعاً فَإِمَّا يَأْتِيَنَّكُم مِّنِّي هُدًى فَمَن تَبِعَ هُدَايَ فَلاَ خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلاَ هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٣٨﴾
2/Al-Baqarah-38: Qulna ihbitoo minha jameeAAan fa-imma ya/tiyannakum minnee hudan faman tabiAAa hudaya fala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona
Wij zeiden: "Daalt allen af uit haar (het Paradijs). En Zodra er van Mij Leiding tot jullie komt; wie dan Mijn Leiding volgen: er zal geen vrees over hen komen en zij zullen niet treuren." (38)
وَالَّذِينَ كَفَرواْ وَكَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا أُولَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿٣٩﴾
2/Al-Baqarah-39: Waallatheena kafaroo wakaththaboo bi-ayatina ola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona
Maar degenen die niet geloven en Onze Verzen loochenen, diegenen zijn de bewoners can de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden. (39)
يَا بَنِي إِسْرَائِيلَ اذْكُرُواْ نِعْمَتِيَ الَّتِي أَنْعَمْتُ عَلَيْكُمْ وَأَوْفُواْ بِعَهْدِي أُوفِ بِعَهْدِكُمْ وَإِيَّايَ فَارْهَبُونِ ﴿٤٠﴾
2/Al-Baqarah-40: Ya banee isra-eela othkuroo niAAmatiya allatee anAAamtu AAalaykum waawfoo biAAahdee oofi biAAahdikum wa-iyyaya fairhabooni
O Kinderen van Israël! Gedenkt Mijn gunst die Ik jullie geschonken heb en houdt jullie aan het verbond met Mij, dan zal Ik Mij houden aan het verbond met jullie. En vreest daarom alleen Mij. (40)
وَآمِنُواْ بِمَا أَنزَلْتُ مُصَدِّقاً لِّمَا مَعَكُمْ وَلاَ تَكُونُواْ أَوَّلَ كَافِرٍ بِهِ وَلاَ تَشْتَرُواْ بِآيَاتِي ثَمَناً قَلِيلاً وَإِيَّايَ فَاتَّقُونِ ﴿٤١﴾
2/Al-Baqarah-41: Waaminoo bima anzaltu musaddiqan lima maAAakum wala takoonoo awwala kafirin bihi wala tashtaroo bi-ayatee thamanan qaleelan wa-iyyaya faittaqooni
En gelooft in wat Ik aan jullie heb neergezonden (de Koran), als bevestiging van wat bij jullie is (de Taurât en de Zabôer), en weest niet de eersten die daarin niet geloven. En verruilt Mijn Verzen niet voor een geringe prijs. En vreest daarom alleen Mij. (41)
وَلاَ تَلْبِسُواْ الْحَقَّ بِالْبَاطِلِ وَتَكْتُمُواْ الْحَقَّ وَأَنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٤٢﴾
2/Al-Baqarah-42: Wala talbisoo alhaqqa bialbatili wataktumoo alhaqqa waantum taAAlamoona
En vermengt de Waarheid niet met de valsheid en verbergt de Waarheid niet terwijl jullie het weten. (42)
وَأَقِيمُواْ الصَّلاَةَ وَآتُواْ الزَّكَاةَ وَارْكَعُواْ مَعَ الرَّاكِعِينَ ﴿٤٣﴾
2/Al-Baqarah-43: Waaqeemoo alssalata waatoo alzzakata wairkaAAoo maAAa alrrakiAAeena
En onderhoudt de shalât en geeft de zakât en buigt tezamen met hen die buigen. (43)
أَتَأْمُرُونَ النَّاسَ بِالْبِرِّ وَتَنسَوْنَ أَنفُسَكُمْ وَأَنتُمْ تَتْلُونَ الْكِتَابَ أَفَلاَ تَعْقِلُونَ ﴿٤٤﴾
2/Al-Baqarah-44: Ata/muroona alnnasa bialbirri watansawna anfusakum waantum tatloona alkitaba afala taAAqiloona
Roepen jullie de mensen op tot vroomheid en vergeten jullie jezelf, terwijl jullie de Schrift (Taurât) voorlezen? Begrijpen jullie dan niet? (44)
وَاسْتَعِينُواْ بِالصَّبْرِ وَالصَّلاَةِ وَإِنَّهَا لَكَبِيرَةٌ إِلاَّ عَلَى الْخَاشِعِينَ ﴿٤٥﴾
2/Al-Baqarah-45: WaistaAAeenoo bialssabri waalssalati wa-innaha lakabeeratun illa AAala alkhashiAAeena
En vraagt (Allah) om hulp door middel ven geduld en de Shalât. En voorwaar, dat is zwaar, behalve voor de ootmoedigen. (45)
الَّذِينَ يَظُنُّونَ أَنَّهُم مُّلاَقُو رَبِّهِمْ وَأَنَّهُمْ إِلَيْهِ رَاجِعُونَ ﴿٤٦﴾
2/Al-Baqarah-46: Allatheena yathunnoona annahum mulaqoo rabbihim waannahum ilayhi rajiAAoona
(Zij zijn) degenen die ervan overtuigd zijn dat zij hun Heer zullen ontmoeten en dat zij tot jem zullen terugkeren. (46)
يَا بَنِي إِسْرَائِيلَ اذْكُرُواْ نِعْمَتِيَ الَّتِي أَنْعَمْتُ عَلَيْكُمْ وَأَنِّي فَضَّلْتُكُمْ عَلَى الْعَالَمِينَ ﴿٤٧﴾
2/Al-Baqarah-47: Ya banee isra-eela othkuroo niAAmatiya allatee anAAamtu AAalaykum waannee faddaltukum AAala alAAalameena
O Kindern van Israël, gedenkt Mijn gunst die Ik jullie heb geschonken, en dat Ik jullie heb bevoorecht boven de (andere) volkeren. (47)
وَاتَّقُواْ يَوْماً لاَّ تَجْزِي نَفْسٌ عَن نَّفْسٍ شَيْئاً وَلاَ يُقْبَلُ مِنْهَا شَفَاعَةٌ وَلاَ يُؤْخَذُ مِنْهَا عَدْلٌ وَلاَ هُمْ يُنصَرُونَ ﴿٤٨﴾
2/Al-Baqarah-48: Waittaqoo yawman la tajzee nafsun AAan nafsin shay-an wala yuqbalu minha shafaAAatun wala yu/khathu minha AAadlun wala hum yunsaroona
En vreest de Dag waarop geen ziel een andere ziel ergens mee kan bijstaan, en er geen voorspraak van haar aanvaard wordt en er geen losprijs van haar aangenomen wordt en zij niet geholpen zullen worden. (48)
وَإِذْ نَجَّيْنَاكُم مِّنْ آلِ فِرْعَوْنَ يَسُومُونَكُمْ سُوَءَ الْعَذَابِ يُذَبِّحُونَ أَبْنَاءكُمْ وَيَسْتَحْيُونَ نِسَاءكُمْ وَفِي ذَلِكُم بَلاء مِّن رَّبِّكُمْ عَظِيمٌ ﴿٤٩﴾
2/Al-Baqarah-49: Wa-ith najjaynakum min ali firAAawna yasoomoonakum soo-a alAAathabi yuthabbihoona abnaakum wayastahyoona nisaakum wafee thalikum balaon min rabbikum AAatheemun
En (gedenkt) toen Wij wullie van Fir'aun's volgelingen redden, zij kwelden jullie met de zwaarste foltering; zij slachtten jullie zonen ad en lieten jullie dochters in leven. Daarin was een geweldige beproeving van jullie Heer. (49)
وَإِذْ فَرَقْنَا بِكُمُ الْبَحْرَ فَأَنجَيْنَاكُمْ وَأَغْرَقْنَا آلَ فِرْعَوْنَ وَأَنتُمْ تَنظُرُونَ ﴿٥٠﴾
2/Al-Baqarah-50: Wa-ith faraqna bikumu albahra faanjaynakum waaghraqna ala firAAawna waantum tanthuroona
En (gedenkt) toen Wij voor jullie de zee kliefden waarmee Wij jullie redden en Fir'aun's volgelingen deden verdrinken, terwijl jullie toekeken. (50)
وَإِذْ وَاعَدْنَا مُوسَى أَرْبَعِينَ لَيْلَةً ثُمَّ اتَّخَذْتُمُ الْعِجْلَ مِن بَعْدِهِ وَأَنتُمْ ظَالِمُونَ ﴿٥١﴾
2/Al-Baqarah-51: Wa-ith waAAadna moosa arbaAAeena laylatan thumma ittakhathtumu alAAijla min baAAdihi waantum thalimoona
En (gedenkt) toen Wij Môesa veertig nachten beloofden, toen namen jullie het kalf aan (ter aanbidding) na zijn vertrek, en jullie waren onrechtplegers. (51)
ثُمَّ عَفَوْنَا عَنكُمِ مِّن بَعْدِ ذَلِكَ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿٥٢﴾
2/Al-Baqarah-52: Thumma AAafawna AAankum min baAAdi thalika laAAallakum tashkuroona
Vervolgens vergaven Wij jullie daarna, hopelijk zullen jullie dankbaar zijn. (52)
وَإِذْ آتَيْنَا مُوسَى الْكِتَابَ وَالْفُرْقَانَ لَعَلَّكُمْ تَهْتَدُونَ ﴿٥٣﴾
2/Al-Baqarah-53: Wa-ith atayna moosa alkitaba waalfurqana laAAallakum tahtadoona
En (gedenkt) toen Wij Môesa de Schrift (de Taurât) en de Foerqân gaven, hopelijk zullen jullie de leiding volgen. (53)
وَإِذْ قَالَ مُوسَى لِقَوْمِهِ يَا قَوْمِ إِنَّكُمْ ظَلَمْتُمْ أَنفُسَكُمْ بِاتِّخَاذِكُمُ الْعِجْلَ فَتُوبُواْ إِلَى بَارِئِكُمْ فَاقْتُلُواْ أَنفُسَكُمْ ذَلِكُمْ خَيْرٌ لَّكُمْ عِندَ بَارِئِكُمْ فَتَابَ عَلَيْكُمْ إِنَّهُ هُوَ التَّوَّابُ الرَّحِيمُ ﴿٥٤﴾
2/Al-Baqarah-54: Wa-ith qala moosa liqawmihi ya qawmi innakum thalamtum anfusakum biittikhathikumu alAAijla fatooboo ila bari-ikum faoqtuloo anfusakum thalikum khayrun lakum AAinda bari-ikum fataba AAalaykum innahu huwa alttawwabu alrraheemu
En (gedenkt) toen Môesa tot zijn volk zei: "O mijn volk! Voorwaar, jullie hebben jezelf onrecht aangedaa doordat jullie het kalf (ter aanbidding) hebben genomen, wendt jullie daarom in berouw tot jullie Schepper en doodt dan julliezelf, dat is beter voor jullie bij jullie Schepper." Toen aanvaardde Hij jullie berouw. Voorwaar, Hij is de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige. (54)
وَإِذْ قُلْتُمْ يَا مُوسَى لَن نُّؤْمِنَ لَكَ حَتَّى نَرَى اللَّهَ جَهْرَةً فَأَخَذَتْكُمُ الصَّاعِقَةُ وَأَنتُمْ تَنظُرُونَ ﴿٥٥﴾
2/Al-Baqarah-55: Wa-ith qultum ya moosa lan nu/mina laka hatta nara Allaha jahratan faakhathatkumu alssaAAiqatu waantum tanthuroona
En (gedenkt) toen jullie zeiden: "O Môesa, wij zullen jou niet geloven totdat wij Allah duidelijk (in Zijn ware gestalte) zien," waarop de bklisem jullie greep, terwijl jullie toekeken. (55)
ثُمَّ بَعَثْنَاكُم مِّن بَعْدِ مَوْتِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿٥٦﴾
2/Al-Baqarah-56: Thumma baAAathnakum min baAAdi mawtikum laAAallakum tashkuroona
Vervolgens wekken Wij jullie op na jullie dood, hoplijk zullen jullie dankbaar zijn. (56)
وَظَلَّلْنَا عَلَيْكُمُ الْغَمَامَ وَأَنزَلْنَا عَلَيْكُمُ الْمَنَّ وَالسَّلْوَى كُلُواْ مِن طَيِّبَاتِ مَا رَزَقْنَاكُمْ وَمَا ظَلَمُونَا وَلَكِن كَانُواْ أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ ﴿٥٧﴾
2/Al-Baqarah-57: Wathallalna AAalaykumu alghamama waanzalna AAalaykumu almanna waalssalwa kuloo min tayyibati ma razaqnakum wama thalamoona walakin kanoo anfusahum yathlimoona
En wij gaven jullie schaduw door middel van de wolk en Wij deden Manna en kwartels voor jullie neerdalen. Eet van de goede dingen waarmee Wij jullie hebben voorzien. Zij deden Ons geen onrecht aan, maar zij deden zichzelf onrecht aan. (57)
وَإِذْ قُلْنَا ادْخُلُواْ هَذِهِ الْقَرْيَةَ فَكُلُواْ مِنْهَا حَيْثُ شِئْتُمْ رَغَداً وَادْخُلُواْ الْبَابَ سُجَّداً وَقُولُواْ حِطَّةٌ نَّغْفِرْ لَكُمْ خَطَايَاكُمْ وَسَنَزِيدُ الْمُحْسِنِينَ ﴿٥٨﴾
2/Al-Baqarah-58: Wa-ith qulna odkhuloo hathihi alqaryata fakuloo minha haythu shi/tum raghadan waodkhuloo albaba sujjadan waqooloo hittatun naghfir lakum khatayakum wasanazeedu almuhsineena
En (gedenkt) toen Wij zeiden: "Gaat deze stad binnen en eet daarvan (het land) van de overvloed, zoveel als jullie willen." Gaat buigend de poort binnen en zegt: "Vergeving!" Wij zullen jullie jullie fouten vergeven, en Wij zullen vermeerden voor de weldoeners." (58)
فَبَدَّلَ الَّذِينَ ظَلَمُواْ قَوْلاً غَيْرَ الَّذِي قِيلَ لَهُمْ فَأَنزَلْنَا عَلَى الَّذِينَ ظَلَمُواْ رِجْزاً مِّنَ السَّمَاء بِمَا كَانُواْ يَفْسُقُونَ ﴿٥٩﴾
2/Al-Baqarah-59: Fabaddala allatheena thalamoo qawlan ghayra allathee qeela lahum faanzalna AAala allatheena thalamoo rijzan mina alssama-i bima kanoo yafsuqoona
Daarna verwisselden degenen die onrecht pleegden het Woord met iets anders dan wat tot hen gezegd was en daarom deden Wij op degenen die onrecht pleegden een plaag uit de hemel neerkomen, vanwege de grote zonden die zij plachten te bedrijven. (59)
وَإِذِ اسْتَسْقَى مُوسَى لِقَوْمِهِ فَقُلْنَا اضْرِب بِّعَصَاكَ الْحَجَرَ فَانفَجَرَتْ مِنْهُ اثْنَتَا عَشْرَةَ عَيْناً قَدْ عَلِمَ كُلُّ أُنَاسٍ مَّشْرَبَهُمْ كُلُواْ وَاشْرَبُواْ مِن رِّزْقِ اللَّهِ وَلاَ تَعْثَوْاْ فِي الأَرْضِ مُفْسِدِينَ ﴿٦٠﴾
2/Al-Baqarah-60: Wa-ithi istasqa moosa liqawmihi faqulna idrib biAAasaka alhajara fainfajarat minhu ithnata AAashrata AAaynan qad AAalima kullu onasin mashrabahum kuloo waishraboo min rizqi Allahi wala taAAthaw fee al-ardi mufsideena
En (gedenkt) toen Môesa water vroeg voor zijn volk, waarop Wij zeiden: "Sla met je staf op de rots." Toen ontsprongen daaruit twaalf bronnen. Waarlijk, elke stam kende zijn drinkplaats. Eet en drinkt can Allah's voorzieningen. En doet geen kwaad op aarde als verderfzaaiers. (60)
وَإِذْ قُلْتُمْ يَا مُوسَى لَن نَّصْبِرَ عَلَىَ طَعَامٍ وَاحِدٍ فَادْعُ لَنَا رَبَّكَ يُخْرِجْ لَنَا مِمَّا تُنبِتُ الأَرْضُ مِن بَقْلِهَا وَقِثَّآئِهَا وَفُومِهَا وَعَدَسِهَا وَبَصَلِهَا قَالَ أَتَسْتَبْدِلُونَ الَّذِي هُوَ أَدْنَى بِالَّذِي هُوَ خَيْرٌ اهْبِطُواْ مِصْراً فَإِنَّ لَكُم مَّا سَأَلْتُمْ وَضُرِبَتْ عَلَيْهِمُ الذِّلَّةُ وَالْمَسْكَنَةُ وَبَآؤُوْاْ بِغَضَبٍ مِّنَ اللَّهِ ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ كَانُواْ يَكْفُرُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ وَيَقْتُلُونَ النَّبِيِّينَ بِغَيْرِ الْحَقِّ ذَلِكَ بِمَا عَصَواْ وَّكَانُواْ يَعْتَدُونَ ﴿٦١﴾
2/Al-Baqarah-61: Wa-ith qultum ya moosa lan nasbira AAala taAAamin wahidin faodAAu lana rabbaka yukhrij lana mimma tunbitu al-ardu min baqliha waqiththa-iha wafoomiha waAAadasiha wabasaliha qala atastabdiloona allathee huwa adna biallathee huwa khayrun ihbitoo misran fa-i
En (gedenkt) toen jullie zeiden: "O Môesa! Wij verdragen het niet om van één soort voedsel te leven, roep daarom voor ons jouw Heer aan, opdat Hij voor on voortbrengt van wat de aarde doet groeien van haar groenten, haar komkommers, haar knoflook, haar linzen en haar uien." Hij zei: "Willen jullie dat wat minderwaardig is, nemen in plaats van het betere? Gaat naar een ander land, en voorwaar, voor jullie zal er zijn wat jullie vroegen." En er werd over hen vernedering en ellende gebracht en zij keerden terug onder de toorn van Allah. Dat was omdat zij voortdurent Allah's Tekenen verwierpen en de Profeten dooden, zonder het recht te hebben. Dit was omdat zij opstandig waren en overtredingen plachten te begaan. (61)
إِنَّ الَّذِينَ آمَنُواْ وَالَّذِينَ هَادُواْ وَالنَّصَارَى وَالصَّابِئِينَ مَنْ آمَنَ بِاللَّهِ وَالْيَوْمِ الآخِرِ وَعَمِلَ صَالِحاً فَلَهُمْ أَجْرُهُمْ عِندَ رَبِّهِمْ وَلاَ خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلاَ هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٦٢﴾
2/Al-Baqarah-62: Inna allatheena amanoo waallatheena hadoo waalnnasara waalssabi-eena man amana biAllahi waalyawmi al-akhiri waAAamila salihan falahum ajruhum AAinda rabbihim wala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona
Voorwaar, degenen die geloven, en degenen die het Jodendom belijden en de Christenen en de Sabiërs; (zij allen) geloven in Allah en in de Laatste Dag, en zij verrichten goede werken: voor hen is hun beloning bij hun Heer en geen vrees zal er over hen zijn noch zullen zij treuren. (62)
وَإِذْ أَخَذْنَا مِيثَاقَكُمْ وَرَفَعْنَا فَوْقَكُمُ الطُّورَ خُذُواْ مَا آتَيْنَاكُم بِقُوَّةٍ وَاذْكُرُواْ مَا فِيهِ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ ﴿٦٣﴾
2/Al-Baqarah-63: Wa-ith akhathna meethaqakum warafaAAna fawqakumu alttoora khuthoo ma ataynakum biquwwatin waothkuroo ma feehi laAAallakum tattaqoona
En (gedenkt) toen Wij jullie belofte aanvaardden en de (berg) Thôer boven jullie verhieven, (zeggend:) "Houdt stevig vast aan wat Wij aan jullie gegeven hebben en gedenkt wat er in staat, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen." (63)
ثُمَّ تَوَلَّيْتُم مِّن بَعْدِ ذَلِكَ فَلَوْلاَ فَضْلُ اللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُ لَكُنتُم مِّنَ الْخَاسِرِينَ ﴿٦٤﴾
2/Al-Baqarah-64: Thumma tawallaytum min baAAdi thalika falawla fadlu Allahi AAalaykum warahmatuhu lakuntum mina alkhasireena
Vervolgens wendden jullie je af, en als er niet de gunst van Allah over jullie en Zijn Barmhartigheid was geweest, dan zouden jullie zeker tot de verliezers behoren. (64)
وَلَقَدْ عَلِمْتُمُ الَّذِينَ اعْتَدَواْ مِنكُمْ فِي السَّبْتِ فَقُلْنَا لَهُمْ كُونُواْ قِرَدَةً خَاسِئِينَ ﴿٦٥﴾
2/Al-Baqarah-65: Walaqad AAalimtumu allatheena iAAtadaw minkum fee alssabti faqulna lahum koonoo qiradatan khasi-eena
En voorzeker, jullie kennen degenen die in overtreding waren onder jullie (volk) betreffende de Sabbat, Wij zeiden immers tot hen: "Weest verachte apen." (65)
فَجَعَلْنَاهَا نَكَالاً لِّمَا بَيْنَ يَدَيْهَا وَمَا خَلْفَهَا وَمَوْعِظَةً لِّلْمُتَّقِينَ ﴿٦٦﴾
2/Al-Baqarah-66: FajaAAalnaha nakalan lima bayna yadayha wama khalfaha wamawAAithatan lilmuttaqeena
Zo maakten Wij deze (bestraffing) tot een waarschuwing voor die tijd en de tijd erna en een vermaning voor de Moettaqôen. (66)
وَإِذْ قَالَ مُوسَى لِقَوْمِهِ إِنَّ اللّهَ يَأْمُرُكُمْ أَنْ تَذْبَحُواْ بَقَرَةً قَالُواْ أَتَتَّخِذُنَا هُزُواً قَالَ أَعُوذُ بِاللّهِ أَنْ أَكُونَ مِنَ الْجَاهِلِينَ ﴿٦٧﴾
2/Al-Baqarah-67: Wa-ith qala moosa liqawmihi inna Allaha ya/murukum an tathbahoo baqaratan qaloo atattakhithuna huzuwan qala aAAoothu biAllahi an akoona mina aljahileena
En (gedenkt) toen Môesa tot zijn volk zei: "Voorwaar, Allah beveelt jullie dat jullie een koe slachten." Zij zeiden: "Maak jij ons tot (onderwerp van) bespotting?" Hij antwoordde: "Ik zoek bescherming bij Allah dat ik tot de dommen zou behoren." (67)
قَالُواْ ادْعُ لَنَا رَبَّكَ يُبَيِّن لّنَا مَا هِيَ قَالَ إِنَّهُ يَقُولُ إِنَّهَا بَقَرَةٌ لاَّ فَارِضٌ وَلاَ بِكْرٌ عَوَانٌ بَيْنَ ذَلِكَ فَافْعَلُواْ مَا تُؤْمَرونَ ﴿٦٨﴾
2/Al-Baqarah-68: Qaloo odAAu lana rabbaka yubayyin lana ma hiya qala innahu yaqoolu innaha baqaratun la faridun wala bikrun AAawanun bayna thalika faifAAaloo ma tu/maroona
Zij zeiden: "Roep voor ons jouw Heer aan, op dat Hij ons duidelijk maakt wat voor koe het moet zijn." Hij zei: "Voorwaar, Hij zegt: 'Het us een koe die niet oud is en niet jong, maar van een leeftijd daartussen'. Doe dan wat jullie bevolen is." (68)
قَالُواْ ادْعُ لَنَا رَبَّكَ يُبَيِّن لَّنَا مَا لَوْنُهَا قَالَ إِنَّهُ يَقُولُ إِنّهَا بَقَرَةٌ صَفْرَاء فَاقِعٌ لَّوْنُهَا تَسُرُّ النَّاظِرِينَ ﴿٦٩﴾
2/Al-Baqarah-69: Qaloo odAAu lana rabbaka yubayyin lana ma lawnuha qala innahu yaqoolu innaha baqaratun safrao faqiAAun lawnuha tasurru alnnathireena
Zij zeiden: "Roep voor ons jouw Heer aan, opdat Hij ons duidelijk maakt wat haar kleur is.' Hij zei: "Hij zeg dat het een koe met een heldere gele kleur is, die de toeschouwers verheugt." (69)
قَالُواْ ادْعُ لَنَا رَبَّكَ يُبَيِّن لَّنَا مَا هِيَ إِنَّ البَقَرَ تَشَابَهَ عَلَيْنَا وَإِنَّآ إِن شَاء اللَّهُ لَمُهْتَدُونَ ﴿٧٠﴾
2/Al-Baqarah-70: Qaloo odAAu lana rabbaka yubayyin lana ma hiya inna albaqara tashabaha AAalayna wa-inna in shaa Allahu lamuhtadoona
Zij zeiden: "Roep voor ons jouw Heer aan, opdat Hij ons duidelijk maakt wat voor koe het moet zijn. Voorwaar, voor ons lijken alle koeien op elkaar. En voorwaar, wij zullen, als Allah het wil, tot de rechtgeleiden behoren." (70)
قَالَ إِنَّهُ يَقُولُ إِنَّهَا بَقَرَةٌ لاَّ ذَلُولٌ تُثِيرُ الأَرْضَ وَلاَ تَسْقِي الْحَرْثَ مُسَلَّمَةٌ لاَّ شِيَةَ فِيهَا قَالُواْ الآنَ جِئْتَ بِالْحَقِّ فَذَبَحُوهَا وَمَا كَادُواْ يَفْعَلُونَ ﴿٧١﴾
2/Al-Baqarah-71: Qala innahu yaqoolu innaha baqaratun la thaloolun tutheeru al-arda wala tasqee alhartha musallamatun la shiyata feeha qaloo al-ana ji/ta bialhaqqi fathabahooha wama kadoo yafAAaloona
Hij (Môesa) zei: "Hij zegt dat het een koe is die niet bestemd is om de aarde om te ploegen of de akkers te bevloeien, een gave, zonder vlek." Zij zeiden: "Nu ben je met de ware beschrijving gekomen."' Daarop slachtten zij haar, maar bijna hadden zij het niet gedaan. (71)
وَإِذْ قَتَلْتُمْ نَفْساً فَادَّارَأْتُمْ فِيهَا وَاللّهُ مُخْرِجٌ مَّا كُنتُمْ تَكْتُمُونَ ﴿٧٢﴾
2/Al-Baqarah-72: Wa-ith qataltum nafsan faiddara/tum feeha waAllahu mukhrijun ma kuntum taktumoona
En (gedenkt) toen jullie een mens doodden en met elkaar daarover redetwistten (over wie de moordenaar was), en Allah is de Onthuller van wat jullie plachten te verbergen. (72)
فَقُلْنَا اضْرِبُوهُ بِبَعْضِهَا كَذَلِكَ يُحْيِي اللّهُ الْمَوْتَى وَيُرِيكُمْ آيَاتِهِ لَعَلَّكُمْ تَعْقِلُونَ ﴿٧٣﴾
2/Al-Baqarah-73: Faqulna idriboohu bibaAAdiha kathalika yuhyee Allahu almawta wayureekum ayatihi laAAallakum taAAqiloona
Toen zeiden Wij: "Slaat hem (de dode) met een deel van haar (de koe)." Zo doet Allah de doden herleven en toont Hij jullie Zijn Tekenen, hopelijk zullen jullie begrijpen. (73)
ثُمَّ قَسَتْ قُلُوبُكُم مِّن بَعْدِ ذَلِكَ فَهِيَ كَالْحِجَارَةِ أَوْ أَشَدُّ قَسْوَةً وَإِنَّ مِنَ الْحِجَارَةِ لَمَا يَتَفَجَّرُ مِنْهُ الأَنْهَارُ وَإِنَّ مِنْهَا لَمَا يَشَّقَّقُ فَيَخْرُجُ مِنْهُ الْمَاء وَإِنَّ مِنْهَا لَمَا يَهْبِطُ مِنْ خَشْيَةِ اللّهِ وَمَا اللّهُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ ﴿٧٤﴾
2/Al-Baqarah-74: Thumma qasat quloobukum min baAAdi thalika fahiya kaalhijarati aw ashaddu qaswatan wa-inna mina alhijarati lama yatafajjaru minhu al-anharu wa-inna minha lama yashshaqqaqu fayakhruju minhu almao wa-inna minha lama yahbitu min khashyati Allahi wama Allahu
Toen verhardden jullie harten zich daarna, zodat zij als steen werden of zelfs harder dan dat, want voorwaar, er zijn stenen waaruit rivieren ontspringen en voorwaar, er zijn stenen die splijten zodat er water uitstroomt, en er zijn er die neervallen uit vrees voor Allah. En Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen. (74)
أَفَتَطْمَعُونَ أَن يُؤْمِنُواْ لَكُمْ وَقَدْ كَانَ فَرِيقٌ مِّنْهُمْ يَسْمَعُونَ كَلاَمَ اللّهِ ثُمَّ يُحَرِّفُونَهُ مِن بَعْدِ مَا عَقَلُوهُ وَهُمْ يَعْلَمُونَ ﴿٧٥﴾
2/Al-Baqarah-75: AfatatmaAAoona an yu/minoo lakum waqad kana fareequn minhum yasmaAAoona kalama Allahi thumma yuharrifoonahu min baAAdi ma AAaqaloohu wahum yaAAlamoona
Hopen jullie dan nog dat zij (de Joden) in jullie (godsdienst) zullen geloven, terwijl er waarlijk een groep onder hen is, die het Woord van Allah heeft gehoord, en die het verdraaiden nadat zij het begrepen hadden, terwijl zij het weten? (75)
وَإِذَا لَقُواْ الَّذِينَ آمَنُواْ قَالُواْ آمَنَّا وَإِذَا خَلاَ بَعْضُهُمْ إِلَىَ بَعْضٍ قَالُواْ أَتُحَدِّثُونَهُم بِمَا فَتَحَ اللّهُ عَلَيْكُمْ لِيُحَآجُّوكُم بِهِ عِندَ رَبِّكُمْ أَفَلاَ تَعْقِلُونَ ﴿٧٦﴾
2/Al-Baqarah-76: Wa-itha laqoo allatheena amanoo qaloo amanna wa-itha khala baAAduhum ila baAAdin qaloo atuhaddithoonahum bima fataha Allahu AAalaykum liyuhajjookum bihi AAinda rabbikum afala taAAqiloona
En wanneer zij degenen die geloven ontmoeten, zeggen zij: "Wij geloven," maar wanneer zij onder elkaar zijn, dan zeggen zij: "Zullen jullie hun vertellen wat Allah aan jullie openbaar heeft gemaakt, zodat zij het als argument tegen jullie zullen gebruiken bij jullie Heer?" Begrijpen jullie dan niet? (76)
أَوَلاَ يَعْلَمُونَ أَنَّ اللّهَ يَعْلَمُ مَا يُسِرُّونَ وَمَا يُعْلِنُونَ ﴿٧٧﴾
2/Al-Baqarah-77: Awa la yaAAlamoona anna Allaha yaAAlamu ma yusirroona wama yuAAlinoona
En weten zij niet dat Allah weet wat zij verbergen en wat zij openlijk doen? (77)
وَمِنْهُمْ أُمِّيُّونَ لاَ يَعْلَمُونَ الْكِتَابَ إِلاَّ أَمَانِيَّ وَإِنْ هُمْ إِلاَّ يَظُنُّونَ ﴿٧٨﴾
2/Al-Baqarah-78: Waminhum ommiyyoona la yaAAlamoona alkitaba illa amaniyya wa-in hum illa yathunnoona
En er zijn ongeletterden onder hen die de Shcrift (de Taurât) niet kennen, behalve door kletspraat en zij vermoeden slechts. (78)
فَوَيْلٌ لِّلَّذِينَ يَكْتُبُونَ الْكِتَابَ بِأَيْدِيهِمْ ثُمَّ يَقُولُونَ هَذَا مِنْ عِندِ اللّهِ لِيَشْتَرُواْ بِهِ ثَمَناً قَلِيلاً فَوَيْلٌ لَّهُم مِّمَّا كَتَبَتْ أَيْدِيهِمْ وَوَيْلٌ لَّهُمْ مِّمَّا يَكْسِبُونَ ﴿٧٩﴾
2/Al-Baqarah-79: Fawaylun lillatheena yaktuboona alkitaba bi-aydeehim thumma yaqooloona hatha min AAindi Allahi liyashtaroo bihi thamanan qaleelan fawaylun lahum mimma katabat aydeehim wawaylun lahum mimma yaksiboona
Wee dan degenen die de Schrift met hun eigen handen schrijven en vervolgens zeggen: "Dit komt van Allah." Om het te verruilen voor iets van geringe waarde. Wee dan hen vanwege wat hun handen geschreven hebben en wee hen vanwege wat zij verrichtten. (79)
وَقَالُواْ لَن تَمَسَّنَا النَّارُ إِلاَّ أَيَّاماً مَّعْدُودَةً قُلْ أَتَّخَذْتُمْ عِندَ اللّهِ عَهْدًا فَلَن يُخْلِفَ اللّهُ عَهْدَهُ أَمْ تَقُولُونَ عَلَى اللّهِ مَا لاَ تَعْلَمُونَ ﴿٨٠﴾
2/Al-Baqarah-80: Waqaloo lan tamassana alnnaru illa ayyaman maAAdoodatan qul attakhathtum AAinda Allahi AAahdan falan yukhlifa Allahu AAahdahu am taqooloona AAala Allahi ma la taAAlamoona
En zij zeiden: "De Hel zal ons niet aankraken, behalve een beperkt aantal dagen," Zeg (O Moehammad): "Hebben jullie een belofte van Allah ontvangen? Dan zal Allah Zijn belofte niet verbreken. Of zeggen jullie over Allah iets wat jullie niet weten?" (80)
بَلَى مَن كَسَبَ سَيِّئَةً وَأَحَاطَتْ بِهِ خَطِيئَتُهُ فَأُوْلَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿٨١﴾
2/Al-Baqarah-81: Bala man kasaba sayyi-atan waahatat bihi khatee-atuhu faola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona
Welzeker, degenen die slechte daden verrichten, en door hun zonden omsloten zijn, diegenen dan, zijn de bewoners van de Hel. Zij zijn daarin eeuwig levenden. (81)
وَالَّذِينَ آمَنُواْ وَعَمِلُواْ الصَّالِحَاتِ أُولَئِكَ أَصْحَابُ الْجَنَّةِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿٨٢﴾
2/Al-Baqarah-82: Waallatheena amanoo waAAamiloo alssalihati ola-ika as-habu aljannati hum feeha khalidoona
Maar degenen die geloven en goede werken verrichten, zij zijn degenen die de bewoners van het Paradijs zijn. Zij zijn daarin eeuwig levenden. (82)
وَإِذْ أَخَذْنَا مِيثَاقَ بَنِي إِسْرَائِيلَ لاَ تَعْبُدُونَ إِلاَّ اللّهَ وَبِالْوَالِدَيْنِ إِحْسَاناً وَذِي الْقُرْبَى وَالْيَتَامَى وَالْمَسَاكِينِ وَقُولُواْ لِلنَّاسِ حُسْناً وَأَقِيمُواْ الصَّلاَةَ وَآتُواْ الزَّكَاةَ ثُمَّ تَوَلَّيْتُمْ إِلاَّ قَلِيلاً مِّنكُمْ وَأَنتُم مِّعْرِضُونَ ﴿٨٣﴾
2/Al-Baqarah-83: Wa-ith akhathna meethaqa banee isra-eela la taAAbudoona illa Allaha wabialwalidayni ihsanan wathee alqurba waalyatama waalmasakeeni waqooloo lilnnasi husnan waaqeemoo alssalata waatoo alzzakata thumma tawallaytum illa qaleelan minkum waantum muAAridoona
En (gedenkt) toen Wij het verbond van de Kinderen van Israël aanvardden (zeggent): "Aanbidt niets dan Allah, en betracht goedheid jegens de ouders, en de verwand, en de wees, en de behoeftige, en spreekt het goede tot de mensen en onderhoudt de shalât en geeft de zakât." Vervolgens ontrokken jullie je er aan, behalve een klein aantal van jullie, terwijl jullie je afwendden. (83)
وَإِذْ أَخَذْنَا مِيثَاقَكُمْ لاَ تَسْفِكُونَ دِمَاءكُمْ وَلاَ تُخْرِجُونَ أَنفُسَكُم مِّن دِيَارِكُمْ ثُمَّ أَقْرَرْتُمْ وَأَنتُمْ تَشْهَدُونَ ﴿٨٤﴾
2/Al-Baqarah-84: Wa-ith akhathna meethaqakum la tasfikoona dimaakum wala tukhrijoona anfusakum min diyarikum thumma aqrartum waantum tashhadoona
En (gedenkt) toen Wij jullie verbond aanvaardden: "Vergiet elkaars bloed niet en verdrijft elkaar niet uit jullie woonplaatsen." Daarop bevestigden jullie (dat) en jullie getuigden (daarvan). (84)
ثُمَّ أَنتُمْ هَؤُلاء تَقْتُلُونَ أَنفُسَكُمْ وَتُخْرِجُونَ فَرِيقاً مِّنكُم مِّن دِيَارِهِمْ تَظَاهَرُونَ عَلَيْهِم بِالإِثْمِ وَالْعُدْوَانِ وَإِن يَأتُوكُمْ أُسَارَى تُفَادُوهُمْ وَهُوَ مُحَرَّمٌ عَلَيْكُمْ إِخْرَاجُهُمْ أَفَتُؤْمِنُونَ بِبَعْضِ الْكِتَابِ وَتَكْفُرُونَ بِبَعْضٍ فَمَا جَزَاء مَن يَفْعَلُ ذَلِكَ مِنكُمْ إِلاَّ خِزْيٌ فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَيَوْمَ الْقِيَامَةِ يُرَدُّونَ إِلَى أَشَدِّ الْعَذَابِ وَمَا اللّهُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ ﴿٨٥﴾
2/Al-Baqarah-85: Thumma antum haola-i taqtuloona anfusakum watukhrijoona fareeqan minkum min diyarihim tathaharoona AAalayhim bial-ithmi waalAAudwani wa-in ya/tookum osara tufadoohum wahuwa muharramun AAalaykum ikhrajuhum afatu/minoona bibaAAdi alkitabi watakfuroona bibaA
Daarna zijn jullie (Joden) degenen geworden die elkaar doden en een deel van jullie eigen volk uit hun woonplaatsen verdrijven, jullie steunen elkaar in zondigheid en vijandschap. En wanneer zij (andere Joden) tot jullie komen als gevangenen, dan kopen jullie hen vrij, terwijl het jullie verboden is hen te verdrijven. Geloven jullie in een gedeelte van de Schrift en in een ander gedeelte niet? Er is geen beloning voor wie van jullie zo handelen, maar vernedering in het aardse leven en op de Dag der Opstanding zullen zij worden teruggevoerd tot de zwaarste bestraffing. En Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen. (85)
أُولَئِكَ الَّذِينَ اشْتَرَوُاْ الْحَيَاةَ الدُّنْيَا بِالآَخِرَةِ فَلاَ يُخَفَّفُ عَنْهُمُ الْعَذَابُ وَلاَ هُمْ يُنصَرُونَ ﴿٨٦﴾
2/Al-Baqarah-86: Ola-ika allatheena ishtarawoo alhayata alddunya bial-akhirati fala yukhaffafu AAanhumu alAAathabu wala hum yunsaroona
Zij zijn degenen die het aardse leven voor het Hiernamaals hebben verruild. De bestraffing zal voor hen niet verlichts worden zn zij zullen niet geholpen worden. (86)
وَلَقَدْ آتَيْنَا مُوسَى الْكِتَابَ وَقَفَّيْنَا مِن بَعْدِهِ بِالرُّسُلِ وَآتَيْنَا عِيسَى ابْنَ مَرْيَمَ الْبَيِّنَاتِ وَأَيَّدْنَاهُ بِرُوحِ الْقُدُسِ أَفَكُلَّمَا جَاءكُمْ رَسُولٌ بِمَا لاَ تَهْوَى أَنفُسُكُمُ اسْتَكْبَرْتُمْ فَفَرِيقاً كَذَّبْتُمْ وَفَرِيقاً تَقْتُلُونَ ﴿٨٧﴾
2/Al-Baqarah-87: Walaqad atayna moosa alkitaba waqaffayna min baAAdihi bialrrusuli waatayna AAeesa ibna maryama albayyinati waayyadnahu biroohi alqudusi afakullama jaakum rasoolun bima la tahwa anfusukumu istakbartum fafareeqan kaththabtum wafareeqan taqtuloona
En Wij hebben Môesa voorzeker het Boek gegeven en Wij deden na hem de Boodschappers volgen. Wn Wij gaven 'Îsa, de zoon van Maryam, de duidelijke bewijzen. En Wij versterkten hem met de heilige Geest (Djibrîl). Is het dan zo dat telkens wanneer er een Boodschapper tot jullie kwam met wat niet in overeenstemming was met jullie begeerten, jullie hooghartig werden en jullie een aantal van hen loochenden en anderen doodden? (87)
وَقَالُواْ قُلُوبُنَا غُلْفٌ بَل لَّعَنَهُمُ اللَّه بِكُفْرِهِمْ فَقَلِيلاً مَّا يُؤْمِنُونَ ﴿٨٨﴾
2/Al-Baqarah-88: Waqaloo quloobuna ghulfun bal laAAanahumu Allahu bikufrihim faqaleelan ma yu/minoona
En zij zeggen: "Onze harten zijn bedekt." Nee! Allah heeft hen verloekts vanwege hun ongeloof. Weinigen zijn het daarom die geloven. (88)
وَلَمَّا جَاءهُمْ كِتَابٌ مِّنْ عِندِ اللّهِ مُصَدِّقٌ لِّمَا مَعَهُمْ وَكَانُواْ مِن قَبْلُ يَسْتَفْتِحُونَ عَلَى الَّذِينَ كَفَرُواْ فَلَمَّا جَاءهُم مَّا عَرَفُواْ كَفَرُواْ بِهِ فَلَعْنَةُ اللَّه عَلَى الْكَافِرِينَ ﴿٨٩﴾
2/Al-Baqarah-89: Walamma jaahum kitabun min AAindi Allahi musaddiqun lima maAAahum wakanoo min qablu yastaftihoona AAala allatheena kafaroo falamma jaahum ma AAarafoo kafaroo bihi falaAAnatu Allahi AAala alkafireena
En wanneer er een boek tot ben komt van Allah, bevestigend wat zich bij hen bevindt, terwijl zij daarvoor om hulp hadden gevraagd tegen degenen die niet geloven: toen dan tot hen kwam wat zij al wisten, geloofiden zij er niet in. De vloek van Allah vloek rust daarom op de ongelovigen. (89)
بِئْسَمَا اشْتَرَوْاْ بِهِ أَنفُسَهُمْ أَن يَكْفُرُواْ بِمَا أنَزَلَ اللّهُ بَغْياً أَن يُنَزِّلُ اللّهُ مِن فَضْلِهِ عَلَى مَن يَشَاء مِنْ عِبَادِهِ فَبَآؤُواْ بِغَضَبٍ عَلَى غَضَبٍ وَلِلْكَافِرِينَ عَذَابٌ مُّهِينٌ ﴿٩٠﴾
2/Al-Baqarah-90: Bi/sama ishtaraw bihi anfusahum an yakfuroo bima anzala Allahu baghyan an yunazzila Allahu min fadlihi AAala man yashao min AAibadihi fabaoo bighadabin AAala ghadabin walilkafireena AAathabun muheenun
Slecht is het, waarvoor zij hun zielen verkocht hebben; dat zij niet geloven in wat Allah heeft neergezonden; uit afgunst, dat Allah zijn gunst neerzendt tot wie hij wil van zijn dienaren. Zo wender zij zich van toorn tot toorn. En voor de ongelovigen is er een vernederende bestraffing. (90)
وَإِذَا قِيلَ لَهُمْ آمِنُواْ بِمَا أَنزَلَ اللّهُ قَالُواْ نُؤْمِنُ بِمَآ أُنزِلَ عَلَيْنَا وَيَكْفُرونَ بِمَا وَرَاءهُ وَهُوَ الْحَقُّ مُصَدِّقاً لِّمَا مَعَهُمْ قُلْ فَلِمَ تَقْتُلُونَ أَنبِيَاء اللّهِ مِن قَبْلُ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿٩١﴾
2/Al-Baqarah-91: Wa-itha qeela lahum aminoo bima anzala Allahu qaloo nu/minu bima onzila AAalayna wayakfuroona bima waraahu wahuwa alhaqqu musaddiqan lima maAAahum qul falima taqtuloona anbiyaa Allahi min qablu in kuntum mu/mineena
en als er tot hen gezegd wordt: "Gelooft in wat Allah heeft neergezonden," zeggen zij: "Wij geloven in wat aan ons is neergezonden." En zij geloven niet in wat erna is (neergezonden), terwijl het de waarheid is, bevestigend wat zich bij hen bevindt. Zeg (O moehammad): "Waarom hebben jullie dan vroeger de profeten van Allah gedood, als jullie gelovigen zijn?" (91)
وَلَقَدْ جَاءكُم مُّوسَى بِالْبَيِّنَاتِ ثُمَّ اتَّخَذْتُمُ الْعِجْلَ مِن بَعْدِهِ وَأَنتُمْ ظَالِمُونَ ﴿٩٢﴾
2/Al-Baqarah-92: Walaqad jaakum moosa bialbayyinati thumma ittakhathtumu alAAijla min baAAdihi waantum thalimoona
en voorzeker, Móesa is tot jullie gekomen met de duidelijk bewijzen, warrop jullie het half (ter aanbidding) namen nadat hij was weggeegaan. en jullie waren onrechtplegers. (92)
وَإِذْ أَخَذْنَا مِيثَاقَكُمْ وَرَفَعْنَا فَوْقَكُمُ الطُّورَ خُذُواْ مَا آتَيْنَاكُم بِقُوَّةٍ وَاسْمَعُواْ قَالُواْ سَمِعْنَا وَعَصَيْنَا وَأُشْرِبُواْ فِي قُلُوبِهِمُ الْعِجْلَ بِكُفْرِهِمْ قُلْ بِئْسَمَا يَأْمُرُكُمْ بِهِ إِيمَانُكُمْ إِن كُنتُمْ مُّؤْمِنِينَ ﴿٩٣﴾
2/Al-Baqarah-93: Wa-ith akhathna meethaqakum warafaAAna fawqakumu alttoora khuthoo ma ataynakum biquwwatin waismaAAoo qaloo samiAAna waAAasayna waoshriboo fee quloobihimu alAAijla bikufrihim qul bi/sama ya/murukum bihi eemanukum in kuntum mu/mineena
En (gedenkt) toen Wij jullie verbond aanvaardden den Wij de (berg) Thôer boven jullie verhieven, (zeggend:) "Houdt jullie stevig vast aan wat Wij jullie gegeven hebben en luistert". Zij zeiden: "Wij hebben geluisterd, maar wij gehoorzamen niet." En hun harten waren doordrenkt met (liefde voor) het kalf vanwege hun ongeloof. Zeg (O Moehammad): "Slecht is het wartoe jullie (vervalste) geloof jullie oproept, als jullie gelovigen zijn (in de Taurât geloven)." (93)
قُلْ إِن كَانَتْ لَكُمُ الدَّارُ الآَخِرَةُ عِندَ اللّهِ خَالِصَةً مِّن دُونِ النَّاسِ فَتَمَنَّوُاْ الْمَوْتَ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿٩٤﴾
2/Al-Baqarah-94: Qul in kanat lakumu alddaru al-akhiratu AAinda Allahi khalisatan min dooni alnnasi fatamannawoo almawta in kuntum sadiqeena
Zeg: "Als het Huis van het Hiernamaals zij Allah alleen maar voor jullie is, met uitzondering van de andere mensen: wenst dan de dood, als jullie waaractig zijn." (94)
وَلَن يَتَمَنَّوْهُ أَبَدًا بِمَا قَدَّمَتْ أَيْدِيهِمْ وَاللّهُ عَلِيمٌ بِالظَّالِمينَ ﴿٩٥﴾
2/Al-Baqarah-95: Walan yatamannawhu abadan bima qaddamat aydeehim waAllahu AAaleemun bialththalimeena
Maar zij zullen hem (de dood) nooit wensen, vanwege wat hun handen (aan zonden) hebben voortgebracht. En Allah kent de onrechtplegers. (95)
وَلَتَجِدَنَّهُمْ أَحْرَصَ النَّاسِ عَلَى حَيَاةٍ وَمِنَ الَّذِينَ أَشْرَكُواْ يَوَدُّ أَحَدُهُمْ لَوْ يُعَمَّرُ أَلْفَ سَنَةٍ وَمَا هُوَ بِمُزَحْزِحِهِ مِنَ الْعَذَابِ أَن يُعَمَّرَ وَاللّهُ بَصِيرٌ بِمَا يَعْمَلُونَ ﴿٩٦﴾
2/Al-Baqarah-96: Walatajidannahum ahrasa alnnasi AAala hayatin wamina allatheena ashrakoo yawaddu ahaduhum law yuAAammaru alfa sanatin wama huwa bimuzahzihihi mina alAAathabi an yuAAammara waAllahu baseerun bima yaAAmaloona
En jij zult hen zeker bevinden als de mensen die het meest begerig zijn naar het (wereldse) leven, meer nog dan degenen die deelgenoten (aan Allah) toekennen. Elk van hen zou wel een leeftijd van duizend jaren gegeven willen worden. Maar hij zou daardoor niet (kunnen) vluchten voor de bestraffing, door de verlenging can zijn leeftijd. En Allah ziet toe op wat zij doen. (96)
قُلْ مَن كَانَ عَدُوًّا لِّجِبْرِيلَ فَإِنَّهُ نَزَّلَهُ عَلَى قَلْبِكَ بِإِذْنِ اللّهِ مُصَدِّقاً لِّمَا بَيْنَ يَدَيْهِ وَهُدًى وَبُشْرَى لِلْمُؤْمِنِينَ ﴿٩٧﴾
2/Al-Baqarah-97: Qul man kana AAaduwwan lijibreela fa-innahu nazzalahu AAala qalbika bi-ithni Allahi musaddiqan lima bayna yadayhi wahudan wabushra lilmu/mineena
Zeg (O Moehammad): "Wie een vijand van Djibrîl is: voorwar, hij heeft hem (de Koran) in jouw hart neergezonden, met toestemming van Allah, als een bevestiging can wat er vóór (geopenbaard) was, en als Leiding en als een verheugende tijding voor de gelovigen." (97)
مَن كَانَ عَدُوًّا لِّلّهِ وَمَلآئِكَتِهِ وَرُسُلِهِ وَجِبْرِيلَ وَمِيكَالَ فَإِنَّ اللّهَ عَدُوٌّ لِّلْكَافِرِينَ ﴿٩٨﴾
2/Al-Baqarah-98: Man kana AAaduwwan lillahi wamala-ikatihi warusulihi wajibreela wameekala fa-inna Allaha AAaduwwun lilkafireena
En wie een vijand van allah is en van zijn Engelen en vam zijn boodschappers en van djibril en van MIKA IL: voorwaar, Allah is een vijand van de ongelovigen. (98)
وَلَقَدْ أَنزَلْنَآ إِلَيْكَ آيَاتٍ بَيِّنَاتٍ وَمَا يَكْفُرُ بِهَا إِلاَّ الْفَاسِقُونَ ﴿٩٩﴾
2/Al-Baqarah-99: Walaqad anzalna ilayka ayatin bayyinatin wama yakfuru biha illa alfasiqoona
En voorzeker, wij hebben duidelijke verzen tot jou neergezonden. en Alleen de zwaar-zondigen geloven er niet in. (99)
أَوَكُلَّمَا عَاهَدُواْ عَهْداً نَّبَذَهُ فَرِيقٌ مِّنْهُم بَلْ أَكْثَرُهُمْ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿١٠٠﴾
2/Al-Baqarah-100: Awa kullama AAahadoo AAahdan nabathahu fareequn minhum bal aktharuhum la yu/minoona
Is het niet zo dat telkens wanneer zij (de ongelovigen) een verbintenis aangingen, zij die (later) van zich afwierpen? Maar de mesesten van hen geloven niet. (100)
وَلَمَّا جَاءهُمْ رَسُولٌ مِّنْ عِندِ اللّهِ مُصَدِّقٌ لِّمَا مَعَهُمْ نَبَذَ فَرِيقٌ مِّنَ الَّذِينَ أُوتُواْ الْكِتَابَ كِتَابَ اللّهِ وَرَاء ظُهُورِهِمْ كَأَنَّهُمْ لاَ يَعْلَمُونَ ﴿١٠١﴾
2/Al-Baqarah-101: Walamma jaahum rasoolun min AAindi Allahi musaddiqun lima maAAahum nabatha fareequn mina allatheena ootoo alkitaba kitaba Allahi waraa thuhoorihim kaannahum la yaAAlamoona
En toen er tot hen een boodschapper van allah was gekomen, bevestigend wat bij ben bevond, wierp een groep van degenen aan wie de Schrift(de taurat) gegeven was, het boek van Allah achter hun ruggen, alsof zij niet wisten. (101)
وَاتَّبَعُواْ مَا تَتْلُواْ الشَّيَاطِينُ عَلَى مُلْكِ سُلَيْمَانَ وَمَا كَفَرَ سُلَيْمَانُ وَلَكِنَّ الشَّيْاطِينَ كَفَرُواْ يُعَلِّمُونَ النَّاسَ السِّحْرَ وَمَا أُنزِلَ عَلَى الْمَلَكَيْنِ بِبَابِلَ هَارُوتَ وَمَارُوتَ وَمَا يُعَلِّمَانِ مِنْ أَحَدٍ حَتَّى يَقُولاَ إِنَّمَا نَحْنُ فِتْنَةٌ فَلاَ تَكْفُرْ فَيَتَعَلَّمُونَ مِنْهُمَا مَا يُفَرِّقُونَ بِهِ بَيْنَ الْمَرْءِ وَزَوْجِهِ وَمَا هُم بِضَآرِّينَ بِهِ مِنْ أَحَدٍ إِلاَّ بِإِذْنِ اللّهِ وَيَتَعَلَّمُونَ مَا يَضُرُّهُمْ وَلاَ يَنفَعُهُمْ وَلَقَدْ عَلِمُواْ لَمَنِ اشْتَرَاهُ مَا لَهُ فِي الآخِرَةِ مِنْ خَلاَقٍ وَلَبِئْسَ مَا شَرَوْاْ بِهِ أَنفُسَهُمْ لَوْ كَانُواْ يَعْلَمُونَ ﴿١٠٢﴾
2/Al-Baqarah-102: WaittabaAAoo ma tatloo alshshayateenu AAala mulki sulaymana wama kafara sulaymanu walakinna alshshayateena kafaroo yuAAallimoona alnnasa alssihra wama onzila AAala almalakayni bibabila haroota wamaroota wama yuAAallimani min ahadin hatta yaqoola innama na
An zij volgden wat de satans voorlazen ten tijde van soelaiman 's koninkrijk en soelaiman was niet ongelovig, maar de satans waren ongelovig, zij onderwezen de mensen tovenarij (Sihr) en wat was neergezonden te Babel aan de twee Engelen Haroet en Maroet. En geen van beiden gaven onderricht, zonder dat zij zeiden: "Voorwaar, wij zijn slechts een beproeving, weast daarom niet ongelovig." Zo onderwezen zij hen(trovenarij), waardoor zij een scheiding veroorzaakten tussen een mann en zijn echtgenote. En zij schaadden daarmee niemand, behalve met toestermming van Allah. En zij (de mensen) leerden wat hen schaadde en ben niet baatte. En voorzeker, zij wisten dat, wie dat(tovenarij) koopt, geen aandeel zal hebben in het Hiernamaals. En slecht is het waarvoor zij hun zielen verkochten, als zij het maar wisten. (102)
وَلَوْ أَنَّهُمْ آمَنُواْ واتَّقَوْا لَمَثُوبَةٌ مِّنْ عِندِ اللَّه خَيْرٌ لَّوْ كَانُواْ يَعْلَمُونَ ﴿١٠٣﴾
2/Al-Baqarah-103: Walaw annahum amanoo waittaqaw lamathoobatun min AAindi Allahi khayrun law kanoo yaAAlamoona
En als zij hadden geloofd en Allah hadden gevreesd, dan zou (hun) beloning van bij Allah beter geweest zijn. Als zij het maar wisten. (103)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تَقُولُواْ رَاعِنَا وَقُولُواْ انظُرْنَا وَاسْمَعُوا ْوَلِلكَافِرِينَ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿١٠٤﴾
2/Al-Baqarah-104: Ya ayyuha allatheena amanoo la taqooloo raAAina waqooloo onthurna waismaAAoo walilkafireena AAathabun aleemun
O jullie die geloven, zegt niet: "ra'inâ", maar zegt: "Oenzhoernâ", en luistert. En voor de ongelovigen is er een pijnlijke bestraffing. (104)
مَّا يَوَدُّ الَّذِينَ كَفَرُواْ مِنْ أَهْلِ الْكِتَابِ وَلاَ الْمُشْرِكِينَ أَن يُنَزَّلَ عَلَيْكُم مِّنْ خَيْرٍ مِّن رَّبِّكُمْ وَاللّهُ يَخْتَصُّ بِرَحْمَتِهِ مَن يَشَاء وَاللّهُ ذُو الْفَضْلِ الْعَظِيمِ ﴿١٠٥﴾
2/Al-Baqarah-105: Ma yawaddu allatheena kafaroo min ahli alkitabi wala almushrikeena an yunazzala AAalaykum min khayrin min rabbikum waAllahu yakhtassu birahmatihi man yashao waAllahu thoo alfadli alAAatheemi
Degenen die ongelovig zijn onder de Lieden van de schrift (de Joden en de christenen) en de voeelgodenaanbidders, wensen niet dat er iets goeds aan jullie wordt neergezonden van jullie Heer. Maar Allah verkiest voor Zijn Barmbartigheid wie Hij en Allah is de bezitter van de Geweldige Gunst. (105)
مَا نَنسَخْ مِنْ آيَةٍ أَوْ نُنسِهَا نَأْتِ بِخَيْرٍ مِّنْهَا أَوْ مِثْلِهَا أَلَمْ تَعْلَمْ أَنَّ اللّهَ عَلَىَ كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿١٠٦﴾
2/Al-Baqarah-106: Ma nansakh min ayatin aw nunsiha na/ti bikhayrin minha aw mithliha alam taAAlam anna Allaha AAala kulli shay-in qadeerun
Welk vers Wij ook afschaffen of doen vergeten; Wij brengen er iets beters voor in de plaats, of iets wat daaraan gelijk is. Weet jij niet dat Allah macht heeft over alle dingen? (106)
أَلَمْ تَعْلَمْ أَنَّ اللّهَ لَهُ مُلْكُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَمَا لَكُم مِّن دُونِ اللّهِ مِن وَلِيٍّ وَلاَ نَصِيرٍ ﴿١٠٧﴾
2/Al-Baqarah-107: Alam taAAlam anna Allaha lahu mulku alssamawati waal-ardi wama lakum min dooni Allahi min waliyyin wala naseerin
Weet jij njet dat aan Allah de heerschappij van de hemelen en de aarde behoort? En er is voor jullie buiten Allah geen helper en geen beschermer. (107)
أَمْ تُرِيدُونَ أَن تَسْأَلُواْ رَسُولَكُمْ كَمَا سُئِلَ مُوسَى مِن قَبْلُ وَمَن يَتَبَدَّلِ الْكُفْرَ بِالإِيمَانِ فَقَدْ ضَلَّ سَوَاء السَّبِيلِ ﴿١٠٨﴾
2/Al-Baqarah-108: Am tureedoona an tas-aloo rasoolakum kama su-ila moosa min qablu waman yatabaddali alkufra bial-eemani faqad dalla sawaa alssabeeli
Of willen jullie je Boodschapper ondervragen zoals Môesa vroeger (werd ondervraagd)? En wie ongeloof in ruil neemt voor geloof, die is afgadwaald van het juiste pad. (108)
وَدَّ كَثِيرٌ مِّنْ أَهْلِ الْكِتَابِ لَوْ يَرُدُّونَكُم مِّن بَعْدِ إِيمَانِكُمْ كُفَّاراً حَسَدًا مِّنْ عِندِ أَنفُسِهِم مِّن بَعْدِ مَا تَبَيَّنَ لَهُمُ الْحَقُّ فَاعْفُواْ وَاصْفَحُواْ حَتَّى يَأْتِيَ اللّهُ بِأَمْرِهِ إِنَّ اللّهَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿١٠٩﴾
2/Al-Baqarah-109: Wadda katheerun min ahli alkitabi law yaruddoonakum min baAAdi eemanikum kuffaran hasadan min AAindi anfusihim min baAAdi ma tabayyana lahumu alhaqqu faoAAfoo waisfahoo hatta ya/tiya Allahu bi-amrihi inna Allaha AAala kulli shay-in qadeerun
Velen onder de lieden van de schrift wensen dat zij jullie, nadat jullie tot geloof zijn gekomen, weer tot ongelovigen zouden kunnen maken, uit afgunst die onder hen leeft, nadat voor hen de waarheid duidelijk was geworden. Maar vergeeft hen en laat hen maar begaan, totdat Allah komt met zijn bevel. voorwaar, Allah is Almachtig over alle zaken. (109)
وَأَقِيمُواْ الصَّلاَةَ وَآتُواْ الزَّكَاةَ وَمَا تُقَدِّمُواْ لأَنفُسِكُم مِّنْ خَيْرٍ تَجِدُوهُ عِندَ اللّهِ إِنَّ اللّهَ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ ﴿١١٠﴾
2/Al-Baqarah-110: Waaqeemoo alssalata waatoo alzzakata wama tuqaddimoo li-anfusikum min khayrin tajidoohu AAinda Allahi inna Allaha bima taAAmaloona baseerun
En onderhoudt de shalât en geeft de zakât en wat jullie hebben vooruit gezonden aan goede daden voor jezelf; jullie zullen het bij Allah aantreffen. Voorwaar, Allah is Alziende over was jullie doen. (110)
وَقَالُواْ لَن يَدْخُلَ الْجَنَّةَ إِلاَّ مَن كَانَ هُوداً أَوْ نَصَارَى تِلْكَ أَمَانِيُّهُمْ قُلْ هَاتُواْ بُرْهَانَكُمْ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿١١١﴾
2/Al-Baqarah-111: Waqaloo lan yadkhula aljannata illa man kana hoodan aw nasara tilka amaniyyuhum qul hatoo burhanakum in kuntum sadiqeena
En zij(de joden en de Christenen) zeiden: "Niemand zai het Paradijs binnengaan, behalve wie jood of christen was." Dat zijn hun eigen wensen. Zeg: " Brengt jullie bewijzen, als jullie waarachtigen zijn." (111)
بَلَى مَنْ أَسْلَمَ وَجْهَهُ لِلّهِ وَهُوَ مُحْسِنٌ فَلَهُ أَجْرُهُ عِندَ رَبِّهِ وَلاَ خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلاَ هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿١١٢﴾
2/Al-Baqarah-112: Bala man aslama wajhahu lillahi wahuwa muhsinun falahu ajruhu AAinda rabbihi wala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona
Welzeker! Wie zich volledig in overgave wendt tot Allah en die een weldoener is, voor hem is zijn beloning bij zijn Heer. Green vrees zal over hen komen en zij zullen niet treuren. (112)
وَقَالَتِ الْيَهُودُ لَيْسَتِ النَّصَارَى عَلَىَ شَيْءٍ وَقَالَتِ النَّصَارَى لَيْسَتِ الْيَهُودُ عَلَى شَيْءٍ وَهُمْ يَتْلُونَ الْكِتَابَ كَذَلِكَ قَالَ الَّذِينَ لاَ يَعْلَمُونَ مِثْلَ قَوْلِهِمْ فَاللّهُ يَحْكُمُ بَيْنَهُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ فِيمَا كَانُواْ فِيهِ يَخْتَلِفُونَ ﴿١١٣﴾
2/Al-Baqarah-113: Waqalati alyahoodu laysati alnnasara AAala shay-in waqalati alnnasara laysati alyahoodu AAala shay-in wahum yatloona alkitaba kathalika qala allatheena la yaAAlamoona mithla qawlihim faAllahu yahkumu baynahum yawma alqiyamati feema kanoo feehi yakhtalifoo
En de Joden zeiden: "De christenen hebben geen grondslag" (voor hun beweringen). En de Christenen zeiden: "De Joden hebben geen grondslag. "Terwijl zij de Schrift voorlezen. Degenen die niet weten (de veelgodenaanbidders), spreken het zelfde woord als zij. En Allah zal tussen hen oordelen op de Dag der Opstanding omtrent dat waarover zij van mening verschillen. (113)
وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن مَّنَعَ مَسَاجِدَ اللّهِ أَن يُذْكَرَ فِيهَا اسْمُهُ وَسَعَى فِي خَرَابِهَا أُوْلَئِكَ مَا كَانَ لَهُمْ أَن يَدْخُلُوهَا إِلاَّ خَآئِفِينَ لهُمْ فِي الدُّنْيَا خِزْيٌ وَلَهُمْ فِي الآخِرَةِ عَذَابٌ عَظِيمٌ ﴿١١٤﴾
2/Al-Baqarah-114: Waman athlamu mimman manaAAa masajida Allahi an yuthkara feeha ismuhu wasaAAa fee kharabiha ola-ika ma kana lahum an yadkhulooha illa kha-ifeena lahum fee alddunya khizyun walahum fee al-akhirati AAathabun AAatheemun
En wie is er zondiger dan degene die verhindert dat in de Moskeeen van Allah Zijn Naam genoemd wordt en die zich beijvert om deze te verwoesten? Zij behoren deze niet binnen te gaan, behalve als vrezenden. Voor hen is er op de wereld een vernedering en in het Hiernamaals is er een geweldige bestraffing. (114)
وَلِلّهِ الْمَشْرِقُ وَالْمَغْرِبُ فَأَيْنَمَا تُوَلُّواْ فَثَمَّ وَجْهُ اللّهِ إِنَّ اللّهَ وَاسِعٌ عَلِيمٌ ﴿١١٥﴾
2/Al-Baqarah-115: Walillahi almashriqu waalmaghribu faaynama tuwalloo fathamma wajhu Allahi inna Allaha wasiAAun AAaleemun
En aan Allah behoren het Oosten en het Westen. Waarheen jullie je ook wenden, daar is het Aangezicht van Allah. Voorwar, Allah is Alomvattend en Alwetend. (115)
وَقَالُواْ اتَّخَذَ اللّهُ وَلَدًا سُبْحَانَهُ بَل لَّهُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ كُلٌّ لَّهُ قَانِتُونَ ﴿١١٦﴾
2/Al-Baqarah-116: Waqaloo itakhatha Allahu waladan subhanahu bal lahu ma fee alssamawati waal-ardi kullun lahu qanitoona
En zij (de Christenen) zeiden: "Allah heeft Zich een zoon genomen." Heilig is Hij! Nee! Aan Hem behoort wat er in de hemelen en (op) de aarde is. Allen gehoorzamen Hem ootmoedig. (116)
بَدِيعُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَإِذَا قَضَى أَمْراً فَإِنَّمَا يَقُولُ لَهُ كُن فَيَكُونُ ﴿١١٧﴾
2/Al-Baqarah-117: BadeeAAu alssamawati waal-ardi wa-itha qada amran fa-innama yaqoolu lahu kun fayakoonu
(Hij is) de Voortbrenger van de hemelen en de aarde. En wanner Hij een besluit over een zaak heeft genomen, dan zegt Hij er slechts tegen: "Wees," en het is. (117)
وَقَالَ الَّذِينَ لاَ يَعْلَمُونَ لَوْلاَ يُكَلِّمُنَا اللّهُ أَوْ تَأْتِينَا آيَةٌ كَذَلِكَ قَالَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِم مِّثْلَ قَوْلِهِمْ تَشَابَهَتْ قُلُوبُهُمْ قَدْ بَيَّنَّا الآيَاتِ لِقَوْمٍ يُوقِنُونَ ﴿١١٨﴾
2/Al-Baqarah-118: Waqala allatheena la yaAAlamoona lawla yukallimuna Allahu aw ta/teena ayatun kathalika qala allatheena min qablihim mithla qawlihim tashabahat quloobuhum qad bayyanna al-ayati liqawmin yooqinoona
En degenen die niet weten, zeiden: Waarom spreekt Allah niet tot ons en waarom komt er geen Teken tot ons?" Zo spraken ook degenen die voor hen waren. Hun harten lijken op elkaar. Waarlijk, Wij hebben de Tekenen duidelijk gemaakt aan een overtuigd volk. (118)
إِنَّا أَرْسَلْنَاكَ بِالْحَقِّ بَشِيرًا وَنَذِيرًا وَلاَ تُسْأَلُ عَنْ أَصْحَابِ الْجَحِيمِ ﴿١١٩﴾
2/Al-Baqarah-119: Inna arsalnaka bialhaqqi basheeran wanatheeran wala tus-alu Aaan as-habi aljaheemi
Voorwaar, Wij hebben jou (Moehammad) met de Waarheid gezonden, als een brenger van een verheugende tijding en als een waarschuwer, en jij zal niet worden ondervraagd over de bewoners van de Djahîm (de Hel). (119)
وَلَن تَرْضَى عَنكَ الْيَهُودُ وَلاَ النَّصَارَى حَتَّى تَتَّبِعَ مِلَّتَهُمْ قُلْ إِنَّ هُدَى اللّهِ هُوَ الْهُدَى وَلَئِنِ اتَّبَعْتَ أَهْوَاءهُم بَعْدَ الَّذِي جَاءكَ مِنَ الْعِلْمِ مَا لَكَ مِنَ اللّهِ مِن وَلِيٍّ وَلاَ نَصِيرٍ ﴿١٢٠﴾
2/Al-Baqarah-120: Walan tarda AAanka alyahoodu wala alnnasara hatta tattabiAAa millatahum qul inna huda Allahi huwa alhuda wala-ini ittabaAAta ahwaahum baAAda allathee jaaka mina alAAilmi ma laka mina Allahi min waliyyin wala naseerin
En de Joden en de Christenen zullen nooit behagen in jou vinden, totdat jij hun godsdienst volgt. Zeg (O Moehammad): "Voorwar, de Leiding van Allah: dat is Leiding." En als jij hun begeerten volgt, nadat de kennis tot jou is gekomen, dan zal er voor jou tegen Allah geen beschermer en geen helper zijn. (120)
الَّذِينَ آتَيْنَاهُمُ الْكِتَابَ يَتْلُونَهُ حَقَّ تِلاَوَتِهِ أُوْلَئِكَ يُؤْمِنُونَ بِهِ وَمن يَكْفُرْ بِهِ فَأُوْلَئِكَ هُمُ الْخَاسِرُونَ ﴿١٢١﴾
2/Al-Baqarah-121: Allatheena ataynahumu alkitaba yatloonahu haqqa tilawatihi ola-ika yu/minoona bihi waman yakfur bihi faola-ika humu alkhasiroona
Degenen aan wie Wij de Schrift hebben gegeven lezen het op de juiste manier voor, zij zijn degenen die erin geloven. En degenen die er niet in geloven: zij zijn de verliezers. (121)
يَا بَنِي إِسْرَائِيلَ اذْكُرُواْ نِعْمَتِيَ الَّتِي أَنْعَمْتُ عَلَيْكُمْ وَأَنِّي فَضَّلْتُكُمْ عَلَى الْعَالَمِينَ ﴿١٢٢﴾
2/Al-Baqarah-122: Ya banee isra-eela othkuroo niAAmatiya allatee anAAamtu AAalaykum waannee faddaltukum AAala alAAalameena
O Kinderen van Israel, gedenkt Mijn gunst die Ik jullie heb geschonken en dat Ik jullie heb bevoorrecht boven de (andere) volken. (122)
وَاتَّقُواْ يَوْماً لاَّ تَجْزِي نَفْسٌ عَن نَّفْسٍ شَيْئاً وَلاَ يُقْبَلُ مِنْهَا عَدْلٌ وَلاَ تَنفَعُهَا شَفَاعَةٌ وَلاَ هُمْ يُنصَرُونَ ﴿١٢٣﴾
2/Al-Baqarah-123: Waittaqoo yawman la tajzee nafsun AAan nafsin shay-an wala yuqbalu minha AAadlun wala tanfaAAuha shafaAAatun wala hum yunsaroona
En vreest een Dag waarop de ene ziel niets voor een andere ziel kan doen en er geen losprijs van haar aanvard zal worden, geen voorspraak zal haar baten. En zij zullen niet geholpen worden. (123)
وَإِذِ ابْتَلَى إِبْرَاهِيمَ رَبُّهُ بِكَلِمَاتٍ فَأَتَمَّهُنَّ قَالَ إِنِّي جَاعِلُكَ لِلنَّاسِ إِمَامًا قَالَ وَمِن ذُرِّيَّتِي قَالَ لاَ يَنَالُ عَهْدِي الظَّالِمِينَ ﴿١٢٤﴾
2/Al-Baqarah-124: Wa-ithi ibtala ibraheema rabbuhu bikalimatin faatammahunna qala innee jaAAiluka lilnnasi imaman qala wamin thurriyyatee qala la yanalu AAahdee alththalimeena
En (gedenkt) toen Ibrâhîm door zijn Heer beproefd werd met enkele woorden (geboden en verboden) die hij daarop in acht nam. Hij (Allah) zei: "Voorwar, Ik zal jou voor de mensheid tot een leider maken." Hij (Ibrâhîm zei: "En ook van mijn nageslacht?" Hij (Allah) antwoordde: "Mijn verbond omvat de onrechtplegers niet." (124)
وَإِذْ جَعَلْنَا الْبَيْتَ مَثَابَةً لِّلنَّاسِ وَأَمْناً وَاتَّخِذُواْ مِن مَّقَامِ إِبْرَاهِيمَ مُصَلًّى وَعَهِدْنَا إِلَى إِبْرَاهِيمَ وَإِسْمَاعِيلَ أَن طَهِّرَا بَيْتِيَ لِلطَّائِفِينَ وَالْعَاكِفِينَ وَالرُّكَّعِ السُّجُودِ ﴿١٢٥﴾
2/Al-Baqarah-125: Wa-ith jaAAalna albayta mathabatan lilnnasi waamnan waittakhithoo min maqami ibraheema musallan waAAahidna ila ibraheema wa-ismaAAeela an tahhira baytiya liltta-ifeena waalAAakifeena waalrrukkaAAi alssujoodi
En (gedenkt) toen Wij het Huis (de Ka'bah) tot een plaats van verzameling voor de mensheid maakten en een plaats van veiligheid. En neemt de standplaats van Ibrâhîm tot een plaats voor de shalât. En Wij legden de plicht op aan Ibrâhîm en Isma'îl: "Reinigt Mijn Huis voor degenen die de ommegang (thawaf) maken, voor hen die er de I'tikaf verrichten en voor hen die zich buigen en die knielen (de shalât). (125)
وَإِذْ قَالَ إِبْرَاهِيمُ رَبِّ اجْعَلْ هََذَا بَلَدًا آمِنًا وَارْزُقْ أَهْلَهُ مِنَ الثَّمَرَاتِ مَنْ آمَنَ مِنْهُم بِاللّهِ وَالْيَوْمِ الآخِرِ قَالَ وَمَن كَفَرَ فَأُمَتِّعُهُ قَلِيلاً ثُمَّ أَضْطَرُّهُ إِلَى عَذَابِ النَّارِ وَبِئْسَ الْمَصِيرُ ﴿١٢٦﴾
2/Al-Baqarah-126: Wa-ith qala ibraheemu rabbi ijAAal hatha baladan aminan waorzuq ahlahu mina alththamarati man amana minhum biAllahi waalyawmi al-akhiri qala waman kafara faomattiAAuhu qaleelan thumma adtarruhu ila AAathabi alnnari wabi/sa almaseeru
En (gedenkt) toen Ibrâhîm smeekte: "Mijn Heer, maak dit gebied tot een veilige plaats en voorzie haar bewoners met vruchten, degenen van hen die geloven in Allah en in het Hiernamaals." Hij (Allah) zei: "En (ook) degene die ongelovig is, zal ik genietingen schenken, voor een korte tijd, daarna zal Ik hen naar de bestraffing van de Hel drijven. En dat is de slechtste plaats van terugkeer. (126)
وَإِذْ يَرْفَعُ إِبْرَاهِيمُ الْقَوَاعِدَ مِنَ الْبَيْتِ وَإِسْمَاعِيلُ رَبَّنَا تَقَبَّلْ مِنَّا إِنَّكَ أَنتَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ ﴿١٢٧﴾
2/Al-Baqarah-127: Wa-ith yarfaAAu ibraheemu alqawaAAida mina albayti wa-ismaAAeelu rabbana taqabbal minna innaka anta alssameeAAu alAAaleemu
En (gedenkt) toen Ibrâhîm de grondvesten van het Huis legde, samen met Isma'îl (biddend): "Onze Heer, aanvaard het van ons: voorwar, U bent de Alhorende, de Alwetende. (127)
رَبَّنَا وَاجْعَلْنَا مُسْلِمَيْنِ لَكَ وَمِن ذُرِّيَّتِنَا أُمَّةً مُّسْلِمَةً لَّكَ وَأَرِنَا مَنَاسِكَنَا وَتُبْ عَلَيْنَآ إِنَّكَ أَنتَ التَّوَّابُ الرَّحِيمُ ﴿١٢٨﴾
2/Al-Baqarah-128: Rabbana waijAAalna muslimayni laka wamin thurriyyatina ommatan muslimatan laka waarina manasikana watub AAalayna innaka anta alttawwabu alrraheemu
Onze Heer, maak ons beiden tot mensen die zich overgeven aan U en (maak) onze nakomelingen tot een volk dat zich overgeeft aan U en onderwijs ons de gebruiken (van o.a. de Haddj) en aanvaard ons berouw, voorwaar, U bent de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige. (128)
رَبَّنَا وَابْعَثْ فِيهِمْ رَسُولاً مِّنْهُمْ يَتْلُو عَلَيْهِمْ آيَاتِكَ وَيُعَلِّمُهُمُ الْكِتَابَ وَالْحِكْمَةَ وَيُزَكِّيهِمْ إِنَّكَ أَنتَ العَزِيزُ الحَكِيمُ ﴿١٢٩﴾
2/Al-Baqarah-129: Rabbana waibAAath feehim rasoolan minhum yatloo AAalayhim ayatika wayuAAallimuhumu alkitaba waalhikmata wayuzakkeehim innaka anta alAAazeezu alhakeemu
Onze Heer! En zend tot hen een Boodschapper van hun eigen volk, die hen Uw Verzen voordraagt en die hen het Boek (de Koran) en de Wijsheid onderwijst en die hen reinigt. Voorwar, U bent de Almachtige, de Alwijze." (129)
وَمَن يَرْغَبُ عَن مِّلَّةِ إِبْرَاهِيمَ إِلاَّ مَن سَفِهَ نَفْسَهُ وَلَقَدِ اصْطَفَيْنَاهُ فِي الدُّنْيَا وَإِنَّهُ فِي الآخِرَةِ لَمِنَ الصَّالِحِينَ ﴿١٣٠﴾
2/Al-Baqarah-130: Waman yarghabu AAan millati ibraheema illa man safiha nafsahu walaqadi istafaynahu fee alddunya wa-innahu fee al-akhirati lamina alssaliheena
En wie keert zich af van de godsdienst van Ibrâhîm, anders dan wie zichzelf voor de gek houdt? En voorzeker hebben Wij hem uitverkoren in de wereld, en voorwaar, hij behoort in het Hiernamaals tot de oprechten. (130)
إِذْ قَالَ لَهُ رَبُّهُ أَسْلِمْ قَالَ أَسْلَمْتُ لِرَبِّ الْعَالَمِينَ ﴿١٣١﴾
2/Al-Baqarah-131: Ith qala lahu rabbuhu aslim qala aslamtu lirabbi alAAalameena
En (gedenkt) toen zijn Heer tot hem zei: "Onderwerp jezelf (aan Mij)." Hij zei: "Ik onderwerp mij aan de Heer der Werelden." (131)
وَوَصَّى بِهَا إِبْرَاهِيمُ بَنِيهِ وَيَعْقُوبُ يَا بَنِيَّ إِنَّ اللّهَ اصْطَفَى لَكُمُ الدِّينَ فَلاَ تَمُوتُنَّ إَلاَّ وَأَنتُم مُّسْلِمُونَ ﴿١٣٢﴾
2/Al-Baqarah-132: Wawassa biha ibraheemu baneehi wayaAAqoobu ya baniyya inna Allaha istafa lakumu alddeena fala tamootunna illa waantum muslimoona
En Ibrâhîm droeg aan zijn kinderen en aan Ya'qoeb op: "O mijn kinderen, voorwaar, Allah heeft de godsdienst voor jullie gekozen, sterft daarom niet, behalve als jullie overgegevenen zijn." (132)
أَمْ كُنتُمْ شُهَدَاء إِذْ حَضَرَ يَعْقُوبَ الْمَوْتُ إِذْ قَالَ لِبَنِيهِ مَا تَعْبُدُونَ مِن بَعْدِي قَالُواْ نَعْبُدُ إِلَهَكَ وَإِلَهَ آبَائِكَ إِبْرَاهِيمَ وَإِسْمَاعِيلَ وَإِسْحَقَ إِلَهًا وَاحِدًا وَنَحْنُ لَهُ مُسْلِمُونَ ﴿١٣٣﴾
2/Al-Baqarah-133: Am kuntum shuhadaa ith hadara yaAAqooba almawtu ith qala libaneehi ma taAAbudoona min baAAdee qaloo naAAbudu ilahaka wa-ilaha aba-ika ibraheema wa-ismaAAeela wa-ishaqa ilahan wahidan wanahnu lahu muslimoona
Of waren jullie getuigen toen Ya'qoeb de dood nabij was (en) hij tot zijn kinderen zei: "Wat zullen jullie aanbidden na mij?" Zij zeiden: "Wij zullen uw God aanbidden, de God van uw vaderen, Ibrâhîm, en Isma'îl en Ishaq, als de Ene God, en wij heebn ons aan Hem overgegeven." (133)
تِلْكَ أُمَّةٌ قَدْ خَلَتْ لَهَا مَا كَسَبَتْ وَلَكُم مَّا كَسَبْتُمْ وَلاَ تُسْأَلُونَ عَمَّا كَانُوا يَعْمَلُونَ ﴿١٣٤﴾
2/Al-Baqarah-134: Tilka ommatun qad khalat laha ma kasabat walakum ma kasabtum wala tus-aloona AAamma kano yaAAmaloona
Dat was een gemeenschap die waarlijk heen is gegaan. Voor haar is wat zij heeft verworven en voor jullie is wat jullie hebben verworven en jullie zullen niet worden ondervraagd over wat zij plachten te bedrijven. (134)
وَقَالُواْ كُونُواْ هُودًا أَوْ نَصَارَى تَهْتَدُواْ قُلْ بَلْ مِلَّةَ إِبْرَاهِيمَ حَنِيفًا وَمَا كَانَ مِنَ الْمُشْرِكِينَ ﴿١٣٥﴾
2/Al-Baqarah-135: Waqaloo koonoo hoodan aw nasara tahtadoo qul bal millata ibraheema haneefan wama kana mina almushrikeena
En zij zeiden: "Wordt Jood of Christen, dan volgen jullie de leiding." Zeg: "Nee! (Wij volgen) de godsdienst van Ibrâhîm, die Hanîf was en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders." (135)
قُولُواْ آمَنَّا بِاللّهِ وَمَآ أُنزِلَ إِلَيْنَا وَمَا أُنزِلَ إِلَى إِبْرَاهِيمَ وَإِسْمَاعِيلَ وَإِسْحَقَ وَيَعْقُوبَ وَالأسْبَاطِ وَمَا أُوتِيَ مُوسَى وَعِيسَى وَمَا أُوتِيَ النَّبِيُّونَ مِن رَّبِّهِمْ لاَ نُفَرِّقُ بَيْنَ أَحَدٍ مِّنْهُمْ وَنَحْنُ لَهُ مُسْلِمُونَ ﴿١٣٦﴾
2/Al-Baqarah-136: Qooloo amanna biAllahi wama onzila ilayna wama onzila ila ibraheema wa-ismaAAeela wa-ishaqa wayaAAqooba waal-asbati wama ootiya moosa waAAeesa wama ootiya alnnabiyyoona min rabbihim la nufarriqu bayna ahadin minhum wanahnu lahu muslimoona
Zeg (O Moehammad): "Wij geloven in Allah en wat er aan ons is neergezonden en wat er is neergezonden aan Ibrâhîm en Ishma'il en Ishaq en Ya'qoeb en de kinderen van Ya'qoeb en wat er is gegeven aan Môesa en Isa en wat er is gegeven van hun Heer aan de Profeten, wij maken geen onderscheid tussen één van hen en wij onderwerpen ons aan Hem." (136)
فَإِنْ آمَنُواْ بِمِثْلِ مَا آمَنتُم بِهِ فَقَدِ اهْتَدَواْ وَّإِن تَوَلَّوْاْ فَإِنَّمَا هُمْ فِي شِقَاقٍ فَسَيَكْفِيكَهُمُ اللّهُ وَهُوَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ ﴿١٣٧﴾
2/Al-Baqarah-137: Fa-in amanoo bimithli ma amantum bihi faqadi ihtadaw wa-in tawallaw fa-innama hum fee shiqaqin fasayakfeekahumu Allahu wahuwa alssameeAAu alAAaleemu
Als zij dan geloven in het gelijke van waarin jullie geloven, dan volgen zij waarlijk de Leiding. En als zij zich afwenden: voorwaar, dan zijn zij het die in vijandschap (jegens jullie) verkeren. Allah zal jou (O Moehammad) dan beschermen tegen hen. En Hij is de Alhorende, de Alwetende. (137)
صِبْغَةَ اللّهِ وَمَنْ أَحْسَنُ مِنَ اللّهِ صِبْغَةً وَنَحْنُ لَهُ عَابِدونَ ﴿١٣٨﴾
2/Al-Baqarah-138: Sibghata Allahi waman ahsanu mina Allahi sibghatan wanahnu lahu AAabidoona
(Neemt) de Shibghah van Allah. En wie heeft er een betere Shibghah dan Allah? En wij zijn aanbidders van Hem. (138)
قُلْ أَتُحَآجُّونَنَا فِي اللّهِ وَهُوَ رَبُّنَا وَرَبُّكُمْ وَلَنَا أَعْمَالُنَا وَلَكُمْ أَعْمَالُكُمْ وَنَحْنُ لَهُ مُخْلِصُونَ ﴿١٣٩﴾
2/Al-Baqarah-139: Qul atuhajjoonana fee Allahi wahuwa rabbuna warabbukum walana aAAmaluna walakum aAAmalukum wanahnu lahu mukhlisoona
Zeg (O Moehammad): "Redetwisten jullie met ons over Allah? Terwijl Hij onze Heer en jullie Heer is? Voor ons onze werken, en voor jullie jullie weken. En Wij zijn Hem zuiver toegewijd." (139)
أَمْ تَقُولُونَ إِنَّ إِبْرَاهِيمَ وَإِسْمَاعِيلَ وَإِسْحَقَ وَيَعْقُوبَ وَالأسْبَاطَ كَانُواْ هُودًا أَوْ نَصَارَى قُلْ أَأَنتُمْ أَعْلَمُ أَمِ اللّهُ وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن كَتَمَ شَهَادَةً عِندَهُ مِنَ اللّهِ وَمَا اللّهُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ ﴿١٤٠﴾
2/Al-Baqarah-140: Am taqooloona inna ibraheema wa-ismaAAeela wa-ishaqa wayaAAqooba waal-asbata kanoo hoodan aw nasara qul aantum aAAlamu ami Allahu waman athlamu mimman katama shahadatan AAindahu mina Allahi wama Allahu bighafilin AAamma taAAmaloona
Of zeggen jullie (Joden en Christenen): "Voorwaar, Ibrâhîm en Isma'îl en Ishaq en Ya'qoeb en zijn kinderen waren Joden of Christenen?" Zeg: "Weten jullie beter of Allah? En wie is onrechtvaardiger dan hij die een getuigenis van Allah, die hij bezit, verbergt?" En Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen. (140)
تِلْكَ أُمَّةٌ قَدْ خَلَتْ لَهَا مَا كَسَبَتْ وَلَكُم مَّا كَسَبْتُمْ وَلاَ تُسْأَلُونَ عَمَّا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿١٤١﴾
2/Al-Baqarah-141: Tilka ommatun qad khalat laha ma kasabat walakum ma kasabtum wala tus-aloona AAamma kanoo yaAAmaloona
Dat was een gemeenschap die waarlijk heen is gegaan. Voor haar is wat zij heeft verworven, en voor jullie is wat jullie hebben verworven en jullie zullen niet worden ondervraagd over wat zij plachten te bedrijven. (141)
سَيَقُولُ السُّفَهَاء مِنَ النَّاسِ مَا وَلاَّهُمْ عَن قِبْلَتِهِمُ الَّتِي كَانُواْ عَلَيْهَا قُل لِّلّهِ الْمَشْرِقُ وَالْمَغْرِبُ يَهْدِي مَن يَشَاء إِلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ ﴿١٤٢﴾
2/Al-Baqarah-142: Sayaqoolu alssufahao mina alnnasi ma wallahum AAan qiblatihimu allatee kanoo AAalayha qul lillahi almashriqu waalmaghribu yahdee man yashao ila siratin mustaqeemin
De dwazen onder de mensen zullen zeggeh: "Wat heeft hen zich doen afwenden van hun Qiblah (gebedsrichting) die zij gewoonlijk in acht namen?" Zeg: Aan Allah behoort het Oosten en het Westen Hij leidt wie Hij wil op een recht Pad." (142)
وَكَذَلِكَ جَعَلْنَاكُمْ أُمَّةً وَسَطًا لِّتَكُونُواْ شُهَدَاء عَلَى النَّاسِ وَيَكُونَ الرَّسُولُ عَلَيْكُمْ شَهِيدًا وَمَا جَعَلْنَا الْقِبْلَةَ الَّتِي كُنتَ عَلَيْهَا إِلاَّ لِنَعْلَمَ مَن يَتَّبِعُ الرَّسُولَ مِمَّن يَنقَلِبُ عَلَى عَقِبَيْهِ وَإِن كَانَتْ لَكَبِيرَةً إِلاَّ عَلَى الَّذِينَ هَدَى اللّهُ وَمَا كَانَ اللّهُ لِيُضِيعَ إِيمَانَكُمْ إِنَّ اللّهَ بِالنَّاسِ لَرَؤُوفٌ رَّحِيمٌ ﴿١٤٣﴾
2/Al-Baqarah-143: Wakathalika jaAAalnakum ommatan wasatan litakoonoo shuhadaa AAala alnnasi wayakoona alrrasoolu AAalaykum shaheedan wama jaAAalna alqiblata allatee kunta AAalayha illa linaAAlama man yattabiAAu alrrasoola mimman yanqalibu AAala AAaqibayhi wa-in kanat lakab
Zo maakten Wij jullie tot een gematigd volk, opdat jullie getuigen zullen zijn voor de mensen en opdat de Boodschapper (Moehammed) een getuige zal zijn voor jullie. En Wij hebben de Qiblah die jullie gewend waren slechts aangewezen om degenen die de Boodschapper volgen onder degenen die zich op hun hielen omdraaien te beproeven. En zeker, dit (de verandering van de Qiblah) was zwaar, behalve voor degenen die Allah leiding gaf. En Allah is neit zo dat Hij jullie geloof (shalât) verloren zou doen gaan. Voorwaar, Allah is zeker genading, meest harmhartig voor de mensen. (143)
قَدْ نَرَى تَقَلُّبَ وَجْهِكَ فِي السَّمَاء فَلَنُوَلِّيَنَّكَ قِبْلَةً تَرْضَاهَا فَوَلِّ وَجْهَكَ شَطْرَ الْمَسْجِدِ الْحَرَامِ وَحَيْثُ مَا كُنتُمْ فَوَلُّواْ وُجُوِهَكُمْ شَطْرَهُ وَإِنَّ الَّذِينَ أُوْتُواْ الْكِتَابَ لَيَعْلَمُونَ أَنَّهُ الْحَقُّ مِن رَّبِّهِمْ وَمَا اللّهُ بِغَافِلٍ عَمَّا يَعْمَلُونَ ﴿١٤٤﴾
2/Al-Baqarah-144: Qad nara taqalluba wajhika fee alssama-i falanuwalliyannaka qiblatan tardaha fawalli wajhaka shatra almasjidi alharami wahaythu ma kuntum fawalloo wujoohakum shatrahu wa-inna allatheena ootoo alkitaba layaAAlamoona annahu alhaqqu min rabbihim wama Allahu
Waarlijk, Wij hebben gezien hoe jouw gezicht voortdurend tot de hemel wendde, daarom wenden Wij jou (nu) naar een Oiblah die jou welgevallig is. Wend jouw gezicht in de richting van de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah). En waar jullie je ook bevinden (en de shalât gaan verrichten), wendt jullie gezichten in die richting. En voorwaar, degenen aan wie de Schrift is gegeven, weten zeker dat het de Waarheid van jullie heer is. En Allah is niet onachtzaam omtrent wat zij doen. (144)
وَلَئِنْ أَتَيْتَ الَّذِينَ أُوْتُواْ الْكِتَابَ بِكُلِّ آيَةٍ مَّا تَبِعُواْ قِبْلَتَكَ وَمَا أَنتَ بِتَابِعٍ قِبْلَتَهُمْ وَمَا بَعْضُهُم بِتَابِعٍ قِبْلَةَ بَعْضٍ وَلَئِنِ اتَّبَعْتَ أَهْوَاءهُم مِّن بَعْدِ مَا جَاءكَ مِنَ الْعِلْمِ إِنَّكَ إِذَاً لَّمِنَ الظَّالِمِينَ ﴿١٤٥﴾
2/Al-Baqarah-145: Wala-in atayta allatheena ootoo alkitaba bikulli ayatin ma tabiAAoo qiblataka wama anta bitabiAAin qiblatahum wama baAAduhum bitabiAAin qiblata baAAdin wala-ini ittabaAAta ahwaahum min baAAdi ma jaaka mina alAAilmi innaka ithan lamina alththalimeena
En als jij aan degenen aan wie de Schrift is gegeven alle Tekenen brengt, dan nog zullen zij jouw Qiblah niet volgen. En jij zult hun Qiblah nooit volgen. En evenmin zal een gedeelte van hen ooit de Qiblah van anderen volgen. En als jij hun begeerten had gevolgd, nadat de kennis tot jou was gekomen, dan zou zij zeker tot de onrechtplegers behoren. (145)
الَّذِينَ آتَيْنَاهُمُ الْكِتَابَ يَعْرِفُونَهُ كَمَا يَعْرِفُونَ أَبْنَاءهُمْ وَإِنَّ فَرِيقاً مِّنْهُمْ لَيَكْتُمُونَ الْحَقَّ وَهُمْ يَعْلَمُونَ ﴿١٤٦﴾
2/Al-Baqarah-146: Allatheena ataynahumu alkitaba yaAArifoonahu kama yaAArifoona abnaahum wa-inna fareeqan minhum layaktumoona alhaqqa wahum yaAAlamoona
Degenen aan wie Wij de Schrift hebben gegeven, kennen hem (Moehammad) zoals zij hun zonen kennen, en voorwaar, een groep onder hen verbergt zeker de Waarheid, terwijl zij (die) kennen. (146)
الْحَقُّ مِن رَّبِّكَ فَلاَ تَكُونَنَّ مِنَ الْمُمْتَرِينَ ﴿١٤٧﴾
2/Al-Baqarah-147: Alhaqqu min rabbika fala takoonanna mina almumtareena
De Waarheid komt van jouw Heer, behoor daarom niet tot de twijlfelaars. (147)
وَلِكُلٍّ وِجْهَةٌ هُوَ مُوَلِّيهَا فَاسْتَبِقُواْ الْخَيْرَاتِ أَيْنَ مَا تَكُونُواْ يَأْتِ بِكُمُ اللّهُ جَمِيعًا إِنَّ اللّهَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿١٤٨﴾
2/Al-Baqarah-148: Walikullin wijhatun huwa muwalleeha faistabiqoo alkhayrati aynama takoonoo ya/ti bikumu Allahu jameeAAan inna Allaha AAala kulli shay-in qadeerun
En voor iedere gemeenschap is er een Qiblah. Wedijvert daarom met elkaar in goede daden. Waar jullie ook zijn, Allah zal jullie samen brengen. Voorwaar, Allah is Almachtig over alle dingen. (148)
وَمِنْ حَيْثُ خَرَجْتَ فَوَلِّ وَجْهَكَ شَطْرَ الْمَسْجِدِ الْحَرَامِ وَإِنَّهُ لَلْحَقُّ مِن رَّبِّكَ وَمَا اللّهُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ ﴿١٤٩﴾
2/Al-Baqarah-149: Wamin haythu kharajta fawalli wajhaka shatra almasjidi alharami wa-innahu lalhaqqu min rabbika wama Allahu bighafilin AAamma taAAmaloona
En waar jij ook vandaan vertrekt, wend jouw gezicht in de richting van de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) en voorwaar, het is zeker de Waarheid van jouw Heer, en Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen. (149)
وَمِنْ حَيْثُ خَرَجْتَ فَوَلِّ وَجْهَكَ شَطْرَ الْمَسْجِدِ الْحَرَامِ وَحَيْثُ مَا كُنتُمْ فَوَلُّواْ وُجُوهَكُمْ شَطْرَهُ لِئَلاَّ يَكُونَ لِلنَّاسِ عَلَيْكُمْ حُجَّةٌ إِلاَّ الَّذِينَ ظَلَمُواْ مِنْهُمْ فَلاَ تَخْشَوْهُمْ وَاخْشَوْنِي وَلأُتِمَّ نِعْمَتِي عَلَيْكُمْ وَلَعَلَّكُمْ تَهْتَدُونَ ﴿١٥٠﴾
2/Al-Baqarah-150: Wamin haythu kharajta fawalli wajhaka shatra almasjidi alharami wahaythu ma kuntum fawalloo wujoohakum shatrahu li-alla yakoona lilnnasi AAalaykum hujjatun illa allatheena thalamoo minhum fala takhshawhum waikhshawnee wali-otimma niAAmatee AAalaykum walaA
En waar jij ook vandaan vertrekt, wend jouw gezicht in de richting van de Masdjid al Harâm, en waar jullie je ook bevinden, wendt dan jullie gezichten in haar richting, zodat de mensen geen argument tegen jullie hebben, behalve de onrechtvaardigen onder hen, en vreest daarom niet hen, maar vreest Mij, opdat Ik Mijn gunst aan jullie zal vervolmaken. En hopelijk zullen jullie rechte Leiding volgen. (150)
كَمَا أَرْسَلْنَا فِيكُمْ رَسُولاً مِّنكُمْ يَتْلُو عَلَيْكُمْ آيَاتِنَا وَيُزَكِّيكُمْ وَيُعَلِّمُكُمُ الْكِتَابَ وَالْحِكْمَةَ وَيُعَلِّمُكُم مَّا لَمْ تَكُونُواْ تَعْلَمُونَ ﴿١٥١﴾
2/Al-Baqarah-151: Kama arsalna feekum rasoolan minkum yatloo AAalaykum ayatina wayuzakkeekum wayuAAallimukumu alkitaba waalhikmata wayuAAallimukum ma lam takoonoo taAAlamoona
Zoals Wij een Boodschapper uit jullie midden zonden, die aan jullie Onze Verzen voorleest, die jullie reinigt, die jullie het Boek (de Koran) en de Wijsheid onderwijst en die jullie onderwijst wat jullie niet weten. (151)
فَاذْكُرُونِي أَذْكُرْكُمْ وَاشْكُرُواْ لِي وَلاَ تَكْفُرُونِ ﴿١٥٢﴾
2/Al-Baqarah-152: Faothkuroonee athkurkum waoshkuroo lee wala takfurooni
Gedenkt Mij daarom, dan zal Ik jullie gedenken en weest Mij dankbaar en weest Mij niet ondankbaar. (152)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ اسْتَعِينُواْ بِالصَّبْرِ وَالصَّلاَةِ إِنَّ اللّهَ مَعَ الصَّابِرِينَ ﴿١٥٣﴾
2/Al-Baqarah-153: Ya ayyuha allatheena amanoo istaAAeenoo bialssabri waalssalati inna Allaha maAAa alssabireena
O jullie die geloven, zoekt hulp door middel van geduld en de shalât. Voorwaar, Allah is met de geduldigen. (153)
وَلاَ تَقُولُواْ لِمَنْ يُقْتَلُ فِي سَبيلِ اللّهِ أَمْوَاتٌ بَلْ أَحْيَاء وَلَكِن لاَّ تَشْعُرُونَ ﴿١٥٤﴾
2/Al-Baqarah-154: Wala taqooloo liman yuqtalu fee sabeeli Allahi amwatun bal ahyaon walakin la tashAAuroona
En zegt niet over degenen die zijn gedood (gesneuveld) op de Weg van Allah, dat zij dood zijn. Nee, zij leven, maar jullie beseffen het niet. (154)
وَلَنَبْلُوَنَّكُمْ بِشَيْءٍ مِّنَ الْخَوفْ وَالْجُوعِ وَنَقْصٍ مِّنَ الأَمَوَالِ وَالأنفُسِ وَالثَّمَرَاتِ وَبَشِّرِ الصَّابِرِينَ ﴿١٥٥﴾
2/Al-Baqarah-155: Walanabluwannakum bishay-in mina alkhawfi waaljooAAi wanaqsin mina al-amwali waal-anfusi waalththamarati wabashshiri alssabireena
En Wij zullen jullie zeker beproeven met iets van vrees, honger, vermindering van bezittingen, levens en vruchten. Maar geeft verheugende tijdingen aan de geduldigen. (155)
الَّذِينَ إِذَا أَصَابَتْهُم مُّصِيبَةٌ قَالُواْ إِنَّا لِلّهِ وَإِنَّا إِلَيْهِ رَاجِعونَ ﴿١٥٦﴾
2/Al-Baqarah-156: Allatheena itha asabat-hum museebatun qaloo inna lillahi wa-inna ilayhi rajiAAoona
Degenen die wanneer een ramp hen treft, zeggen: (Inna lillahi wa inna ilaihi radji'oen) "Voorwar, aan Allah behoren Wij, en voorwaar, tot Hem zullen Wij terugkeren." (156)
أُولَئِكَ عَلَيْهِمْ صَلَوَاتٌ مِّن رَّبِّهِمْ وَرَحْمَةٌ وَأُولَئِكَ هُمُ الْمُهْتَدُونَ ﴿١٥٧﴾
2/Al-Baqarah-157: Ola-ika AAalayhim salawatun min rabbihim warahmatun waola-ika humu almuhtadoona
Zij zijn degenen op wie de zegeningen van hun Heer neerdalen, en Barmhartigheid, en zij zijn degenen die de rechte Leiding ontvangen. (157)
إِنَّ الصَّفَا وَالْمَرْوَةَ مِن شَعَآئِرِ اللّهِ فَمَنْ حَجَّ الْبَيْتَ أَوِ اعْتَمَرَ فَلاَ جُنَاحَ عَلَيْهِ أَن يَطَّوَّفَ بِهِمَا وَمَن تَطَوَّعَ خَيْرًا فَإِنَّ اللّهَ شَاكِرٌ عَلِيمٌ ﴿١٥٨﴾
2/Al-Baqarah-158: Inna alssafa waalmarwata min shaAAa-iri Allahi faman hajja albayta awi iAAtamara fala junaha AAalayhi an yattawwafa bihima waman tatawwaAAa khayran fa-inna Allaha shakirun AAaleemun
Voorwaar, Shafa en Marwah behoren tot de aan Allah gewijde Tekenen. Wie dan de Haddj of de Oemrah verricht naar het Huis (de Ka'bah): het is geen zonde als hij om beide (Shafâ en Marwah) loopt (tijdens de Sa'î). En wie vrijwillig goede daden verricht: voorwaar, Allah is Waarderend en Alwetend. (158)
إِنَّ الَّذِينَ يَكْتُمُونَ مَا أَنزَلْنَا مِنَ الْبَيِّنَاتِ وَالْهُدَى مِن بَعْدِ مَا بَيَّنَّاهُ لِلنَّاسِ فِي الْكِتَابِ أُولَئِكَ يَلعَنُهُمُ اللّهُ وَيَلْعَنُهُمُ اللَّاعِنُونَ ﴿١٥٩﴾
2/Al-Baqarah-159: Inna allatheena yaktumoona ma anzalna mina albayyinati waalhuda min baAAdi ma bayyannahu lilnnasi fee alkitabi ola-ika yalAAanuhumu Allahu wayalAAanuhumu allaAAinoona
Voorwaar, zij die verbergen wat Wij hebben neergezonden van de duidelijke bewijzen en de Leiding, nadat Wij die aan de mensen hebben duidelijk gemaakt in de Schrift: zij zijn degenen die Allah vervloekt en die vervloekers vervloeken. (159)
إِلاَّ الَّذِينَ تَابُواْ وَأَصْلَحُواْ وَبَيَّنُواْ فَأُوْلَئِكَ أَتُوبُ عَلَيْهِمْ وَأَنَا التَّوَّابُ الرَّحِيمُ ﴿١٦٠﴾
2/Al-Baqarah-160: Illa allatheena taboo waaslahoo wabayyanoo faola-ika atoobu AAalayhim waana alttawwabu alrraheemu
Behalve degenen die berouw hebben getoond, zich gebeterd hebben en (de Waarheid) duidelijk hebben gemaakt. Diegenen zijn het van wie Ik berouw aanvaard. En Ik ben de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige. (160)
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا وَمَاتُوا وَهُمْ كُفَّارٌ أُولَئِكَ عَلَيْهِمْ لَعْنَةُ اللّهِ وَالْمَلآئِكَةِ وَالنَّاسِ أَجْمَعِينَ ﴿١٦١﴾
2/Al-Baqarah-161: Inna allatheena kafaroo wamatoo wahum kuffarun ola-ika AAalayhim laAAnatu Allahi waalmala-ikati waalnnasi ajmaAAeena
Voorwaar, degenen die ongelovig waren en stierven terwijl zij ongelovig waren, op hen rust de vloek van Allah en van de Engelen en de mensen tezamen. (161)
خَالِدِينَ فِيهَا لاَ يُخَفَّفُ عَنْهُمُ الْعَذَابُ وَلاَ هُمْ يُنظَرُونَ ﴿١٦٢﴾
2/Al-Baqarah-162: Khalideena feeha la yukhaffafu AAanhumu alAAathabu wala hum yuntharoona
Eeuwig levenden zijn zij daarin (de Hel). En voor hen zal de bestraffing niet verlicht worden, noch zal hen uitstel gegeven worden. (162)
وَإِلَهُكُمْ إِلَهٌ وَاحِدٌ لاَّ إِلَهَ إِلاَّ هُوَ الرَّحْمَنُ الرَّحِيمُ ﴿١٦٣﴾
2/Al-Baqarah-163: Wa-ilahukum ilahun wahidun la ilaha illa huwa alrrahmanu alrraheemu
En jullie god is één God. Geen god is er dan Hij, de Erbarmer, de Meest Barmhartige. (163)
إِنَّ فِي خَلْقِ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَاخْتِلاَفِ اللَّيْلِ وَالنَّهَارِ وَالْفُلْكِ الَّتِي تَجْرِي فِي الْبَحْرِ بِمَا يَنفَعُ النَّاسَ وَمَا أَنزَلَ اللّهُ مِنَ السَّمَاء مِن مَّاء فَأَحْيَا بِهِ الأرْضَ بَعْدَ مَوْتِهَا وَبَثَّ فِيهَا مِن كُلِّ دَآبَّةٍ وَتَصْرِيفِ الرِّيَاحِ وَالسَّحَابِ الْمُسَخِّرِ بَيْنَ السَّمَاء وَالأَرْضِ لآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يَعْقِلُونَ ﴿١٦٤﴾
2/Al-Baqarah-164: Inna fee khalqi alssamawati waal-ardi waikhtilafi allayli waalnnahari waalfulki allatee tajree fee albahri bima yanfaAAu alnnasa wama anzala Allahu mina alssama-i min ma-in faahya bihi al-arda baAAda mawtiha wabaththa feeha min kulli dabbatin watasreefi a
Voorwaar, in de schepping van de hemelen en de aarde en de afwisseling van de nacht en de dag en de schepen die over de zee varen met wat de mensen voordeel geeft, en het water dat Allah uit de hemel neerzendt, waarmee Hij de aarde tot leven brengt na haar dood, en dat hij daarop allerlei dieren verspreidde, en de besturing van de winden en de wolken die tussen de hemel en de aarde dienstbaar zijn gemaakt, zijn zeker Tekenen voor een volk dat verstandig is. (164)
وَمِنَ النَّاسِ مَن يَتَّخِذُ مِن دُونِ اللّهِ أَندَاداً يُحِبُّونَهُمْ كَحُبِّ اللّهِ وَالَّذِينَ آمَنُواْ أَشَدُّ حُبًّا لِّلّهِ وَلَوْ يَرَى الَّذِينَ ظَلَمُواْ إِذْ يَرَوْنَ الْعَذَابَ أَنَّ الْقُوَّةَ لِلّهِ جَمِيعاً وَأَنَّ اللّهَ شَدِيدُ الْعَذَابِ ﴿١٦٥﴾
2/Al-Baqarah-165: Wamina alnnasi man yattakhithu min dooni Allahi andadan yuhibboonahum kahubbi Allahi waallatheena amanoo ashaddu hubban lillahi walaw yara allatheena thalamoo ith yarawna alAAathaba anna alquwwata lillahi jameeAAan waanna Allaha shadeedu alAAathabi
En er zijn er onder de mensen die nasst Allah deelgenoten teokennen, die zij liefhebben met de liefde als (die) voor Allah, maar degenen die geloven zijn sterker in liefde voor Allah. En als degenen die onrecht pleegden zouden weten wanneer zij de bestraffing zien, (dan zouden zij weten) dat alle macht aan Allah behoort en dat Allah hard is in de bestraffing. (165)
إِذْ تَبَرَّأَ الَّذِينَ اتُّبِعُواْ مِنَ الَّذِينَ اتَّبَعُواْ وَرَأَوُاْ الْعَذَابَ وَتَقَطَّعَتْ بِهِمُ الأَسْبَابُ ﴿١٦٦﴾
2/Al-Baqarah-166: Ith tabarraa allatheena ittubiAAoo mina allatheena ittabaAAoo waraawoo alAAathaba wataqattaAAat bihimu al-asbabu
Wanneer degenen die gevolgd werden zich los verklaren aan degenen die hen volgen: en zij zagen de bestraffing en (dat) de banden met hen verbroken waren. (166)
وَقَالَ الَّذِينَ اتَّبَعُواْ لَوْ أَنَّ لَنَا كَرَّةً فَنَتَبَرَّأَ مِنْهُمْ كَمَا تَبَرَّؤُواْ مِنَّا كَذَلِكَ يُرِيهِمُ اللّهُ أَعْمَالَهُمْ حَسَرَاتٍ عَلَيْهِمْ وَمَا هُم بِخَارِجِينَ مِنَ النَّارِ ﴿١٦٧﴾
2/Al-Baqarah-167: Waqala allatheena ittabaAAoo law anna lana karratan fanatabarraa minhum kama tabarraoo minna kathalika yureehimu Allahu aAAmalahum hasaratin AAalayhim wama hum bikharijeena mina alnnari
En degenen die volgden zeiden: "Was er voor ons nog maar één keer (de gelegenheid om naar de aarde terug te keren), dan zouden wij ons onschuldig verklaren aan hen, zoals zij zich aan ons onschuldig verklaarden." Zo laat Allah hen hun daden zien, als (een bron) van spijt voor hen. En zij zullen de Hel niet verlaten. (167)
يَا أَيُّهَا النَّاسُ كُلُواْ مِمَّا فِي الأَرْضِ حَلاَلاً طَيِّباً وَلاَ تَتَّبِعُواْ خُطُوَاتِ الشَّيْطَانِ إِنَّهُ لَكُمْ عَدُوٌّ مُّبِينٌ ﴿١٦٨﴾
2/Al-Baqarah-168: Ya ayyuha alnnasu kuloo mimma fee al-ardi halalan tayyiban wala tattabiAAoo khutuwati alshshaytani innahu lakum AAaduwwun mubeenun
O mensen, eet van wat op de aarde is het toegestane en het goede, en volgt niet in de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand. (168)
إِنَّمَا يَأْمُرُكُمْ بِالسُّوءِ وَالْفَحْشَاء وَأَن تَقُولُواْ عَلَى اللّهِ مَا لاَ تَعْلَمُونَ ﴿١٦٩﴾
2/Al-Baqarah-169: Innama ya/murukum bialssoo-i waalfahsha-i waan taqooloo AAala Allahi ma la taAAlamoona
Voorwaar, hij roept jullie op tot het kwade en zedeloosheid en (wil) dat jullie over Allah zeggen wat jullie niet weten. (169)
وَإِذَا قِيلَ لَهُمُ اتَّبِعُوا مَا أَنزَلَ اللّهُ قَالُواْ بَلْ نَتَّبِعُ مَا أَلْفَيْنَا عَلَيْهِ آبَاءنَا أَوَلَوْ كَانَ آبَاؤُهُمْ لاَ يَعْقِلُونَ شَيْئاً وَلاَ يَهْتَدُونَ ﴿١٧٠﴾
2/Al-Baqarah-170: Wa-itha qeela lahumu ittabiAAoo ma anzala Allahu qaloo bal nattabiAAu ma alfayna AAalayhi abaana awa law kana abaohum la yaAAqiloona shay-an wala yahtadoona
En wanneer tot hen gezegd wordt: "Volgt wat Allah heeft neergezonden," dan zeggen zij: "Maar wij volgen dat (pad van afgoderij) waarop wij onze vaderen aantroffen." Ook als hun vaderen niets begrepen en niet de rechte Leiding volgden? (170)
وَمَثَلُ الَّذِينَ كَفَرُواْ كَمَثَلِ الَّذِي يَنْعِقُ بِمَا لاَ يَسْمَعُ إِلاَّ دُعَاء وَنِدَاء صُمٌّ بُكْمٌ عُمْيٌ فَهُمْ لاَ يَعْقِلُونَ ﴿١٧١﴾
2/Al-Baqarah-171: Wamathalu allatheena kafaroo kamathali allathee yanAAiqu bima la yasmaAAu illa duAAaan wanidaan summun bukmun AAumyun fahum la yaAAqiloona
En de gelijkenis van degenen die ongelovig zijn, is als de gelijkenis met iemand (een herder) die roept naar iets wat niet luistert, behalve naar een roep of een schreeuw. Zij zijn doof, stom en blind (van hart), daarom begrijpen zij niet. (171)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ كُلُواْ مِن طَيِّبَاتِ مَا رَزَقْنَاكُمْ وَاشْكُرُواْ لِلّهِ إِن كُنتُمْ إِيَّاهُ تَعْبُدُونَ ﴿١٧٢﴾
2/Al-Baqarah-172: Ya ayyuha allatheena amanoo kuloo min tayyibati ma razaqnakum waoshkuroo lillahi in kuntum iyyahu taAAbudoona
O jullie die geloven, eet van de goede dingen waarmee Wij jullie hebben voorzien en weest Allah dankbaar als Hij alleen het is die jullie aanbidden. (172)
إِنَّمَا حَرَّمَ عَلَيْكُمُ الْمَيْتَةَ وَالدَّمَ وَلَحْمَ الْخِنزِيرِ وَمَا أُهِلَّ بِهِ لِغَيْرِ اللّهِ فَمَنِ اضْطُرَّ غَيْرَ بَاغٍ وَلاَ عَادٍ فَلا إِثْمَ عَلَيْهِ إِنَّ اللّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿١٧٣﴾
2/Al-Baqarah-173: Innama harrama AAalaykumu almaytata waalddama walahma alkhinzeeri wama ohilla bihi lighayri Allahi famani idturra ghayra baghin wala AAadin fala ithma AAalayhi inna Allaha ghafoorun raheemun
Voorwaar, Hij heeft voor jullie verboden het gestorvene (het niet ritueel geslachte), bloed, varkensvlees, en dat waarover (bij het slachten) een andere naam dan die van Allah is uitgesproken. Maar wie door nood gedwongen is, zonder dat hij het wenst en niet overdrijft, dan is het voor hem geen zonde. Voorwaar, Allah is Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (173)
إِنَّ الَّذِينَ يَكْتُمُونَ مَا أَنزَلَ اللّهُ مِنَ الْكِتَابِ وَيَشْتَرُونَ بِهِ ثَمَنًا قَلِيلاً أُولَئِكَ مَا يَأْكُلُونَ فِي بُطُونِهِمْ إِلاَّ النَّارَ وَلاَ يُكَلِّمُهُمُ اللّهُ يَوْمَ الْقِيَامَةِ وَلاَ يُزَكِّيهِمْ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿١٧٤﴾
2/Al-Baqarah-174: Inna allatheena yaktumoona ma anzala Allahu mina alkitabi wayashtaroona bihi thamanan qaleelan ola-ika ma ya/kuloona fee butoonihim illa alnnara wala yukallimuhumu Allahu yawma alqiyamati wala yuzakkeehim walahum AAathabun aleemun
Voorwaar, degenen die verbergen wat Allah heeft neergezonden van de Schrift en die het verruilen voor een geringe prijs, zij zijn degenen die in hun buiken niets dan vuur verteren. En Allah zal niet tot hen spreken op de Dag der Opstanding en Hij zal hen niet reinigen en voor hen is er een pijnlijke bestraffing. (174)
أُولَئِكَ الَّذِينَ اشْتَرَوُاْ الضَّلاَلَةَ بِالْهُدَى وَالْعَذَابَ بِالْمَغْفِرَةِ فَمَآ أَصْبَرَهُمْ عَلَى النَّارِ ﴿١٧٥﴾
2/Al-Baqarah-175: Ola-ika allatheena ishtarawoo alddalalata bialhuda waalAAathaba bialmaghfirati fama asbarahum AAala alnnari
Zij zijn diegenen die de Leiding hebben verruild voor de dwaling en de vergiffenis voor de bestraffing. Hoe geduldig zijn zij met de Hel! (175)
ذَلِكَ بِأَنَّ اللّهَ نَزَّلَ الْكِتَابَ بِالْحَقِّ وَإِنَّ الَّذِينَ اخْتَلَفُواْ فِي الْكِتَابِ لَفِي شِقَاقٍ بَعِيدٍ ﴿١٧٦﴾
2/Al-Baqarah-176: Thalika bi-anna Allaha nazzala alkitaba bialhaqqi wa-inna allatheena ikhtalafoo fee alkitabi lafee shiqaqin baAAeedin
Dat is zo omdat Allah de Schrift met de Waarheid heeft neergezonden. En voorwaar, degenen die van mening verschillen over de Schrift verkeren in vegaande verdeelheid. (176)
لَّيْسَ الْبِرَّ أَن تُوَلُّواْ وُجُوهَكُمْ قِبَلَ الْمَشْرِقِ وَالْمَغْرِبِ وَلَكِنَّ الْبِرَّ مَنْ آمَنَ بِاللّهِ وَالْيَوْمِ الآخِرِ وَالْمَلآئِكَةِ وَالْكِتَابِ وَالنَّبِيِّينَ وَآتَى الْمَالَ عَلَى حُبِّهِ ذَوِي الْقُرْبَى وَالْيَتَامَى وَالْمَسَاكِينَ وَابْنَ السَّبِيلِ وَالسَّآئِلِينَ وَفِي الرِّقَابِ وَأَقَامَ الصَّلاةَ وَآتَى الزَّكَاةَ وَالْمُوفُونَ بِعَهْدِهِمْ إِذَا عَاهَدُواْ وَالصَّابِرِينَ فِي الْبَأْسَاء والضَّرَّاء وَحِينَ الْبَأْسِ أُولَئِكَ الَّذِينَ صَدَقُوا وَأُولَئِكَ هُمُ الْمُتَّقُونَ ﴿١٧٧﴾
2/Al-Baqarah-177: Laysa albirra an tuwalloo wujoohakum qibala almashriqi waalmaghribi walakinna albirra man amana biAllahi waalyawmi al-akhiri waalmala-ikati waalkitabi waalnnabiyyeena waata almala AAala hubbihi thawee alqurba waalyatama waalmasakeena waibna alssabeeli waa
Het is geen vroomheid dat jullie je gezichten naar het Oosten en het Westen wenden, maar vroom is wie gelooft in Allah en het Hiernamaals en de Engelen en de Schrift en de Profeten en die het bezit dat hij liefheeft weggeeft aan de verwanten en de wezen en de behoeftigen en de reiziger (zonder proviand) en de bedelaars en (het gebruikt) voor het vrijkopen van slaven, en die de shalât onderhoudt, de zakât geeft. En die trouw zijn aan hun belofte wanneer zij een belofte hebben gedaan en de geduldigen in tegenspoed, in rampspoed en in oorlogstijd. Zij zijn diegenen die Moettaqôen zijn, en zij zijn het die de godvrezenden zijn. (177)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ كُتِبَ عَلَيْكُمُ الْقِصَاصُ فِي الْقَتْلَى الْحُرُّ بِالْحُرِّ وَالْعَبْدُ بِالْعَبْدِ وَالأُنثَى بِالأُنثَى فَمَنْ عُفِيَ لَهُ مِنْ أَخِيهِ شَيْءٌ فَاتِّبَاعٌ بِالْمَعْرُوفِ وَأَدَاء إِلَيْهِ بِإِحْسَانٍ ذَلِكَ تَخْفِيفٌ مِّن رَّبِّكُمْ وَرَحْمَةٌ فَمَنِ اعْتَدَى بَعْدَ ذَلِكَ فَلَهُ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿١٧٨﴾
2/Al-Baqarah-178: Ya ayyuha allatheena amanoo kutiba AAalaykumu alqisasu fee alqatla alhurru bialhurri waalAAabdu bialAAabdi waalontha bialontha faman AAufiya lahu min akheehi shay-on faittibaAAun bialmaAAroofi waadaon ilayhi bi-ihsanin thalika takhfeefun min rabbikum wara
O jullie die geloven, de Qishâsh inzake doodslag is jullie verplicht: de vrije (mens) voor de vrije (mens), de slaaf voor de slaaf, de vrouw voor de vrouw. En degene die dan kwijtschelding zan zijn broeder ontvangt, laat het dan gevolgd worden door een redelijke (eis van de eiser) en genoegdoening voor hem op een goeded (manier, van de schuldige). Dat is een verlichting van jullie Heer en een Barmhartigheid en degene die dan daarna nog overtreedt, voor hem ie er dan een pijnlijke bestraffing. (178)
وَلَكُمْ فِي الْقِصَاصِ حَيَاةٌ يَاْ أُولِيْ الأَلْبَابِ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ ﴿١٧٩﴾
2/Al-Baqarah-179: Walakum fee alqisasi hayatun ya olee al-albabi laAAallakum tattaqoona
En voor jullie is er in de Qishâsh leven, O bezitters van verstand, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen. (179)
كُتِبَ عَلَيْكُمْ إِذَا حَضَرَ أَحَدَكُمُ الْمَوْتُ إِن تَرَكَ خَيْرًا الْوَصِيَّةُ لِلْوَالِدَيْنِ وَالأقْرَبِينَ بِالْمَعْرُوفِ حَقًّا عَلَى الْمُتَّقِينَ ﴿١٨٠﴾
2/Al-Baqarah-180: Kutiba AAalaykum itha hadara ahadakumu almawtu in taraka khayran alwasiyyatu lilwalidayni waal-aqrabeena bialmaAAroofi haqqan AAala almuttaqeena
Het is jullie verplicht wanneer de dood één van jullie nabij is, als hij bezit nalaat, een testament te maken voor de ouders en de verwanten, volgens wat redelijk is (dit is) een plicht voor de Moetaqôen. (180)
فَمَن بَدَّلَهُ بَعْدَمَا سَمِعَهُ فَإِنَّمَا إِثْمُهُ عَلَى الَّذِينَ يُبَدِّلُونَهُ إِنَّ اللّهَ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ﴿١٨١﴾
2/Al-Baqarah-181: Faman baddalahu baAAda ma samiAAahu fa-innama ithmuhu AAala allatheena yubaddiloonahu inna Allaha sameeAAun AAaleemun
Wie den het testament verandert nadat hij het heeft gehoord: voorwaar, dan rust de zonde op hen die het veranderd hebben. Voorwaar, Allah is Alhorend, Alwetend. (181)
فَمَنْ خَافَ مِن مُّوصٍ جَنَفًا أَوْ إِثْمًا فَأَصْلَحَ بَيْنَهُمْ فَلاَ إِثْمَ عَلَيْهِ إِنَّ اللّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿١٨٢﴾
2/Al-Baqarah-182: Faman khafa min moosin janafan aw ithman faaslaha baynahum fala ithma AAalayhi inna Allaha ghafoorun raheemun
Maar degene die dan van de erflater partijdigheid of zonde vreest, en daarna verzoening tussen hen teweeg bracht, dan rust er geen zonde op hem. Voorwaar, Allah is Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (182)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ كُتِبَ عَلَيْكُمُ الصِّيَامُ كَمَا كُتِبَ عَلَى الَّذِينَ مِن قَبْلِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ ﴿١٨٣﴾
2/Al-Baqarah-183: Ya ayyuha allatheena amanoo kutiba AAalaykumu alssiyamu kama kutiba AAala allatheena min qablikum laAAallakum tattaqoona
O jullie dei geloven, het vasten is jullie verplicht, zoals het ook verplicht was voor hen vóór jullie, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen. (183)
أَيَّامًا مَّعْدُودَاتٍ فَمَن كَانَ مِنكُم مَّرِيضًا أَوْ عَلَى سَفَرٍ فَعِدَّةٌ مِّنْ أَيَّامٍ أُخَرَ وَعَلَى الَّذِينَ يُطِيقُونَهُ فِدْيَةٌ طَعَامُ مِسْكِينٍ فَمَن تَطَوَّعَ خَيْرًا فَهُوَ خَيْرٌ لَّهُ وَأَن تَصُومُواْ خَيْرٌ لَّكُمْ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿١٨٤﴾
2/Al-Baqarah-184: Ayyaman maAAdoodatin faman kana minkum mareedan aw AAala safarin faAAiddatun min ayyamin okhara waAAala allatheena yuteeqoonahu fidyatun taAAamu miskeenin faman tatawwaAAa khayran fahuwa khayrun lahu waan tasoomoo khayrun lakum in kuntum taAAlamoona
(Vast) en vastgesteld aantal dagen. Maar degene die dan van jullie ziek is, of op reis, dan een aantal andere dagen. En op degenen (van hen) die het (slechts met grote moeite) kunnen volbrengen, rust de plicht van Fidyah: het voeden van een arme. Maar degene die vrijwillig meer (dan verplicht is) geeft: dat is beter voor hem. En dat jullie vasten is beter voor jullie, als jullie dat maar weten. (184)
شَهْرُ رَمَضَانَ الَّذِيَ أُنزِلَ فِيهِ الْقُرْآنُ هُدًى لِّلنَّاسِ وَبَيِّنَاتٍ مِّنَ الْهُدَى وَالْفُرْقَانِ فَمَن شَهِدَ مِنكُمُ الشَّهْرَ فَلْيَصُمْهُ وَمَن كَانَ مَرِيضًا أَوْ عَلَى سَفَرٍ فَعِدَّةٌ مِّنْ أَيَّامٍ أُخَرَ يُرِيدُ اللّهُ بِكُمُ الْيُسْرَ وَلاَ يُرِيدُ بِكُمُ الْعُسْرَ وَلِتُكْمِلُواْ الْعِدَّةَ وَلِتُكَبِّرُواْ اللّهَ عَلَى مَا هَدَاكُمْ وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿١٨٥﴾
2/Al-Baqarah-185: Shahru ramadana allathee onzila feehi alqur-anu hudan lilnnasi wabayyinatin mina alhuda waalfurqani faman shahida minkumu alshshahra falyasumhu waman kana mareedan aw AAala safarin faAAiddatun min ayyamin okhara yureedu Allahu bikumu alyusra wala yureedu
De maand Ramadhân is het waarin de Koran is neergezonden, als Leiding voor de mensheid en als duidelijke bewijzen van de Leiding en de Foerqân. Wie van jullie aanwezig is in de maand, laat die dan vasten, maar wie ziek is of op reis, dan is er een aantal andere dagen (om de vasten in te halen). Allah wenst voor jullie het gemakkelijke en Hij wenst niet voor jullie het ongemak. En maakt het aantal (dagen) vol en prijst Allah's Grootheid omdat Hij jullie leiding schonk, hopelijk zullen jullie dankbaar zijn. (185)
وَإِذَا سَأَلَكَ عِبَادِي عَنِّي فَإِنِّي قَرِيبٌ أُجِيبُ دَعْوَةَ الدَّاعِ إِذَا دَعَانِ فَلْيَسْتَجِيبُواْ لِي وَلْيُؤْمِنُواْ بِي لَعَلَّهُمْ يَرْشُدُونَ ﴿١٨٦﴾
2/Al-Baqarah-186: Wa-itha saalaka AAibadee AAannee fa-innee qareebun ojeebu daAAwata alddaAAi itha daAAani falyastajeeboo lee walyu/minoo bee laAAallahum yarshudoona
En wanneer Mijn dienaren jou (O Moehammad) vragen stellen over Mij: voorwaar, Ik ben nabij, Ik verhoor de smeekbede van de smekende wanneer hij tot Mij smeek. Laten zij aan Mij gehoor geven en in Mij geloven. Hopelijk zullen zij de juiste Leiding volgen. (186)
أُحِلَّ لَكُمْ لَيْلَةَ الصِّيَامِ الرَّفَثُ إِلَى نِسَآئِكُمْ هُنَّ لِبَاسٌ لَّكُمْ وَأَنتُمْ لِبَاسٌ لَّهُنَّ عَلِمَ اللّهُ أَنَّكُمْ كُنتُمْ تَخْتانُونَ أَنفُسَكُمْ فَتَابَ عَلَيْكُمْ وَعَفَا عَنكُمْ فَالآنَ بَاشِرُوهُنَّ وَابْتَغُواْ مَا كَتَبَ اللّهُ لَكُمْ وَكُلُواْ وَاشْرَبُواْ حَتَّى يَتَبَيَّنَ لَكُمُ الْخَيْطُ الأَبْيَضُ مِنَ الْخَيْطِ الأَسْوَدِ مِنَ الْفَجْرِ ثُمَّ أَتِمُّواْ الصِّيَامَ إِلَى الَّليْلِ وَلاَ تُبَاشِرُوهُنَّ وَأَنتُمْ عَاكِفُونَ فِي الْمَسَاجِدِ تِلْكَ حُدُودُ اللّهِ فَلاَ تَقْرَبُوهَا كَذَلِكَ يُبَيِّنُ اللّهُ آيَاتِهِ لِلنَّاسِ لَعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ ﴿١٨٧﴾
2/Al-Baqarah-187: Ohilla lakum laylata alssiyami alrrafathu ila nisa-ikum hunna libasun lakum waantum libasun lahunna AAalima Allahu annakum kuntum takhtanoona anfusakum fataba AAalaykum waAAafa AAankum faal-ana bashiroohunna waibtaghoo ma kataba Allahu lakum wakuloo waish
Het is jullie in de nachten van het vasten toegestaan omgang te hebben met jullie vrouwen. Zij zijn (als) kleding voor jullie en jullie zijn (als) kleding voor hen. Allah wist dat jullie jezelf bedrogen, Hij aanvaardde jullie berouw en vergaf jullie. Nu mogen jullie dan omgang met hen hebben. En streeft naar wat Allah voor jullie bepaald heeft. En eet en drinkt tot de witte draad en de zwarte draad voor jullie te onderscheiden is, het is Fadjr (ochtendschemering). Maakt daarna het vasten vol tot zonsondergang. En hebt geen omgang met hen, terwijl jullie I'tikâf in de moskeeen verrichten. Dat zijn de greenzen van Allah, nadert deze daarorn niet. Zo maakt Allah Zijn Tekenen duidelijk voor de mensen, hopelijk zullen zij (Allah) vrezen. (187)
وَلاَ تَأْكُلُواْ أَمْوَالَكُم بَيْنَكُم بِالْبَاطِلِ وَتُدْلُواْ بِهَا إِلَى الْحُكَّامِ لِتَأْكُلُواْ فَرِيقًا مِّنْ أَمْوَالِ النَّاسِ بِالإِثْمِ وَأَنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿١٨٨﴾
2/Al-Baqarah-188: Wala ta/kuloo amwalakum baynakum bialbatili watudloo biha ila alhukkami lita/kuloo fareeqan min amwali alnnasi bial-ithmi waantum taAAlamoona
En eet niet onderling van jullie bezittingen op onwettige wijze door deze (bezittingen op misleidend wijze) voor de rechters te brengen, zodart jullie op zondige wijze van een gedeelte van de bezittingen van de mensen kunnen eten, terwijil jullie het weten. (188)
يَسْأَلُونَكَ عَنِ الأهِلَّةِ قُلْ هِيَ مَوَاقِيتُ لِلنَّاسِ وَالْحَجِّ وَلَيْسَ الْبِرُّ بِأَنْ تَأْتُوْاْ الْبُيُوتَ مِن ظُهُورِهَا وَلَكِنَّ الْبِرَّ مَنِ اتَّقَى وَأْتُواْ الْبُيُوتَ مِنْ أَبْوَابِهَا وَاتَّقُواْ اللّهَ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ ﴿١٨٩﴾
2/Al-Baqarah-189: Yas-aloonaka AAani al-ahillati qul hiya mawaqeetu lilnnasi waalhajji walaysa albirru bi-an ta/too albuyoota min thuhooriha walakinna albirra mani ittaqa wa/too albuyoota min abwabiha waittaqoo Allaha laAAallakum tuflihoona
Zij vragen jou (Moehammad) over de nieuwe manen. Zeg: "Zij zijn tijdsaanduidingen voor de mensen en (voor het vastellen van) de Haddj. En het is geen vroomheid dat jullie de huizen binnengaan aan de achterzijden, vroom zijn zij (Allah) vrezen en die de huizen binnengaan door hun deuren. En vreest Allah, hopelijk zullen jullie welslagen. (189)
وَقَاتِلُواْ فِي سَبِيلِ اللّهِ الَّذِينَ يُقَاتِلُونَكُمْ وَلاَ تَعْتَدُواْ إِنَّ اللّهَ لاَ يُحِبِّ الْمُعْتَدِينَ ﴿١٩٠﴾
2/Al-Baqarah-190: Waqatiloo fee sabeeli Allahi allatheena yuqatiloonakum wala taAAtadoo inna Allaha la yuhibbu almuAAtadeena
En strijdt op de Weg van Allah tegen degenen die tegen jullie strijden en overtreedt niet. Voorwaar, Allah heeft de overtreders niet lief. (190)
وَاقْتُلُوهُمْ حَيْثُ ثَقِفْتُمُوهُمْ وَأَخْرِجُوهُم مِّنْ حَيْثُ أَخْرَجُوكُمْ وَالْفِتْنَةُ أَشَدُّ مِنَ الْقَتْلِ وَلاَ تُقَاتِلُوهُمْ عِندَ الْمَسْجِدِ الْحَرَامِ حَتَّى يُقَاتِلُوكُمْ فِيهِ فَإِن قَاتَلُوكُمْ فَاقْتُلُوهُمْ كَذَلِكَ جَزَاء الْكَافِرِينَ ﴿١٩١﴾
2/Al-Baqarah-191: Waoqtuloohum haythu thaqiftumoohum waakhrijoohum min haythu akhrajookum waalfitnatu ashaddu mina alqatli wala tuqatiloohum AAinda almasjidi alharami hatta yuqatilookum feehi fa-in qatalookum faoqtuloohum kathalika jazao alkafireena
En doodt hen waar jullie hen ook aantreffen en verdrijft hen zoals zij jullie hebben verdreven. En Fitnah is erger dan doodslag. En bestrijdt hen niet bij de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) totdat zij jullie daar bestrijden; als zij jullie dan bestrijden: doodt hen dan. Zo is de vergeliding voor de ongelovigen. (191)
فَإِنِ انتَهَوْاْ فَإِنَّ اللّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿١٩٢﴾
2/Al-Baqarah-192: Fa-ini intahaw fa-inna Allaha ghafoorun raheemun
Maar als zij ophouden, voorwaar, dan is Allah Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (192)
وَقَاتِلُوهُمْ حَتَّى لاَ تَكُونَ فِتْنَةٌ وَيَكُونَ الدِّينُ لِلّهِ فَإِنِ انتَهَواْ فَلاَ عُدْوَانَ إِلاَّ عَلَى الظَّالِمِينَ ﴿١٩٣﴾
2/Al-Baqarah-193: Waqatiloohum hatta la takoona fitnatun wayakoona alddeenu lillahi fa-ini intahaw fala AAudwana illa AAala alththalimeena
En bestridjt hen tot er geen Fitnah (meer) is en de godsdienst aan Allah behoort, maar zij dan ophouden, dan is er geen vijandschap, behalve tegen de onrechtplegers. (193)
الشَّهْرُ الْحَرَامُ بِالشَّهْرِ الْحَرَامِ وَالْحُرُمَاتُ قِصَاصٌ فَمَنِ اعْتَدَى عَلَيْكُمْ فَاعْتَدُواْ عَلَيْهِ بِمِثْلِ مَا اعْتَدَى عَلَيْكُمْ وَاتَّقُواْ اللّهَ وَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ مَعَ الْمُتَّقِينَ ﴿١٩٤﴾
2/Al-Baqarah-194: Alshshahru alharamu bialshshahri alharami waalhurumatu qisasun famani iAAtada AAalaykum faiAAtadoo AAalayhi bimithli ma iAAtada AAalaykum waittaqoo Allaha waiAAlamoo anna Allaha maAAa almuttaqeena
De gewijde maand om de gewijde maand, (in) de gewijde (plaatesen en maanden) geldt de Qishâsh. Wie dan tegen jullie overtreedt, overtreedt dan tegen hem dan en dezelfde mate waarin hij tegen jullie overtreedt. En vreest Allah en weet dat Allah met de Moettaqôen is. (194)
وَأَنفِقُواْ فِي سَبِيلِ اللّهِ وَلاَ تُلْقُواْ بِأَيْدِيكُمْ إِلَى التَّهْلُكَةِ وَأَحْسِنُوَاْ إِنَّ اللّهَ يُحِبُّ الْمُحْسِنِينَ ﴿١٩٥﴾
2/Al-Baqarah-195: Waanfiqoo fee sabeeli Allahi wala tulqoo bi-aydeekum ila alttahlukati waahsinoo inna Allaha yuhibbu almuhsineena
En geeft bijdragen op de Weg van allah, en stort jullie niet door eigen toedoen in de ondergang, en doet goed. Voorwaar, Allah heeft de weldoeners lief. (195)
وَأَتِمُّواْ الْحَجَّ وَالْعُمْرَةَ لِلّهِ فَإِنْ أُحْصِرْتُمْ فَمَا اسْتَيْسَرَ مِنَ الْهَدْيِ وَلاَ تَحْلِقُواْ رُؤُوسَكُمْ حَتَّى يَبْلُغَ الْهَدْيُ مَحِلَّهُ فَمَن كَانَ مِنكُم مَّرِيضاً أَوْ بِهِ أَذًى مِّن رَّأْسِهِ فَفِدْيَةٌ مِّن صِيَامٍ أَوْ صَدَقَةٍ أَوْ نُسُكٍ فَإِذَا أَمِنتُمْ فَمَن تَمَتَّعَ بِالْعُمْرَةِ إِلَى الْحَجِّ فَمَا اسْتَيْسَرَ مِنَ الْهَدْيِ فَمَن لَّمْ يَجِدْ فَصِيَامُ ثَلاثَةِ أَيَّامٍ فِي الْحَجِّ وَسَبْعَةٍ إِذَا رَجَعْتُمْ تِلْكَ عَشَرَةٌ كَامِلَةٌ ذَلِكَ لِمَن لَّمْ يَكُنْ أَهْلُهُ حَاضِرِي الْمَسْجِدِ الْحَرَامِ وَاتَّقُواْ اللّهَ وَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ شَدِيدُ الْعِقَابِ ﴿١٩٦﴾
2/Al-Baqarah-196: Waatimmoo alhajja waalAAumrata lillahi fa-in ohsirtum fama istaysara mina alhadyi wala tahliqoo ruoosakum hatta yablugha alhadyu mahillahu faman kana minkum mareedan aw bihi athan min ra/sihi fafidyatun min siyamin aw sadaqatin aw nusukin fa-itha amintum
En verricht de Haddj en de 'Oemrah voor Allah. En indien iemand dan verhinderd is, laat die dan een offerdier (slachten) dat makkelijk te vinden is, en escheert jullie hoofden niet tot het offerdier zijn slachtplaats heeft bereikt. (Voor) wie van jullie ziek is of iets aan zijn hoofd heeft, dat hem last bezorgt (en waardoor scheren noodzakelijk is) is er Fidyah (een vervangende plicht): het vasten of het voeden (van armen) of het slachten van een offerdier. En wanneer jullie in veiligheid zijn en (het betreft) degene die de Haddj op de Tamattoe'-wijze verricht, laat hem dan offeren wat makkelijk te vinden is. Maar degene die niets vindt, (voor hem geldt) dan het vasten: drie dagen gedurende de Haddj en zeven (dagen) wanneer jullie teruggekeerd, dat is tien bijelkaar. Dat geldt voor degene wiens gezinsleden niet bij de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) wonen. En vreest Allah en weet dat Allah hard is in de bestraffing. (196)
الْحَجُّ أَشْهُرٌ مَّعْلُومَاتٌ فَمَن فَرَضَ فِيهِنَّ الْحَجَّ فَلاَ رَفَثَ وَلاَ فُسُوقَ وَلاَ جِدَالَ فِي الْحَجِّ وَمَا تَفْعَلُواْ مِنْ خَيْرٍ يَعْلَمْهُ اللّهُ وَتَزَوَّدُواْ فَإِنَّ خَيْرَ الزَّادِ التَّقْوَى وَاتَّقُونِ يَا أُوْلِي الأَلْبَابِ ﴿١٩٧﴾
2/Al-Baqarah-197: Alhajju ashhurun maAAloomatun faman farada feehinna alhajja fala rafatha wala fusooqa wala jidala fee alhajji wama tafAAaloo min khayrin yaAAlamhu Allahu watazawwadoo fa-inna khayra alzzadi alttaqwa waittaqooni ya olee al-albabi
De Haddj is in de bekende maanden. Degene die zich dan tot het verrichten van de Haddj daarin heeft verplicht, (voor hem is er) geen geslachtsgemeenschap, geen zondigheid en geen twist tijdens de Haddj. En wat jullie aan goeds doen. Allah kent het. En neemt proviand mee, en de beste proviand is Taqwa, vreest Mij daarom, O jullie bezitters van verstand. (197)
لَيْسَ عَلَيْكُمْ جُنَاحٌ أَن تَبْتَغُواْ فَضْلاً مِّن رَّبِّكُمْ فَإِذَا أَفَضْتُم مِّنْ عَرَفَاتٍ فَاذْكُرُواْ اللّهَ عِندَ الْمَشْعَرِ الْحَرَامِ وَاذْكُرُوهُ كَمَا هَدَاكُمْ وَإِن كُنتُم مِّن قَبْلِهِ لَمِنَ الضَّآلِّينَ ﴿١٩٨﴾
2/Al-Baqarah-198: Laysa AAalaykum junahun an tabtaghoo fadlan min rabbikum fa-itha afadtum min AAarafatin faothkuroo Allaha AAinda almashAAari alharami waothkuroohu kama hadakum wa-in kuntum min qablihi lamina alddalleena
Er rust op jullie geen zonde als jullie (tijdens de Haddj) een gunst van jullie Heer zoeken. Wanneer jullie dan 'Arafâh verlaten, gedenkt dan Allah bij het Gewijde Teken (te Moedzdalifah) en gedenkt Hem omdat Hij jullie geleid heeft, terwijl jullie daarvoor tot de dwalenden behoorden. (198)
ثُمَّ أَفِيضُواْ مِنْ حَيْثُ أَفَاضَ النَّاسُ وَاسْتَغْفِرُواْ اللّهَ إِنَّ اللّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿١٩٩﴾
2/Al-Baqarah-199: Thumma afeedoo min haythu afada alnnasu waistaghfiroo Allaha inna Allaha ghafoorun raheemun
Vertrekt daarna van waar de andere mensen vertrekken ('Arafâh) en zoekt vergeving bij Allah. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (199)
فَإِذَا قَضَيْتُم مَّنَاسِكَكُمْ فَاذْكُرُواْ اللّهَ كَذِكْرِكُمْ آبَاءكُمْ أَوْ أَشَدَّ ذِكْرًا فَمِنَ النَّاسِ مَن يَقُولُ رَبَّنَا آتِنَا فِي الدُّنْيَا وَمَا لَهُ فِي الآخِرَةِ مِنْ خَلاَقٍ ﴿٢٠٠﴾
2/Al-Baqarah-200: Fa-itha qadaytum manasikakum faothkuroo Allaha kathikrikum abaakum aw ashadda thikran famina alnnasi man yaqoolu rabbana atina fee alddunya wama lahu fee al-akhirati min khalaqin
Wanneer jullie dan jullie (Haddj-)rituelen hebben voltooid, gedenkt dan Allah zoals jullie je vaderen gedenken, of nog intenser. Er zijn mensen die smeken: "Onze Heer, geef ons in de wereld." Maar er is voor hen in het Hiernamaals geen aandeel. (200)
وِمِنْهُم مَّن يَقُولُ رَبَّنَا آتِنَا فِي الدُّنْيَا حَسَنَةً وَفِي الآخِرَةِ حَسَنَةً وَقِنَا عَذَابَ النَّارِ ﴿٢٠١﴾
2/Al-Baqarah-201: Waminhum man yaqoolu rabbana atina fee alddunya hasanatan wafee al-akhirati hasanatan waqina AAathaba alnnari
En er zijn er onder hen die smeken: "Onze Heer, geef ons in de wereld wat goed is en het Hiernamaals wat goed is en bescherm ons tegen de bestraffing van de Hel." (201)
أُولَئِكَ لَهُمْ نَصِيبٌ مِّمَّا كَسَبُواْ وَاللّهُ سَرِيعُ الْحِسَابِ ﴿٢٠٢﴾
2/Al-Baqarah-202: Ola-ika lahum naseebun mimma kasaboo waAllahu sareeAAu alhisabi
Zij zijn degenen voor wie er een beloning is voor wat zij hebben verricht. En Allah is snel in de afrekening. (202)
وَاذْكُرُواْ اللّهَ فِي أَيَّامٍ مَّعْدُودَاتٍ فَمَن تَعَجَّلَ فِي يَوْمَيْنِ فَلاَ إِثْمَ عَلَيْهِ وَمَن تَأَخَّرَ فَلا إِثْمَ عَلَيْهِ لِمَنِ اتَّقَى وَاتَّقُواْ اللّهَ وَاعْلَمُوا أَنَّكُمْ إِلَيْهِ تُحْشَرُونَ ﴿٢٠٣﴾
2/Al-Baqarah-203: Waothkuroo Allaha fee ayyamin maAAdoodatin faman taAAajjala fee yawmayni fala ithma AAalayhi waman taakhkhara fala ithma AAalayhi limani ittaqa waittaqoo Allaha waiAAlamoo annakum ilayhi tuhsharoona
En gedenkt Allah gedurende een vastgesteld aantal dagen. Maar wie haast heeft om na twee dagen te vertrekken, en rust dan geen zonde op hem; en wie (het vertrek nog een dag) uitstelt, er rust dan (ook) geen zonde op hem, voor wie Allah vreest. En vreest Allah en weet dat jullie tot Hem verzameld zullen worden. (203)
وَمِنَ النَّاسِ مَن يُعْجِبُكَ قَوْلُهُ فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَيُشْهِدُ اللّهَ عَلَى مَا فِي قَلْبِهِ وَهُوَ أَلَدُّ الْخِصَامِ ﴿٢٠٤﴾
2/Al-Baqarah-204: Wamina alnnasi man yuAAjibuka qawluhu fee alhayati alddunya wayushhidu Allaha AAala ma fee qalbihi wahuwa aladdu alkhisami
En onder de mensen is er degene wiens woorden over het wereldse leven jullie verbazen en hij roept Allah om te getuigen over wat zich in zijn hart bevindt, terwijl hij de ergste opstandeling is. (204)
وَإِذَا تَوَلَّى سَعَى فِي الأَرْضِ لِيُفْسِدَ فِيِهَا وَيُهْلِكَ الْحَرْثَ وَالنَّسْلَ وَاللّهُ لاَ يُحِبُّ الفَسَادَ ﴿٢٠٥﴾
2/Al-Baqarah-205: Wa-itha tawalla saAAa fee al-ardi liyufsida feeha wayuhlika alhartha waalnnasla waAllahu la yuhibbu alfasada
En wanneer hij zich afwendt, (dan) gaat hij op de aarde rond om er verderf te zaaien en het gewas en het vee te vernietigen. En Allah houdt niet van het verderf. (205)
وَإِذَا قِيلَ لَهُ اتَّقِ اللّهَ أَخَذَتْهُ الْعِزَّةُ بِالإِثْمِ فَحَسْبُهُ جَهَنَّمُ وَلَبِئْسَ الْمِهَادُ ﴿٢٠٦﴾
2/Al-Baqarah-206: Wa-itha qeela lahu ittaqi Allaha akhathat-hu alAAizzatu bial-ithmi fahasbuhu jahannamu walabi/sa almihadu
En wanneer tot hem wordt gezegd: "Vreest Allah," dan maakt de trots op zijn zonde zich van hem meester. De Hel is voor hem voldoende, en dat is de slechtste verblijfplaats! (206)
وَمِنَ النَّاسِ مَن يَشْرِي نَفْسَهُ ابْتِغَاء مَرْضَاتِ اللّهِ وَاللّهُ رَؤُوفٌ بِالْعِبَادِ ﴿٢٠٧﴾
2/Al-Baqarah-207: Wamina alnnasi man yashree nafsahu ibtighaa mardati Allahi waAllahu raoofun bialAAibadi
En er is er een onder de mensen die zichzelf verkoopt, het welbehagen van Allah zoekend. En Allah is Meest Genadig voor de dieneren. (207)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ ادْخُلُواْ فِي السِّلْمِ كَآفَّةً وَلاَ تَتَّبِعُواْ خُطُوَاتِ الشَّيْطَانِ إِنَّهُ لَكُمْ عَدُوٌّ مُّبِينٌ ﴿٢٠٨﴾
2/Al-Baqarah-208: Ya ayyuha allatheena amanoo odkhuloo fee alssilmi kaffatan wala tattabiAAoo khutuwati alshshaytani innahu lakum AAaduwwun mubeenun
O jullie die geloven, treedt de Islam binnen, volledig, en volgt niet de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand. (208)
فَإِن زَلَلْتُمْ مِّن بَعْدِ مَا جَاءتْكُمُ الْبَيِّنَاتُ فَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌ ﴿٢٠٩﴾
2/Al-Baqarah-209: Fa-in zalaltum min baAAdi ma jaatkumu albayyinatu faiAAlamoo anna Allaha AAazeezun hakeemun
Wanneer jullie dan afwijken (van de Weg van Allah), nadat de duidelijke bewijzen tot jullie zijn gekomen, weet dan dat Allah Almachtig, Alwijs is. (209)
هَلْ يَنظُرُونَ إِلاَّ أَن يَأْتِيَهُمُ اللّهُ فِي ظُلَلٍ مِّنَ الْغَمَامِ وَالْمَلآئِكَةُ وَقُضِيَ الأَمْرُ وَإِلَى اللّهِ تُرْجَعُ الأمُورُ ﴿٢١٠﴾
2/Al-Baqarah-210: Hal yanthuroona illa an ya/tiyahumu Allahu fee thulalin mina alghamami waalmala-ikatu waqudiya al-amru wa-ila Allahi turjaAAu al-omooru
Wat zij afwachten, is niets anders dan dat (de bestraffing van) Allah tot hen komt, in de schaduwen van de wolken, en de Engelen, en dat de zaak (hun ondergang) wordt beslist. En tot Allah worden alle zaken teruggevoerd. (210)
سَلْ بَنِي إِسْرَائِيلَ كَمْ آتَيْنَاهُم مِّنْ آيَةٍ بَيِّنَةٍ وَمَن يُبَدِّلْ نِعْمَةَ اللّهِ مِن بَعْدِ مَا جَاءتْهُ فَإِنَّ اللّهَ شَدِيدُ الْعِقَابِ ﴿٢١١﴾
2/Al-Baqarah-211: Sal banee isra-eela kam ataynahum min ayatin bayyinatin waman yubaddil niAAmata Allahi min baAAdi ma jaat-hu fa-inna Allaha shadeedu alAAiqabi
Vraag aan de Kinderen van Israel hoeveel duidelijke bewijzen Wij hun hebben gegeven. En wie de genieting van Allah vervangt nadat deze tot hem is gekomen: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing. (211)
زُيِّنَ لِلَّذِينَ كَفَرُواْ الْحَيَاةُ الدُّنْيَا وَيَسْخَرُونَ مِنَ الَّذِينَ آمَنُواْ وَالَّذِينَ اتَّقَواْ فَوْقَهُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ وَاللّهُ يَرْزُقُ مَن يَشَاء بِغَيْرِ حِسَابٍ ﴿٢١٢﴾
2/Al-Baqarah-212: Zuyyina lillatheena kafaroo alhayatu alddunya wayaskharoona mina allatheena amanoo waallatheena ittaqaw fawqahum yawma alqiyamati waAllahu yarzuqu man yashao bighayri hisabin
Voor degenen die ongelovig zijn, is het wereldse leven schoonschijnend gemaakt en zij bespotten degenen die geloven. Maar degenen die (Allah) vrezen, zullen zich op de Dag der Opstanding boven hen bevinden. En Allah schenkt voorzieningen zonder berekening aan wie Hij wil. (212)
كَانَ النَّاسُ أُمَّةً وَاحِدَةً فَبَعَثَ اللّهُ النَّبِيِّينَ مُبَشِّرِينَ وَمُنذِرِينَ وَأَنزَلَ مَعَهُمُ الْكِتَابَ بِالْحَقِّ لِيَحْكُمَ بَيْنَ النَّاسِ فِيمَا اخْتَلَفُواْ فِيهِ وَمَا اخْتَلَفَ فِيهِ إِلاَّ الَّذِينَ أُوتُوهُ مِن بَعْدِ مَا جَاءتْهُمُ الْبَيِّنَاتُ بَغْيًا بَيْنَهُمْ فَهَدَى اللّهُ الَّذِينَ آمَنُواْ لِمَا اخْتَلَفُواْ فِيهِ مِنَ الْحَقِّ بِإِذْنِهِ وَاللّهُ يَهْدِي مَن يَشَاء إِلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ ﴿٢١٣﴾
2/Al-Baqarah-213: Kana alnnasu ommatan wahidatan fabaAAatha Allahu alnnabiyyeena mubashshireena wamunthireena waanzala maAAahumu alkitaba bialhaqqi liyahkuma bayna alnnasi feema ikhtalafoo feehi wama ikhtalafa feehi illa allatheena ootoohu min baAAdi ma jaat-humu albayyina
De mensheid was een godsdienst (toegedaan, maar er ontstond oneningheid) waarop Allah de Profeten zond als verkondigers van verheugende tijdingen en als waarschuwers. En Hij zond met hen de Schrift neer met de Waarheid om te oordelen tussen de mensen over hetgeen waarover zij van mening verschilden. En niemand verschilde van mening daarover dan degenen aan wie het gegeven was, nadat de duidelijke bewijzen tot hen waren gekomen, uit onderlinge afgunst. Allah leidde degenen die geloven met de Waarheid, met Zijn toestemming, (weg van degenen die) van mening verschilden. En Allah leidt wie Hij wil op een recht Pad. (213)
أَمْ حَسِبْتُمْ أَن تَدْخُلُواْ الْجَنَّةَ وَلَمَّا يَأْتِكُم مَّثَلُ الَّذِينَ خَلَوْاْ مِن قَبْلِكُم مَّسَّتْهُمُ الْبَأْسَاء وَالضَّرَّاء وَزُلْزِلُواْ حَتَّى يَقُولَ الرَّسُولُ وَالَّذِينَ آمَنُواْ مَعَهُ مَتَى نَصْرُ اللّهِ أَلا إِنَّ نَصْرَ اللّهِ قَرِيبٌ ﴿٢١٤﴾
2/Al-Baqarah-214: Am hasibtum an tadkhuloo aljannata walamma ya/tikum mathalu allatheena khalaw min qablikum massat-humu alba/sao waalddarrao wazulziloo hatta yaqoola alrrasoolu waallatheena amanoo maAAahu mata nasru Allahi ala inna nasra Allahi qareebun
Denken jullie dat jullie het Paradijs zulen binnengen, terwijl het gelijke dat tot degenen kwam die voor jullie zijn heengegaan, nog niet tot jullie is gekomen? Rampen en tegenspoed troggen hen en zij werden zó geschokt dat de Boodschapper en degenen die met hem geloofden, zeiden: "Wanneer kompt de hulp van Allah?" Weet: voorwaar, de hulp van Allah is nabij. (214)
يَسْأَلُونَكَ مَاذَا يُنفِقُونَ قُلْ مَا أَنفَقْتُم مِّنْ خَيْرٍ فَلِلْوَالِدَيْنِ وَالأَقْرَبِينَ وَالْيَتَامَى وَالْمَسَاكِينِ وَابْنِ السَّبِيلِ وَمَا تَفْعَلُواْ مِنْ خَيْرٍ فَإِنَّ اللّهَ بِهِ عَلِيمٌ ﴿٢١٥﴾
2/Al-Baqarah-215: Yas-aloonaka matha yunfiqoona qul ma anfaqtum min khayrin falilwalidayni waal-aqrabeena waalyatama waalmasakeeni waibni alssabeeli wama tafAAaloo min khayrin fa-inna Allaha bihi AAaleemun
Zij vragen jou wat zij als bijdrage moeten geven. Zeg: "Wat jullie aan goeds geven als bijdrage, is besternd voor de ouders en de verwanten en de wezen en de armen en de reiziger zonder proviand." En wat jullie aan goeds doen: voorwaar, Allah is daarover Alwetend. (215)
كُتِبَ عَلَيْكُمُ الْقِتَالُ وَهُوَ كُرْهٌ لَّكُمْ وَعَسَى أَن تَكْرَهُواْ شَيْئًا وَهُوَ خَيْرٌ لَّكُمْ وَعَسَى أَن تُحِبُّواْ شَيْئًا وَهُوَ شَرٌّ لَّكُمْ وَاللّهُ يَعْلَمُ وَأَنتُمْ لاَ تَعْلَمُونَ ﴿٢١٦﴾
2/Al-Baqarah-216: Kutiba AAalaykumu alqitalu wahuwa kurhun lakum waAAasa an takrahoo shay-an wahuwa khayrun lakum waAAasa an tuhibboo shay-an wahuwa sharrun lakum waAllahu yaAAlamu waantum la taAAlamoona
De strijd is jullie verplicht, terwijl jullie er een afkeer van hebben. Maar het kan zijn dat jullie afkeer van iets hebben, terwijl het goed is voor jullie; en het kan zijn dat jullie van iets houden, terwijl het slecht is voor jullie. En Allah weet, terwijl jullie niet weten. (216)
يَسْأَلُونَكَ عَنِ الشَّهْرِ الْحَرَامِ قِتَالٍ فِيهِ قُلْ قِتَالٌ فِيهِ كَبِيرٌ وَصَدٌّ عَن سَبِيلِ اللّهِ وَكُفْرٌ بِهِ وَالْمَسْجِدِ الْحَرَامِ وَإِخْرَاجُ أَهْلِهِ مِنْهُ أَكْبَرُ عِندَ اللّهِ وَالْفِتْنَةُ أَكْبَرُ مِنَ الْقَتْلِ وَلاَ يَزَالُونَ يُقَاتِلُونَكُمْ حَتَّىَ يَرُدُّوكُمْ عَن دِينِكُمْ إِنِ اسْتَطَاعُواْ وَمَن يَرْتَدِدْ مِنكُمْ عَن دِينِهِ فَيَمُتْ وَهُوَ كَافِرٌ فَأُوْلَئِكَ حَبِطَتْ أَعْمَالُهُمْ فِي الدُّنْيَا وَالآخِرَةِ وَأُوْلَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿٢١٧﴾
2/Al-Baqarah-217: Yas-aloonaka AAani alshshahri alharami qitalin feehi qul qitalun feehi kabeerun wasaddun AAan sabeeli Allahi wakufrun bihi waalmasjidi alharami wa-ikhraju ahlihi minhu akbaru AAinda Allahi waalfitnatu akbaru mina alqatli wala yazaloona yuqatiloonakum hatt
Zij vragen jou over de strijd in de Gewijde maanden. Zeg (O Moehammad): "De strijd daarin is een grote zonde. En het afhouden van het Pad van Allah en ongeloof aan Hem en het versperren van de teogang tot de Masdjid al Harãm" (de Gewijde Moskee te Mekkah) en het verdrijven van de bewoners er omheen, (dit alles) is nog erger bij Allah. En Fitnah (hier: afgoderij) is erger dan het doden. En zij zullen niet ophouden jullie te bestrijden totdat zij jullie van jullie godsdienst hebben afgebracht en afvalligen hebben gamaakt, als zij dartoe in staat zouden zijn. En wie van julle afvallig is aan zijn godsdienst en dan sterft, terijl hij een ongelovige is, diegenen zijn het wier daden vruchteloos zijn, op aarde en het Hiernamaals, diegenen zijn de bewoners van de Hel. Zij zijn daarin eeuwig levenden. (217)
إِنَّ الَّذِينَ آمَنُواْ وَالَّذِينَ هَاجَرُواْ وَجَاهَدُواْ فِي سَبِيلِ اللّهِ أُوْلَئِكَ يَرْجُونَ رَحْمَتَ اللّهِ وَاللّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿٢١٨﴾
2/Al-Baqarah-218: Inna allatheena amanoo waallatheena hajaroo wajahadoo fee sabeeli Allahi ola-ika yarjoona rahmata Allahi waAllahu ghafoorun raheemun
Voorwar, degenen die geloven en degenen die uitgeweken zijn en degenen die strijden op de Web van Allah, zij zijn degenen die hopen op de Barmhartigheid van Allah. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (218)
يَسْأَلُونَكَ عَنِ الْخَمْرِ وَالْمَيْسِرِ قُلْ فِيهِمَا إِثْمٌ كَبِيرٌ وَمَنَافِعُ لِلنَّاسِ وَإِثْمُهُمَآ أَكْبَرُ مِن نَّفْعِهِمَا وَيَسْأَلُونَكَ مَاذَا يُنفِقُونَ قُلِ الْعَفْوَ كَذَلِكَ يُبيِّنُ اللّهُ لَكُمُ الآيَاتِ لَعَلَّكُمْ تَتَفَكَّرُونَ ﴿٢١٩﴾
2/Al-Baqarah-219: Yas-aloonaka AAani alkhamri waalmaysiri qul feehima ithmun kabeerun wamanafiAAu lilnnasi wa-ithmuhuma akbaru min nafAAihima wayas-aloonaka matha yunfiqoona quli alAAafwa kathalika yubayyinu Allahu lakumu al-ayati laAAallakum tatafakkaroona
Zij vragen jou over de wijn en het kansspel. Zeg: "In beide is grote zonde en nut voor de mensen, maar de zonde in beide is groter dan hun nuit." En zij vragen jou wat zij aan bijdragen moeten geven. Zeg: "Wat jullie kunnen missen." Zo maakt Hij voor jullie Zijn Tekenen duidelijk, hopelijk zullen jullie nadenken. (219)
فِي الدُّنْيَا وَالآخِرَةِ وَيَسْأَلُونَكَ عَنِ الْيَتَامَى قُلْ إِصْلاَحٌ لَّهُمْ خَيْرٌ وَإِنْ تُخَالِطُوهُمْ فَإِخْوَانُكُمْ وَاللّهُ يَعْلَمُ الْمُفْسِدَ مِنَ الْمُصْلِحِ وَلَوْ شَاء اللّهُ لأعْنَتَكُمْ إِنَّ اللّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌ ﴿٢٢٠﴾
2/Al-Baqarah-220: Fee alddunya waal-akhirati wayas-aloonaka AAani alyatama qul islahun lahum khayrun wa-in tukhalitoohum fa-ikhwanukum waAllahu yaAAlamu almufsida mina almuslihi walaw shaa Allahu laaAAnatakum inna Allaha AAazeezun hakeemun
Over de wereld en het Hiernamaals. En zij vragen jou over de wezen. Zeg: "Het juiste beheer van hun zaken is een goede daad, en als jullie je bezittingen met die can hen vermengen, dan zijn zij jullie broeders. An Allah weet de verderfzaaier van de goede beheerder te onderscheiden. En als Allah het wilde, zou Hij jullie in moeilijkheden gebracht hebben. Voorwaar, Allah is Almachtig, Alwetend. (220)
وَلاَ تَنكِحُواْ الْمُشْرِكَاتِ حَتَّى يُؤْمِنَّ وَلأَمَةٌ مُّؤْمِنَةٌ خَيْرٌ مِّن مُّشْرِكَةٍ وَلَوْ أَعْجَبَتْكُمْ وَلاَ تُنكِحُواْ الْمُشِرِكِينَ حَتَّى يُؤْمِنُواْ وَلَعَبْدٌ مُّؤْمِنٌ خَيْرٌ مِّن مُّشْرِكٍ وَلَوْ أَعْجَبَكُمْ أُوْلَئِكَ يَدْعُونَ إِلَى النَّارِ وَاللّهُ يَدْعُوَ إِلَى الْجَنَّةِ وَالْمَغْفِرَةِ بِإِذْنِهِ وَيُبَيِّنُ آيَاتِهِ لِلنَّاسِ لَعَلَّهُمْ يَتَذَكَّرُونَ ﴿٢٢١﴾
2/Al-Baqarah-221: Wala tankihoo almushrikati hatta yu/minna walaamatun mu/minatun khayrun min mushrikatin walaw aAAjabatkum wala tunkihoo almushrikeena hatta yu/minoo walaAAabdun mu/minun khayrun min mushrikin walaw aAAjabakum ola-ika yadAAoona ila alnnari waAllahu yadAAoo
En huwt niet met de veelgodenaanbidsters totdat zij gelovigen zijn geworden, en een gelovige slavin is zeker beter dan een veelgodenaanbidster, ook al is zij aantrekkelijk voor jullie. En huwelijkt (de gelovige vrouwen) niet uit aan de veelgodenaanbidders, totdat zij gelovigen zijn geworden. En een gelovige slaaf is zeker beter dan een veelgodenaanbidder, ook al bevalt hij jullie. Zij nodigen uit tot de Hel, terwijl Allah tot het Paradijs en tot de vergeving uitnodigt, met Zijn verlof. Hij maakt Zijn Verzen duidelijk aan de mensen, hopelijk zullen zij (de vermaning) ter harte nemen. (221)
وَيَسْأَلُونَكَ عَنِ الْمَحِيضِ قُلْ هُوَ أَذًى فَاعْتَزِلُواْ النِّسَاء فِي الْمَحِيضِ وَلاَ تَقْرَبُوهُنَّ حَتَّىَ يَطْهُرْنَ فَإِذَا تَطَهَّرْنَ فَأْتُوهُنَّ مِنْ حَيْثُ أَمَرَكُمُ اللّهُ إِنَّ اللّهَ يُحِبُّ التَّوَّابِينَ وَيُحِبُّ الْمُتَطَهِّرِينَ ﴿٢٢٢﴾
2/Al-Baqarah-222: Wayas-aloonaka AAani almaheedi qul huwa athan faiAAtaziloo alnnisaa fee almaheedi wala taqraboohunna hatta yathurna fa-itha tatahharna fa/toohunna min haythu amarakumu Allahu inna Allaha yuhibbu alttawwabeena wayuhibbu almutatahhireena
En zij vragen jou over de menstruatie (Haid). Zeg: "Dat is een onreinheid, vermijdt daarom (sexueel contact met) de vrouwen gedurende de ongesteldheid. En nadert hen niet totdat zij rein zijn. Wanneer zij zich dan gereinigd hebben, dan mogen jullie tot hen komen, zoals Allah jullie bevolen heeft. Voorwaar, Allah heeft de berouwvollen lief en Hij heeft hen lief die zich reinigen. (222)
نِسَآؤُكُمْ حَرْثٌ لَّكُمْ فَأْتُواْ حَرْثَكُمْ أَنَّى شِئْتُمْ وَقَدِّمُواْ لأَنفُسِكُمْ وَاتَّقُواْ اللّهَ وَاعْلَمُواْ أَنَّكُم مُّلاَقُوهُ وَبَشِّرِ الْمُؤْمِنِينَ ﴿٢٢٣﴾
2/Al-Baqarah-223: Nisaokum harthun lakum fa/too harthakum anna shi/tum waqaddimoo li-anfusikum waittaqoo Allaha waiAAlamoo annakum mulaqoohu wabashshiri almu/mineena
Jullie vrouwen zijn (als) akkers voor jullie, komt dan tot jullie akkers zoals jullie wensen. En stuurt voor jullie zelf (goede werken) vooruit en vreest Allah en weet dat jullie Hem zeker zullen ontmoeten. En geeft verheugende tijdingen aan de gelovigen. (223)
وَلاَ تَجْعَلُواْ اللّهَ عُرْضَةً لِّأَيْمَانِكُمْ أَن تَبَرُّواْ وَتَتَّقُواْ وَتُصْلِحُواْ بَيْنَ النَّاسِ وَاللّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ﴿٢٢٤﴾
2/Al-Baqarah-224: Wala tajAAaloo Allaha AAurdatan li-aymanikum an tabarroo watattaqoo watuslihoo bayna alnnasi waAllahu sameeAAun AAaleemun
En maakt (de Naam van) Allah niet tot een belemmering in jullie eden (zwerende) dat jullie geen goedheid zullen bedrijven en (Allah) niet zullen vrezen en geen verzoening tussen de mensen tot stand zullen brengen. En Allah is Alhorend, Alwetend. (224)
لاَّ يُؤَاخِذُكُمُ اللّهُ بِاللَّغْوِ فِيَ أَيْمَانِكُمْ وَلَكِن يُؤَاخِذُكُم بِمَا كَسَبَتْ قُلُوبُكُمْ وَاللّهُ غَفُورٌ حَلِيمٌ ﴿٢٢٥﴾
2/Al-Baqarah-225: La yu-akhithukumu Allahu biallaghwi fee aymanikum walakin yu-akhithukum bima kasabat quloobukum waAllahu ghafoorun haleemun
Allah rekent jullie onnadenkendheid in jullie eden niet aan. Maar Hij beoordeelt jullie naar wat jullie harten verworven hebben (door jullie intenties). En Allah is Vergevensgezind, Zachtmoedig. (225)
لِّلَّذِينَ يُؤْلُونَ مِن نِّسَآئِهِمْ تَرَبُّصُ أَرْبَعَةِ أَشْهُرٍ فَإِنْ فَآؤُوا فَإِنَّ اللّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿٢٢٦﴾
2/Al-Baqarah-226: Lillatheena yu/loona min nisa-ihim tarabbusu arbaAAati ashhurin fa-in faoo fa-inna Allaha ghafoorun raheemun
Voor degenen die zweren zich te zullen onthouden van hun vrouwen is een termijn van vier maanden vastgesteld. Als zij dan terugkeren (naar hun vrouwen): voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (226)
وَإِنْ عَزَمُواْ الطَّلاَقَ فَإِنَّ اللّهَ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ﴿٢٢٧﴾
2/Al-Baqarah-227: Wa-in AAazamoo alttalaqa fa-inna Allaha sameeAAun AAaleemun
Maar als zij vastbesloten zijn tot echtscheiding: voorwaar, Allah is Alhorend, Alwetend. (227)
وَالْمُطَلَّقَاتُ يَتَرَبَّصْنَ بِأَنفُسِهِنَّ ثَلاَثَةَ قُرُوَءٍ وَلاَ يَحِلُّ لَهُنَّ أَن يَكْتُمْنَ مَا خَلَقَ اللّهُ فِي أَرْحَامِهِنَّ إِن كُنَّ يُؤْمِنَّ بِاللّهِ وَالْيَوْمِ الآخِرِ وَبُعُولَتُهُنَّ أَحَقُّ بِرَدِّهِنَّ فِي ذَلِكَ إِنْ أَرَادُواْ إِصْلاَحًا وَلَهُنَّ مِثْلُ الَّذِي عَلَيْهِنَّ بِالْمَعْرُوفِ وَلِلرِّجَالِ عَلَيْهِنَّ دَرَجَةٌ وَاللّهُ عَزِيزٌ حَكُيمٌ ﴿٢٢٨﴾
2/Al-Baqarah-228: Waalmutallaqatu yatarabbasna bi-anfusihinna thalathata quroo-in wala yahillu lahunna an yaktumna ma khalaqa Allahu fee arhamihinna in kunna yu/minna biAllahi waalyawmi al-akhiri wabuAAoolatuhunna ahaqqu biraddihinna fee thalika in aradoo islahan walahunna
En de gescheiden vrouwen moeten voor zichzelf een Wachttijd ('Iddah) van drie maandelijkse perioden (maandstonden) in acht nemen. En het is hen niet toegestaan le verbergen wat Allah in hun schoten heeft geschapen, als jullie geloven in Allah en in de Laatste Dag. En hun echtgenoten hebben het recht om hen terug te nemen binnen die wachtijd, als zij verzoening wensen. En voor de vrouwen zijn er rechten overeenkomstig hun plichten, volgens wat redelijk is. Maar voor de mannen is er een rang boven hen (de vrouwen). En Allah is Almachtig Alwijs. (228)
الطَّلاَقُ مَرَّتَانِ فَإِمْسَاكٌ بِمَعْرُوفٍ أَوْ تَسْرِيحٌ بِإِحْسَانٍ وَلاَ يَحِلُّ لَكُمْ أَن تَأْخُذُواْ مِمَّا آتَيْتُمُوهُنَّ شَيْئًا إِلاَّ أَن يَخَافَا أَلاَّ يُقِيمَا حُدُودَ اللّهِ فَإِنْ خِفْتُمْ أَلاَّ يُقِيمَا حُدُودَ اللّهِ فَلاَ جُنَاحَ عَلَيْهِمَا فِيمَا افْتَدَتْ بِهِ تِلْكَ حُدُودُ اللّهِ فَلاَ تَعْتَدُوهَا وَمَن يَتَعَدَّ حُدُودَ اللّهِ فَأُوْلَئِكَ هُمُ الظَّالِمُونَ ﴿٢٢٩﴾
2/Al-Baqarah-229: Alttalaqu marratani fa-imsakun bimaAAroofin aw tasreehun bi-ihsanin wala yahillu lakum an ta/khuthoo mimma ataytumoohunna shay-an illa an yakhafa alla yuqeema hudooda Allahi fa-in khiftum alla yuqeema hudooda Allahi fala junaha AAalayhima feema iftadat bi
De verstoting is twee maal (mogelijk). Daarna is er (de keus tussen) terugname volgens de voorschriften of scheiding op een goede manier. En het is jullie niet toegestaan om iets terug te nemen van wat jullie hen (de vrouwen gegeven hebben, behalve wanneer beiden vrezen dat ze niet de voorschriften van Allah in acht kunnen nemen. Als jullie dan vrezen dat zij beiden de voorschriften van Allah niet in acht nemen dan is het geen zonde voor wanneer zij zich ermee vrijkoopt. Dat zijn de voorschriften van Allah, overtreedt die daarom niet. En degenen de voorschriften van Allah over treden: diegenen zijn de onrechtplegers. (229)
فَإِن طَلَّقَهَا فَلاَ تَحِلُّ لَهُ مِن بَعْدُ حَتَّىَ تَنكِحَ زَوْجًا غَيْرَهُ فَإِن طَلَّقَهَا فَلاَ جُنَاحَ عَلَيْهِمَا أَن يَتَرَاجَعَا إِن ظَنَّا أَن يُقِيمَا حُدُودَ اللّهِ وَتِلْكَ حُدُودُ اللّهِ يُبَيِّنُهَا لِقَوْمٍ يَعْلَمُونَ ﴿٢٣٠﴾
2/Al-Baqarah-230: Fa-in tallaqaha fala tahillu lahu min baAAdu hatta tankiha zawjan ghayrahu fa-in tallaqaha fala junaha AAalayhima an yatarajaAAa in thanna an yuqeema hudooda Allahi watilka hudoodu Allahi yubayyinuha liqawmin yaAAlamoona
En wanneer bij haar de scheiding heeft gegeven dan is zij hem daarna niet (als echtgenote) toegestaan, totdat zij niet een andere man gehuwd geweest is. En als hij dan van haar gescheiden is, dan rust er geen zonde op hen als zij weer bij elkaar terugkomen, wanneer zij menen dat zij de voorschriften van Allah in acht kunnen nemen. En dat zijn de voorschriften van Allah die Hij duidelijk maak, voor een volk dat weet. (230)
وَإِذَا طَلَّقْتُمُ النَّسَاء فَبَلَغْنَ أَجَلَهُنَّ فَأَمْسِكُوهُنَّ بِمَعْرُوفٍ أَوْ سَرِّحُوهُنَّ بِمَعْرُوفٍ وَلاَ تُمْسِكُوهُنَّ ضِرَارًا لَّتَعْتَدُواْ وَمَن يَفْعَلْ ذَلِكَ فَقَدْ ظَلَمَ نَفْسَهُ وَلاَ تَتَّخِذُوَاْ آيَاتِ اللّهِ هُزُوًا وَاذْكُرُواْ نِعْمَتَ اللّهِ عَلَيْكُمْ وَمَا أَنزَلَ عَلَيْكُمْ مِّنَ الْكِتَابِ وَالْحِكْمَةِ يَعِظُكُم بِهِ وَاتَّقُواْ اللّهَ وَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ ﴿٢٣١﴾
2/Al-Baqarah-231: Wa-itha tallaqtumu alnnisaa fabalaghna ajalahunna faamsikoohunna bimaAAroofin aw sarrihoohunna bimaAAroofin wala tumsikoohunna diraran litaAAtadoo waman yafAAal thalika faqad thalama nafsahu wala tattakhithoo ayati Allahi huzuwan waothkuroo niAAmata Allah
Wanneer de vrouwen scheiding (aankondigen) en zij hebben hun termijn (de wachttijd van drie maanden) bereikt, neemt hen dan terug volgens de voorschriften of scheidt volgens de voorschriften. En houdt hen niet vast met de bedoeling hen te kwellen waarmee jullie zouden overtreden. En degene die dat zou doen, die heeft voorzeker zichzelf onrecht aangedaan. En maakt de Verzen van Allah niet tot onderwerp van bespotting. En gedenkt de gunst van Allah aan jullie en wat Hij aan jullie heeft neergezonden van het Boek (de Koran) en de Wijsheid waarmee Hij jullie onderwijst. En vreest Allah en weet dat Allah over alle zaken Alwetend is. (231)
وَإِذَا طَلَّقْتُمُ النِّسَاء فَبَلَغْنَ أَجَلَهُنَّ فَلاَ تَعْضُلُوهُنَّ أَن يَنكِحْنَ أَزْوَاجَهُنَّ إِذَا تَرَاضَوْاْ بَيْنَهُم بِالْمَعْرُوفِ ذَلِكَ يُوعَظُ بِهِ مَن كَانَ مِنكُمْ يُؤْمِنُ بِاللّهِ وَالْيَوْمِ الآخِرِ ذَلِكُمْ أَزْكَى لَكُمْ وَأَطْهَرُ وَاللّهُ يَعْلَمُ وَأَنتُمْ لاَ تَعْلَمُونَ ﴿٢٣٢﴾
2/Al-Baqarah-232: Wa-itha tallaqtumu alnnisaa fabalaghna ajalahunna fala taAAduloohunna an yankihna azwajahunna itha taradaw baynahum bialmaAAroofi thalika yooAAathu bihi man kana minkum yu/minu biAllahi waalyawmi al-akhiri thalikum azka lakum waatharu waAllahu yaAAlamu wa
En wanneer jullie de vrouwen scheiding hebben gegeven en zij hun termijn hebben bereikt verhindert hen dan niet om te huwen met hun aanstaande echtgenoten als zij met elkaar overeenstemming hebben bereikt, volgens de voorschriften. Dat is waartoe jullie vermaand worden, (voor) wie van jullie in Allah gelooft en in de Laatste Dag. Dat is deugdzamer en reiner voor jullie. En Allah weet, terwijl jullie niet weten. (232)
وَالْوَالِدَاتُ يُرْضِعْنَ أَوْلاَدَهُنَّ حَوْلَيْنِ كَامِلَيْنِ لِمَنْ أَرَادَ أَن يُتِمَّ الرَّضَاعَةَ وَعلَى الْمَوْلُودِ لَهُ رِزْقُهُنَّ وَكِسْوَتُهُنَّ بِالْمَعْرُوفِ لاَ تُكَلَّفُ نَفْسٌ إِلاَّ وُسْعَهَا لاَ تُضَآرَّ وَالِدَةٌ بِوَلَدِهَا وَلاَ مَوْلُودٌ لَّهُ بِوَلَدِهِ وَعَلَى الْوَارِثِ مِثْلُ ذَلِكَ فَإِنْ أَرَادَا فِصَالاً عَن تَرَاضٍ مِّنْهُمَا وَتَشَاوُرٍ فَلاَ جُنَاحَ عَلَيْهِمَا وَإِنْ أَرَدتُّمْ أَن تَسْتَرْضِعُواْ أَوْلاَدَكُمْ فَلاَ جُنَاحَ عَلَيْكُمْ إِذَا سَلَّمْتُم مَّآ آتَيْتُم بِالْمَعْرُوفِ وَاتَّقُواْ اللّهَ وَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ ﴿٢٣٣﴾
2/Al-Baqarah-233: Waalwalidatu yurdiAAna awladahunna hawlayni kamilayni liman arada an yutimma alrradaAAata waAAala almawloodi lahu rizquhunna wakiswatuhunna bialmaAAroofi la tukallafu nafsun illa wusAAaha la tudarra walidatun biwaladiha wala mawloodun lahu biwaladihi waAA
De moeders dienen hun kinderen twee volle jaren te zogen, voor wie die de zogingsperiode wil volmaken. En op de vader rust de plicht van het voorzien in hun voedsel en hun kleding, volgens de voorschriften. Niemand wordt belast dan volgens zijn vermogen. Laat de moeders niet geschaad worden vanwege haar kind, noch de vader vanwege zijn kind. En op de erfgenamen rust dezelfde plicht. Maar wanneer beiden spening wensen met wederzijds goedvinden en overleg, dan rust er geen zonde op hen. En wanneer jullie je kinderen door zoogmoeders wilt laten zogen, dan rust er geen zonde op jullie, als jullie er een redelijke vergoeding voor geven. En vreest Allah en weet dat Allah Alziende is over wat jullie doen. (233)
وَالَّذِينَ يُتَوَفَّوْنَ مِنكُمْ وَيَذَرُونَ أَزْوَاجًا يَتَرَبَّصْنَ بِأَنفُسِهِنَّ أَرْبَعَةَ أَشْهُرٍ وَعَشْرًا فَإِذَا بَلَغْنَ أَجَلَهُنَّ فَلاَ جُنَاحَ عَلَيْكُمْ فِيمَا فَعَلْنَ فِي أَنفُسِهِنَّ بِالْمَعْرُوفِ وَاللّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرٌ ﴿٢٣٤﴾
2/Al-Baqarah-234: Waallatheena yutawaffawna minkum wayatharoona azwajan yatarabbasna bi-anfusihinna arbaAAata ashhurin waAAashran fa-itha balaghna ajalahunna fala junaha AAalaykum feema faAAalna fee anfusihinna bialmaAAroofi waAllahu bima taAAmaloona khabeerun
En degenen van jullie die worden weggenomen (overlijden) en echtgenoten achterlaten, zij moeten dan voor zichzelf een termijn in acht nemen van vier maanden en tien dagen. En wanneer zij hun termijn hebben bereikt, dan rust er geen zonde op hen ten aanzien van wat zij met zichzelf doen, volgens de voorschriften. En Allah is Alwetend over wat jullie doen. (234)
وَلاَ جُنَاحَ عَلَيْكُمْ فِيمَا عَرَّضْتُم بِهِ مِنْ خِطْبَةِ النِّسَاء أَوْ أَكْنَنتُمْ فِي أَنفُسِكُمْ عَلِمَ اللّهُ أَنَّكُمْ سَتَذْكُرُونَهُنَّ وَلَكِن لاَّ تُوَاعِدُوهُنَّ سِرًّا إِلاَّ أَن تَقُولُواْ قَوْلاً مَّعْرُوفًا وَلاَ تَعْزِمُواْ عُقْدَةَ النِّكَاحِ حَتَّىَ يَبْلُغَ الْكِتَابُ أَجَلَهُ وَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ يَعْلَمُ مَا فِي أَنفُسِكُمْ فَاحْذَرُوهُ وَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ غَفُورٌ حَلِيمٌ ﴿٢٣٥﴾
2/Al-Baqarah-235: Wala junaha AAalaykum feema AAarradtum bihi min khitbati alnnisa-i aw aknantum fee anfusikum AAalima Allahu annakum satathkuroonahunna walakin la tuwaAAidoohunna sirran illa an taqooloo qawlan maAAroofan wala taAAzimoo AAuqdata alnnikahi hatta yablugha al
En er rust geen zonde op jullie wanneer jullie de vrouwen indirect huwelijksaanzoeken doen, of jullie het verbergen in jullie harten. Allah weet dat jullie hen zuilen noemen, maar doet hen geen beloften in het geheim, behalve om een behoorlijk woord te spreken. En besluit niet tot de huwelijksvoltrekking totdat de voorgeschreven termijn is bereikt. En weet dat Allah weet wat zich in jullie harten bevindt. Hoedt jullie daarom voor Hem en weet dat Allah Vergevensgezind, Zachtmoedig is. (235)
لاَّ جُنَاحَ عَلَيْكُمْ إِن طَلَّقْتُمُ النِّسَاء مَا لَمْ تَمَسُّوهُنُّ أَوْ تَفْرِضُواْ لَهُنَّ فَرِيضَةً وَمَتِّعُوهُنَّ عَلَى الْمُوسِعِ قَدَرُهُ وَعَلَى الْمُقْتِرِ قَدْرُهُ مَتَاعًا بِالْمَعْرُوفِ حَقًّا عَلَى الْمُحْسِنِينَ ﴿٢٣٦﴾
2/Al-Baqarah-236: La junaha AAalaykum in tallaqtumu alnnisaa ma lam tamassoohunna aw tafridoo lahunna fareedatan wamattiAAoohunna AAala almoosiAAi qadaruhu waAAala almuqtiri qadaruhu mataAAan bialmaAAroofi haqqan AAala almuhsineena
Er rust geen zonde op jullie wanneer jullie de vrouwen scheiding geven voordat jullie hen hebben aangeraakt (geslachtsgemeenschap) of jullie voor hen een bruidschat hebben vastgesteld, En geeft hun een geschenk, de rijke volgens zijn vermogen en de arme volgens zijn vermogen. Een redelijk geschenk: als een plicht voor de weldoeners. (236)
وَإِن طَلَّقْتُمُوهُنَّ مِن قَبْلِ أَن تَمَسُّوهُنَّ وَقَدْ فَرَضْتُمْ لَهُنَّ فَرِيضَةً فَنِصْفُ مَا فَرَضْتُمْ إَلاَّ أَن يَعْفُونَ أَوْ يَعْفُوَ الَّذِي بِيَدِهِ عُقْدَةُ النِّكَاحِ وَأَن تَعْفُواْ أَقْرَبُ لِلتَّقْوَى وَلاَ تَنسَوُاْ الْفَضْلَ بَيْنَكُمْ إِنَّ اللّهَ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ ﴿٢٣٧﴾
2/Al-Baqarah-237: Wa-in tallaqtumoohunna min qabli an tamassoohunna waqad faradtum lahunna fareedatan fanisfu ma faradtum illa an yaAAfoona aw yaAAfuwa allathee biyadihi AAuqdatu alnnikahi waan taAAfoo aqrabu lilttaqwa wala tansawoo alfadla baynakum inna Allaha bima taAAma
En wanneer jullie hun scheiding geven voor-dat jullie hen hebben aangeraakt en terwijl jullie voor hen een bruidschat hebben vastgesteld: (geeft dan) de helft van wat jullie hebben vastgesteld behalve wanneer zij kwijtschelding geven of degene in wiens hand de huwelijksvoltrekking rust. En dat jullie kwijtschelding geven is dichter bij Taqwa. En vergeet niet elkaars goede eigenschappen. Voorwaar, Allah is Alziende over wat jullie doen. (237)
حَافِظُواْ عَلَى الصَّلَوَاتِ والصَّلاَةِ الْوُسْطَى وَقُومُواْ لِلّهِ قَانِتِينَ ﴿٢٣٨﴾
2/Al-Baqarah-238: Hafithoo AAala alssalawati waalssalati alwusta waqoomoo lillahi qaniteena
Waakt over de shalât en (in het bijzonder) over de middelste shalât ('Ashr). En staat voor Allah in ootmoed. (238)
فَإنْ خِفْتُمْ فَرِجَالاً أَوْ رُكْبَانًا فَإِذَا أَمِنتُمْ فَاذْكُرُواْ اللّهَ كَمَا عَلَّمَكُم مَّا لَمْ تَكُونُواْ تَعْلَمُونَ ﴿٢٣٩﴾
2/Al-Baqarah-239: Fa-in khiftum farijalan aw rukbanan fa-itha amintum faothkuroo Allaha kama AAallamakum ma lam takoonoo taAAlamoona
En als jullie (een aanval) vrezen, (verricht de shalât dan) lopende of rijdende en als jullie dan in veiligheid zijn, gedenkt dan Allah omdat Hij jullie heeft onderwezen wat jullie voorheen niet wisten. (239)
وَالَّذِينَ يُتَوَفَّوْنَ مِنكُمْ وَيَذَرُونَ أَزْوَاجًا وَصِيَّةً لِّأَزْوَاجِهِم مَّتَاعًا إِلَى الْحَوْلِ غَيْرَ إِخْرَاجٍ فَإِنْ خَرَجْنَ فَلاَ جُنَاحَ عَلَيْكُمْ فِي مَا فَعَلْنَ فِيَ أَنفُسِهِنَّ مِن مَّعْرُوفٍ وَاللّهُ عَزِيزٌ حَكِيمٌ ﴿٢٤٠﴾
2/Al-Baqarah-240: Waallatheena yutawaffawna minkum wayatharoona azwajan wasiyyatan li-azwajihim mataAAan ila alhawli ghayra ikhrajin fa-in kharajna fala junaha AAalaykum fee ma faAAalna fee anfusihinna min maAAroofin waAllahu AAazeezun hakeemun
En degenen onder jullie die weggenomen worden en echtgenotes achterlaten, moeten een testament maken voor hun echtgenotes, een voorziening voor een jaar, zonder uitzelting, maar als zij (de huizen) uit vrije wil verlaten, dan rust er geen zonde op jullie ten aanzien van wat zij voor zichzelf doen, volgens de voorschriften. En Allah is Almachtig, Alwijs. (240)
وَلِلْمُطَلَّقَاتِ مَتَاعٌ بِالْمَعْرُوفِ حَقًّا عَلَى الْمُتَّقِينَ ﴿٢٤١﴾
2/Al-Baqarah-241: Walilmutallaqati mataAAun bialmaAAroofi haqqan AAala almuttaqeena
En voor de gescheiden vrouwen is er een gift naar redelijkheid, als een plicht voor de Moettaqôen. (241)
كَذَلِكَ يُبَيِّنُ اللّهُ لَكُمْ آيَاتِهِ لَعَلَّكُمْ تَعْقِلُونَ ﴿٢٤٢﴾
2/Al-Baqarah-242: Kathalika yubayyinu Allahu lakum ayatihi laAAallakum taAAqiloona
Zo maakt Allah voor jullie zijn Verzen duidelijk hopelijk zullen jullie begrijpen. (242)
أَلَمْ تَرَ إِلَى الَّذِينَ خَرَجُواْ مِن دِيَارِهِمْ وَهُمْ أُلُوفٌ حَذَرَ الْمَوْتِ فَقَالَ لَهُمُ اللّهُ مُوتُواْ ثُمَّ أَحْيَاهُمْ إِنَّ اللّهَ لَذُو فَضْلٍ عَلَى النَّاسِ وَلَكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لاَ يَشْكُرُونَ ﴿٢٤٣﴾
2/Al-Baqarah-243: Alam tara ila allatheena kharajoo min diyarihim wahum oloofun hathara almawti faqala lahumu Allahu mootoo thumma ahyahum inna Allaha lathoo fadlin AAala alnnasi walakinna akthara alnnasi la yashkuroona
Heb jij degenen niet gezien die uit hun huizen vluchtten terwijl zij met duizenden waren, uit angst voor de dood? Allah zei toen tot hen: "Sterft!" Daarna bracht Hij hen weer tot leven. Voorwaar, Allah is de Bezitter van Gunsten voor de mensen, maar de meeste mensen zijn niet dankbaar. (243)
وَقَاتِلُواْ فِي سَبِيلِ اللّهِ وَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ﴿٢٤٤﴾
2/Al-Baqarah-244: Waqatiloo fee sabeeli Allahi waiAAlamoo anna Allaha sameeAAun AAaleemun
En strijdt op de Weg van Allah en weet dat Allah Alhorend, Alwetend is. (244)
مَّن ذَا الَّذِي يُقْرِضُ اللّهَ قَرْضًا حَسَنًا فَيُضَاعِفَهُ لَهُ أَضْعَافًا كَثِيرَةً وَاللّهُ يَقْبِضُ وَيَبْسُطُ وَإِلَيْهِ تُرْجَعُونَ ﴿٢٤٥﴾
2/Al-Baqarah-245: Man tha allathee yuqridu Allaha qardan hasanan fayudaAAifahu lahu adAAafan katheeratan waAllahu yaqbidu wayabsutu wa-ilayhi turjaAAoona
Wie is degene die aan Allah een goede lening geeft? Hij zal die vele malen vermenigvuldigen. En Allah beperkt en verruimt (Zijn voorzieningen) en tot Hem worden jullie teruggebracht. (245)
أَلَمْ تَرَ إِلَى الْمَلإِ مِن بَنِي إِسْرَائِيلَ مِن بَعْدِ مُوسَى إِذْ قَالُواْ لِنَبِيٍّ لَّهُمُ ابْعَثْ لَنَا مَلِكًا نُّقَاتِلْ فِي سَبِيلِ اللّهِ قَالَ هَلْ عَسَيْتُمْ إِن كُتِبَ عَلَيْكُمُ الْقِتَالُ أَلاَّ تُقَاتِلُواْ قَالُواْ وَمَا لَنَا أَلاَّ نُقَاتِلَ فِي سَبِيلِ اللّهِ وَقَدْ أُخْرِجْنَا مِن دِيَارِنَا وَأَبْنَآئِنَا فَلَمَّا كُتِبَ عَلَيْهِمُ الْقِتَالُ تَوَلَّوْاْ إِلاَّ قَلِيلاً مِّنْهُمْ وَاللّهُ عَلِيمٌ بِالظَّالِمِينَ ﴿٢٤٦﴾
2/Al-Baqarah-246: Alam tara ila almala-i min banee isra-eela min baAAdi moosa ith qaloo linabiyyin lahumu ibAAath lana malikan nuqatil fee sabeeli Allahi qala hal AAasaytum in kutiba AAalaykumu alqitalu alla tuqatiloo qaloo wama lana alla nuqatila fee sabeeli Allahi waqad
Heb jij niet gezien, (hoe het einde was van) de vooraanstaanden van de Kinderen van Israe I na (het heengaan van) Môesa? Toen zij tot een Profeet van hen zeiden: "Wijs voor ons een koning aan, dan zullen wij strijden op de Weg van Allah." Hij zei: "Is het mogelijk dat als jullie de strijd wordt verplicht, jullie niet zullen strijden?" Zij zeiden: "Waarom zouden wij niet op de Weg van Allah strijden, terwijl wij uit onze woonplaatsen zijn verdreven en van onze zonen?" En toen dan hun de strijd werd verplicht, wendden zij zich af, met uitzondering van een klein aantal van hen. En Allah kent de onrechtplegers. (246)
وَقَالَ لَهُمْ نَبِيُّهُمْ إِنَّ اللّهَ قَدْ بَعَثَ لَكُمْ طَالُوتَ مَلِكًا قَالُوَاْ أَنَّى يَكُونُ لَهُ الْمُلْكُ عَلَيْنَا وَنَحْنُ أَحَقُّ بِالْمُلْكِ مِنْهُ وَلَمْ يُؤْتَ سَعَةً مِّنَ الْمَالِ قَالَ إِنَّ اللّهَ اصْطَفَاهُ عَلَيْكُمْ وَزَادَهُ بَسْطَةً فِي الْعِلْمِ وَالْجِسْمِ وَاللّهُ يُؤْتِي مُلْكَهُ مَن يَشَاء وَاللّهُ وَاسِعٌ عَلِيمٌ ﴿٢٤٧﴾
2/Al-Baqarah-247: Waqala lahum nabiyyuhum inna Allaha qad baAAatha lakum taloota malikan qaloo anna yakoonu lahu almulku AAalayna wanahnu ahaqqu bialmulki minhu walam yu/ta saAAatan mina almali qala inna Allaha istafahu AAalaykum wazadahu bastatan fee alAAilmi waaljismi wa
En hun Profeet zei tot hen: "Voorwaar, Allah heeft voor jullie Thâlôet aangewezen als koning." Zij zeiden: "Hoe kan het zijn dat hem het koningschap over ons gegeven wordt, terwijl wij meer recht hebben op het koningschap dan hij, en hem geen overvloed aan bezittingen is gegeven?"' Hij zei: "Voorwaar, Allah heeft hem boven jullie verkozen en hem rijkelijk voorzien van kennis en lichaamskracht. En Allah geeft het koningschap aan wie Hij wil en Allah is Allesomvattend. Alwetend, (247)
وَقَالَ لَهُمْ نِبِيُّهُمْ إِنَّ آيَةَ مُلْكِهِ أَن يَأْتِيَكُمُ التَّابُوتُ فِيهِ سَكِينَةٌ مِّن رَّبِّكُمْ وَبَقِيَّةٌ مِّمَّا تَرَكَ آلُ مُوسَى وَآلُ هَارُونَ تَحْمِلُهُ الْمَلآئِكَةُ إِنَّ فِي ذَلِكَ لآيَةً لَّكُمْ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿٢٤٨﴾
2/Al-Baqarah-248: Waqala lahum nabiyyuhum inna ayata mulkihi an ya/tiyakumu alttabootu feehi sakeenatun min rabbikum wabaqiyyatun mimma taraka alu moosa waalu haroona tahmiluhu almala-ikatu inna fee thalika laayatan lakum in kuntum mu/mineena
En hun Profeet zei tot hen: "Voorwaar, een teken van zijn koningschap is dat de Tabôet (ark) tot jullie zal komen waarin geruststelling van jullie Heer is, (en) waarin zich een nalatenschap bevindt van wat is nagelaten door de familie van Môesa en de familie van Hârôen. De Engelen zullen hem (de ark) dragen. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor jullie, als jullie gelovigen zouden zijn. (248)
فَلَمَّا فَصَلَ طَالُوتُ بِالْجُنُودِ قَالَ إِنَّ اللّهَ مُبْتَلِيكُم بِنَهَرٍ فَمَن شَرِبَ مِنْهُ فَلَيْسَ مِنِّي وَمَن لَّمْ يَطْعَمْهُ فَإِنَّهُ مِنِّي إِلاَّ مَنِ اغْتَرَفَ غُرْفَةً بِيَدِهِ فَشَرِبُواْ مِنْهُ إِلاَّ قَلِيلاً مِّنْهُمْ فَلَمَّا جَاوَزَهُ هُوَ وَالَّذِينَ آمَنُواْ مَعَهُ قَالُواْ لاَ طَاقَةَ لَنَا الْيَوْمَ بِجَالُوتَ وَجُنودِهِ قَالَ الَّذِينَ يَظُنُّونَ أَنَّهُم مُّلاَقُو اللّهِ كَم مِّن فِئَةٍ قَلِيلَةٍ غَلَبَتْ فِئَةً كَثِيرَةً بِإِذْنِ اللّهِ وَاللّهُ مَعَ الصَّابِرِينَ ﴿٢٤٩﴾
2/Al-Baqarah-249: Falamma fasala talootu bialjunoodi qala inna Allaha mubtaleekum binaharin faman shariba minhu falaysa minnee waman lam yatAAamhu fa-innahu minnee illa mani ightarafa ghurfatan biyadihi fashariboo minhu illa qaleelan minhum falamma jawazahu huwa waallathee
En toen Tâlôet met de legers was uitgetrokken, zei hij: "Voorwaar, Allah zal jullie zeker beproeven door middel van een rivier. Wie er dan van drinkt, die is niet een van mij en wie er niet (meer) van proeft, dan een slokje uit zijn hand, die is een van mij." Toen dronken zij ervan, met uitzondering van een klein aantal van hen. Toen hij en degenen die met hem geloofden (de rivier) waren overgestoken, zeiden zij: "Wij hebben vandaag geen kracht om Djâlôet (Goliat) en zijn legers te bevechten." Degenen die overtuigd waren dat zij Allah zeker zullen ontmoeten, zeiden: "Hoeveel kleine troepen hebben niet grote troepen overwonnen, met het verlof van Allah. En Allah is met de geduldigen." (249)
وَلَمَّا بَرَزُواْ لِجَالُوتَ وَجُنُودِهِ قَالُواْ رَبَّنَا أَفْرِغْ عَلَيْنَا صَبْرًا وَثَبِّتْ أَقْدَامَنَا وَانصُرْنَا عَلَى الْقَوْمِ الْكَافِرِينَ ﴿٢٥٠﴾
2/Al-Baqarah-250: Walamma barazoo lijaloota wajunoodihi qaloo rabbana afrigh AAalayna sabran wathabbit aqdamana waonsurna AAala alqawmi alkafireena
En toen wij optrokken tegen Djâlôet en zijn legers, zeiden zij: "Onze Heer, schenk ons geduld en maak onze voeten standvastig en sta ons bij tegen het ongelovige volk." (250)
فَهَزَمُوهُم بِإِذْنِ اللّهِ وَقَتَلَ دَاوُودُ جَالُوتَ وَآتَاهُ اللّهُ الْمُلْكَ وَالْحِكْمَةَ وَعَلَّمَهُ مِمَّا يَشَاء وَلَوْلاَ دَفْعُ اللّهِ النَّاسَ بَعْضَهُمْ بِبَعْضٍ لَّفَسَدَتِ الأَرْضُ وَلَكِنَّ اللّهَ ذُو فَضْلٍ عَلَى الْعَالَمِينَ ﴿٢٥١﴾
2/Al-Baqarah-251: Fahazamoohum bi-ithni Allahi waqatala dawoodu jaloota waatahu Allahu almulka waalhikmata waAAallamahu mimma yashao walawla dafAAu Allahi alnnasa baAAdahum bibaAAdin lafasadati al-ardu walakinna Allaha thoo fadlin AAala alAAalameena
Toen versloegen zij hen met het verlof van Allah en Dâwôed doodde Djâlôet en Allah gaf hem het koningschap en de Wijsheid (het Profectsehap) en Hij onderwees hem wat Hij wilde. En als Allah niet een deel van de mensen door een ander (deel) zou verstoten, din zou de aarde ten onder gaan. Maar Allah is de Bezitta van gunsten voor de werelden. (251)
تِلْكَ آيَاتُ اللّهِ نَتْلُوهَا عَلَيْكَ بِالْحَقِّ وَإِنَّكَ لَمِنَ الْمُرْسَلِينَ ﴿٢٥٢﴾
2/Al-Baqarah-252: Tilka ayatu Allahi natlooha AAalayka bialhaqqi wa-innaka lamina almursaleena
Dit zijn Verzen van Allah die Wij in de Waarneid aan jullie voorlezen, En voorwaar, jij (O Moehammad) behoort tot de Gezondenen. (252)
تِلْكَ الرُّسُلُ فَضَّلْنَا بَعْضَهُمْ عَلَى بَعْضٍ مِّنْهُم مَّن كَلَّمَ اللّهُ وَرَفَعَ بَعْضَهُمْ دَرَجَاتٍ وَآتَيْنَا عِيسَى ابْنَ مَرْيَمَ الْبَيِّنَاتِ وَأَيَّدْنَاهُ بِرُوحِ الْقُدُسِ وَلَوْ شَاء اللّهُ مَا اقْتَتَلَ الَّذِينَ مِن بَعْدِهِم مِّن بَعْدِ مَا جَاءتْهُمُ الْبَيِّنَاتُ وَلَكِنِ اخْتَلَفُواْ فَمِنْهُم مَّنْ آمَنَ وَمِنْهُم مَّن كَفَرَ وَلَوْ شَاء اللّهُ مَا اقْتَتَلُواْ وَلَكِنَّ اللّهَ يَفْعَلُ مَا يُرِيدُ ﴿٢٥٣﴾
2/Al-Baqarah-253: Tilka alrrusulu faddalna baAAdahum AAala baAAdin minhum man kallama Allahu warafaAAa baAAdahum darajatin waatayna AAeesa ibna maryama albayyinati waayyadnahu biroohi alqudusi walaw shaa Allahu ma iqtatala allatheena min baAAdihim min baAAdi ma jaat-humu a
Dat zijn de Boodschappers van wie Wij sommigen boven anderen bevoorrecht hebben, onder hen zijn er tot wie Allah gesproken heeft, en onder hen zijn er die Hij (enkele) graden verheven heeft, en Wij hebben aan 'Isa, de zoon van Maryam, duidelijke Tekenen gegeven en Wij hebben hem niet de Heilige Geest (Djibrîl) versterkt. Als Allah het gewild had, hadden degenen na lien niet met elkaar gevochten nadat de duidelijke Tekenen tot hen waren gekomen, maar zij twistten: sommigen geloofden en sommigen van hen waren ongelovig. En als Allah het gewild had, hadden zij niet met elkaar gevochten, maar Allah doet wat Hij wil. (253)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ أَنفِقُواْ مِمَّا رَزَقْنَاكُم مِّن قَبْلِ أَن يَأْتِيَ يَوْمٌ لاَّ بَيْعٌ فِيهِ وَلاَ خُلَّةٌ وَلاَ شَفَاعَةٌ وَالْكَافِرُونَ هُمُ الظَّالِمُونَ ﴿٢٥٤﴾
2/Al-Baqarah-254: Ya ayyuha allatheena amanoo anfiqoo mimma razaqnakum min qabli an ya/tiya yawmun la bayAAun feehi wala khullatun wala shafaAAatun waalkafiroona humu alththalimoona
O jullie die geloven: geeft van dat waar Wij jullie mee voorzien hebben, voordat de Dag komt waarop er noch handel, noch voorspraak zal zijn. En de ongelovigen: zij zijn de onrechtvaardigen. (254)
اللّهُ لاَ إِلَهَ إِلاَّ هُوَ الْحَيُّ الْقَيُّومُ لاَ تَأْخُذُهُ سِنَةٌ وَلاَ نَوْمٌ لَّهُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الأَرْضِ مَن ذَا الَّذِي يَشْفَعُ عِنْدَهُ إِلاَّ بِإِذْنِهِ يَعْلَمُ مَا بَيْنَ أَيْدِيهِمْ وَمَا خَلْفَهُمْ وَلاَ يُحِيطُونَ بِشَيْءٍ مِّنْ عِلْمِهِ إِلاَّ بِمَا شَاء وَسِعَ كُرْسِيُّهُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضَ وَلاَ يَؤُودُهُ حِفْظُهُمَا وَهُوَ الْعَلِيُّ الْعَظِيمُ ﴿٢٥٥﴾
2/Al-Baqarah-255: Allahu la ilaha illa huwa alhayyu alqayyoomu la ta/khuthuhu sinatun wala nawmun lahu ma fee alssamawati wama fee al-ardi man tha allathee yashfaAAu AAindahu illa bi-ithnihi yaAAlamu ma bayna aydeehim wama khalfahum wala yuheetoona bishay-in min AAilmihi i
Allah, er is geen god dan Hij, de Levende, de Zelfstandige, sluimer noch slaap kan Hem treffen, aan Hem behoort toe wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. Wie is degene die van voorspraak is bij Hem zonder Zijn verlof? Hij kent wat er voor hen is en wat er achter hen is. En zij kunnen niets van Zijn Kennis omvatten, behalve wat Hij wil. En Zijn Zetel strekt zich uit over de Hemelen en de Aarde en het waken over beide vermoeit Hem niet. En Hij is de Verhevene, de Almachtige. (255)
لاَ إِكْرَاهَ فِي الدِّينِ قَد تَّبَيَّنَ الرُّشْدُ مِنَ الْغَيِّ فَمَنْ يَكْفُرْ بِالطَّاغُوتِ وَيُؤْمِن بِاللّهِ فَقَدِ اسْتَمْسَكَ بِالْعُرْوَةِ الْوُثْقَىَ لاَ انفِصَامَ لَهَا وَاللّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ﴿٢٥٦﴾
2/Al-Baqarah-256: La ikraha fee alddeeni qad tabayyana alrrushdu mina alghayyi faman yakfur bialttaghooti wayu/min biAllahi faqadi istamsaka bialAAurwati alwuthqa la infisama laha waAllahu sameeAAun AAaleemun
Er is geen dwang in de godsdienst. Waarlijk, de rechte leiding is duidelijk onderscheiden van de dwaling, en hij die de Thaghôet verwerpt en in Allah gelooft: hij heeft zeker het stevigste houvast gegrepen, dat niet breken kan. En Allah is Alhorend, Alwetend. (256)
اللّهُ وَلِيُّ الَّذِينَ آمَنُواْ يُخْرِجُهُم مِّنَ الظُّلُمَاتِ إِلَى النُّوُرِ وَالَّذِينَ كَفَرُواْ أَوْلِيَآؤُهُمُ الطَّاغُوتُ يُخْرِجُونَهُم مِّنَ النُّورِ إِلَى الظُّلُمَاتِ أُوْلَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿٢٥٧﴾
2/Al-Baqarah-257: Allahu waliyyu allatheena amanoo yukhrijuhum mina alththulumati ila alnnoori waallatheena kafaroo awliyaohumu alttaghootu yukhrijoonahum mina alnnoori ila alththulumati ola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona
Allah is de Helper van degenen die geloven. Hij voert hen van de duisternis naar het licht. En degenen die ongelovig zijn: hun helpers zijn de Thaghôet, zij voeren hen van het licht naar de duisternis. Diegenen zijn de gezellen van de Hel, zij zullen daar eeuwig levenden zijn. (257)
أَلَمْ تَرَ إِلَى الَّذِي حَآجَّ إِبْرَاهِيمَ فِي رِبِّهِ أَنْ آتَاهُ اللّهُ الْمُلْكَ إِذْ قَالَ إِبْرَاهِيمُ رَبِّيَ الَّذِي يُحْيِي وَيُمِيتُ قَالَ أَنَا أُحْيِي وَأُمِيتُ قَالَ إِبْرَاهِيمُ فَإِنَّ اللّهَ يَأْتِي بِالشَّمْسِ مِنَ الْمَشْرِقِ فَأْتِ بِهَا مِنَ الْمَغْرِبِ فَبُهِتَ الَّذِي كَفَرَ وَاللّهُ لاَ يَهْدِي الْقَوْمَ الظَّالِمِينَ ﴿٢٥٨﴾
2/Al-Baqarah-258: Alam tara ila allathee hajja ibraheema fee rabbihi an atahu Allahu almulka ith qala ibraheemu rabbiya allathee yuhyee wayumeetu qala ana ohyee waomeetu qala ibraheemu fa-inna Allaha ya/tee bialshshamsi mina almashriqi fa/ti biha mina almaghribi fabuhita a
Weet jij niet van degene die met Ibrâhîm over zijn Heer redetwistte, omdat Allah hem het koninkijk had gegeven? Toen Ibrâhîm zei: "Zijn Heer is Degene Die doet leven en doet sterven." Hij zei: "Ik doe leven en sterven." Ibrâhîm zei: "Maar voorwaar, het is Allah Die ervoor zorgt dat de zon in het Oosten opkomt, zorg jij er dan voor dat zij in het Westen opkomt." Toen zweeg degene die ongelovig was van verbazing. En Allah leidt lief onrechtvaardige volk niet. (258)
أَوْ كَالَّذِي مَرَّ عَلَى قَرْيَةٍ وَهِيَ خَاوِيَةٌ عَلَى عُرُوشِهَا قَالَ أَنَّىَ يُحْيِي هََذِهِ اللّهُ بَعْدَ مَوْتِهَا فَأَمَاتَهُ اللّهُ مِئَةَ عَامٍ ثُمَّ بَعَثَهُ قَالَ كَمْ لَبِثْتَ قَالَ لَبِثْتُ يَوْمًا أَوْ بَعْضَ يَوْمٍ قَالَ بَل لَّبِثْتَ مِئَةَ عَامٍ فَانظُرْ إِلَى طَعَامِكَ وَشَرَابِكَ لَمْ يَتَسَنَّهْ وَانظُرْ إِلَى حِمَارِكَ وَلِنَجْعَلَكَ آيَةً لِّلنَّاسِ وَانظُرْ إِلَى العِظَامِ كَيْفَ نُنشِزُهَا ثُمَّ نَكْسُوهَا لَحْمًا فَلَمَّا تَبَيَّنَ لَهُ قَالَ أَعْلَمُ أَنَّ اللّهَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿٢٥٩﴾
2/Al-Baqarah-259: Aw kaallathee marra AAala qaryatin wahiya khawiyatun AAala AAurooshiha qala anna yuhyee hathihi Allahu baAAda mawtiha faamatahu Allahu mi-ata AAamin thumma baAAathahu qala kam labithta qala labithtu yawman aw baAAda yawmin qala bal labithta mi-ata AAamin
Of degene die, toen hij langs een dorp kwam dat verlaten was en in ruïnes lag, zei: "Hoe kan Allah het na haar dood weer doen herleven?" Toen deed Allah hem voor honderd jaar dood zijn, en wekte hem weer op. Hij zei: "Hoe lang verbleef jij hier?" Hij zei: "Ik verbleef hier een dag of een gedeelte van een dag." Hij (Allah) zei: "Nee, jij verbleef hier honderd jaar; kijk naar je voedsel en je drank, zij zijn niet bedorven; en kijk naar je ezel, zodat Wij jou tot een Teken voor de mens maken. En kijk naar hoe Wij de beenderen in elkaar zetten en met vlees bedekken." En toen hem dit duidelijk werd, zei hij: "Ik weet dat Allah Almachtig is over alle dingen." (259)
وَإِذْ قَالَ إِبْرَاهِيمُ رَبِّ أَرِنِي كَيْفَ تُحْيِي الْمَوْتَى قَالَ أَوَلَمْ تُؤْمِن قَالَ بَلَى وَلَكِن لِّيَطْمَئِنَّ قَلْبِي قَالَ فَخُذْ أَرْبَعَةً مِّنَ الطَّيْرِ فَصُرْهُنَّ إِلَيْكَ ثُمَّ اجْعَلْ عَلَى كُلِّ جَبَلٍ مِّنْهُنَّ جُزْءًا ثُمَّ ادْعُهُنَّ يَأْتِينَكَ سَعْيًا وَاعْلَمْ أَنَّ اللّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌ ﴿٢٦٠﴾
2/Al-Baqarah-260: Wa-ith qala ibraheemu rabbi arinee kayfa tuhyee almawta qala awa lam tu/min qala bala walakin liyatma-inna qalbee qala fakhuth arbaAAatan mina alttayri fasurhunna ilayka thumma ijAAal AAala kulli jabalin minhunna juz-an thumma odAAuhunna ya/teenaka saAAya
En toen Ibrâhîm zei: "Mijn Heer, toon mij hoe U de doden doet leven." Hij (Allah) zei: "Geloof jij dan niet?" Hij zei: "Jawel maar opdat mijn hart tot rust komt." Hij (Allah) zei: "Neem dan vier vogels en snijd ze voor je in stukken, leg dan van hen op iedere berg stukken; roep hen dan, zij zullen dan haastig tot je komen, en weet dat Allah Almachtig, Alwijs is." (260)
مَّثَلُ الَّذِينَ يُنفِقُونَ أَمْوَالَهُمْ فِي سَبِيلِ اللّهِ كَمَثَلِ حَبَّةٍ أَنبَتَتْ سَبْعَ سَنَابِلَ فِي كُلِّ سُنبُلَةٍ مِّئَةُ حَبَّةٍ وَاللّهُ يُضَاعِفُ لِمَن يَشَاء وَاللّهُ وَاسِعٌ عَلِيمٌ ﴿٢٦١﴾
2/Al-Baqarah-261: Mathalu allatheena yunfiqoona amwalahum fee sabeeli Allahi kamathali habbatin anbatat sabAAa sanabila fee kulli sunbulatin mi-atu habbatin waAllahu yudaAAifu liman yashao waAllahu wasiAAun AAaleemun
De gelijkenis van degenen die op de Weg van Allah uitgeven is als de gelijkenis van een graankorrel, (die) zeven aren voortbrengt, in iedere aar honderd korrels, en Allah vermenigvuldigt voor wie Hij wil. En Allah is Alomvattend, Alwetend. (261)
الَّذِينَ يُنفِقُونَ أَمْوَالَهُمْ فِي سَبِيلِ اللّهِ ثُمَّ لاَ يُتْبِعُونَ مَا أَنفَقُواُ مَنًّا وَلاَ أَذًى لَّهُمْ أَجْرُهُمْ عِندَ رَبِّهِمْ وَلاَ خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلاَ هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٢٦٢﴾
2/Al-Baqarah-262: Allatheena yunfiqoona amwalahum fee sabeeli Allahi thumma la yutbiAAoona ma anfaqoo mannan wala athan lahum ajruhum AAinda rabbihim wala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona
Degenen die hun eigendommen op de Weg van Allah uitgeven en dan bun vrijgevigheid noch met opscheppen, noch met kwetsen laten volgen, voor hen is hun beloning bij him Heer, er is voor hen geen angst en zij zullen niet treuren. (262)
قَوْلٌ مَّعْرُوفٌ وَمَغْفِرَةٌ خَيْرٌ مِّن صَدَقَةٍ يَتْبَعُهَآ أَذًى وَاللّهُ غَنِيٌّ حَلِيمٌ ﴿٢٦٣﴾
2/Al-Baqarah-263: Qawlun maAAroofun wamaghfiratun khayrun min sadaqatin yatbaAAuha athan waAllahu ghaniyyun haleemun
(Het uitspreken van,) vriendelijke woorden en vergeving is beter dan een liefdadigheid die door kwetsing gevolgd wordt. En Allah is Behoefteloos, Zachtmoedig. (263)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تُبْطِلُواْ صَدَقَاتِكُم بِالْمَنِّ وَالأذَى كَالَّذِي يُنفِقُ مَالَهُ رِئَاء النَّاسِ وَلاَ يُؤْمِنُ بِاللّهِ وَالْيَوْمِ الآخِرِ فَمَثَلُهُ كَمَثَلِ صَفْوَانٍ عَلَيْهِ تُرَابٌ فَأَصَابَهُ وَابِلٌ فَتَرَكَهُ صَلْدًا لاَّ يَقْدِرُونَ عَلَى شَيْءٍ مِّمَّا كَسَبُواْ وَاللّهُ لاَ يَهْدِي الْقَوْمَ الْكَافِرِينَ ﴿٢٦٤﴾
2/Al-Baqarah-264: Ya ayyuha allatheena amanoo la tubtiloo sadaqatikum bialmanni waal-atha kaallathee yunfiqu malahu ri-aa alnnasi wala yu/minu biAllahi waalyawmi al-akhiri famathaluhu kamathali safwanin AAalayhi turabun faasabahu wabilun fatarakahu saldan la yaqdiroona AAa
O jullie die geloven: maakt jullie liefdadigheid noch ongeldig door opscheppen, noch door kwetsen, zoals degene die, van zijn eigendom geeft om op te vallen bij de mensen, en (die) niet in Allah en de Laatste Dag gelooft. En de gelijkenis met hem is als met een gladde rots, bedekt met aarde, waarop zware regen valt die haar kaal achterlaat: zij verdienen niets voor wat zij gedaan hebben. En Allah leidt het ongelovige volk niet. (264)
وَمَثَلُ الَّذِينَ يُنفِقُونَ أَمْوَالَهُمُ ابْتِغَاء مَرْضَاتِ اللّهِ وَتَثْبِيتًا مِّنْ أَنفُسِهِمْ كَمَثَلِ جَنَّةٍ بِرَبْوَةٍ أَصَابَهَا وَابِلٌ فَآتَتْ أُكُلَهَا ضِعْفَيْنِ فَإِن لَّمْ يُصِبْهَا وَابِلٌ فَطَلٌّ وَاللّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ ﴿٢٦٥﴾
2/Al-Baqarah-265: Wamathalu allatheena yunfiqoona amwalahumu ibtighaa mardati Allahi watathbeetan min anfusihim kamathali jannatin birabwatin asabaha wabilun faatat okulaha diAAfayni fa-in lam yusibha wabilun fatallun waAllahu bima taAAmaloona baseerun
En de gelijkenis van degenen die van hun eigendommen besteden omwille van het welbehagen van Allah en de versterking van hun ziel, is als met een tuin op een hoge en vruchtbare plaats waar zware regen op valt en (die) dan dubbel vrucht draagt. En als er geen zware regen valt, dan is lichte dauw (voldoende). En Allah is Alziende ever wat jullie doen. (265)
أَيَوَدُّ أَحَدُكُمْ أَن تَكُونَ لَهُ جَنَّةٌ مِّن نَّخِيلٍ وَأَعْنَابٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الأَنْهَارُ لَهُ فِيهَا مِن كُلِّ الثَّمَرَاتِ وَأَصَابَهُ الْكِبَرُ وَلَهُ ذُرِّيَّةٌ ضُعَفَاء فَأَصَابَهَا إِعْصَارٌ فِيهِ نَارٌ فَاحْتَرَقَتْ كَذَلِكَ يُبَيِّنُ اللّهُ لَكُمُ الآيَاتِ لَعَلَّكُمْ تَتَفَكَّرُونَ ﴿٢٦٦﴾
2/Al-Baqarah-266: Ayawaddu ahadukum an takoona lahu jannatun min nakheelin waaAAnabin tajree min tahtiha al-anharu lahu feeha min kulli alththamarati waasabahu alkibaru walahu thurriyyatun duAAafao faasabaha iAAsarun feehi narun faihtaraqat kathalika yubayyinu Allahu lakum
Wenst een van jullie een tuin met dadelpalmen en druivenranken waar de rivieren onderdoor stromen en waarin alle (soorten) fruit zijn, en de ouderdom treft hem terwijl zijn kinderen nog zwak zijn en zij (de tuin) wordt getroffen door een orkaan met vuur erin, zodat (deze) verbrandt? Zo maakt Allah aan jullie de Tekenen duidelijk. Hopelijk zullen jullie nadenken. (266)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ أَنفِقُواْ مِن طَيِّبَاتِ مَا كَسَبْتُمْ وَمِمَّا أَخْرَجْنَا لَكُم مِّنَ الأَرْضِ وَلاَ تَيَمَّمُواْ الْخَبِيثَ مِنْهُ تُنفِقُونَ وَلَسْتُم بِآخِذِيهِ إِلاَّ أَن تُغْمِضُواْ فِيهِ وَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ غَنِيٌّ حَمِيدٌ ﴿٢٦٧﴾
2/Al-Baqarah-267: Ya ayyuha allatheena amanoo anfiqoo min tayyibati ma kasabtum wamimma akhrajna lakum mina al-ardi wala tayammamoo alkhabeetha minhu tunfiqoona walastum bi-akhitheehi illa an tughmidoo feehi waiAAlamoo anna Allaha ghaniyyun hameedun
O jullie die geloven: geeft van de goede dingen die jullie verworven hebben en (van wat) Wij voor jullie uit de aarde hebben voortgebracht en kiest niet van het slechte ervan om te geven, waarvan jullie slechts met gesloten ogen zouden nemen. En weet dat Allah Behoefteloos, Prijzenswaardig is. (267)
الشَّيْطَانُ يَعِدُكُمُ الْفَقْرَ وَيَأْمُرُكُم بِالْفَحْشَاء وَاللّهُ يَعِدُكُم مَّغْفِرَةً مِّنْهُ وَفَضْلاً وَاللّهُ وَاسِعٌ عَلِيمٌ ﴿٢٦٨﴾
2/Al-Baqarah-268: Alshshaytanu yaAAidukumu alfaqra waya/murukum bialfahsha-i waAllahu yaAAidukum maghfiratan minhu wafadlan waAllahu wasiAAun AAaleemun
De Satan dreigt jullie met armoede en beveelt jullie gierigheid en Allah belooft jullie vergeving van Hem en gunst. En Allah is Alomvattend, Alwetend. (268)
يُؤتِي الْحِكْمَةَ مَن يَشَاء وَمَن يُؤْتَ الْحِكْمَةَ فَقَدْ أُوتِيَ خَيْرًا كَثِيرًا وَمَا يَذَّكَّرُ إِلاَّ أُوْلُواْ الأَلْبَابِ ﴿٢٦٩﴾
2/Al-Baqarah-269: Yu/tee alhikmata man yashao waman yu/ta alhikmata faqad ootiya khayran katheeran wama yaththakkaru illa oloo al-albabi
Hij (Allah) geeft de Wijsheid aan wie Hij wijl en wie de Wijsheid geschonken wordt: aan hem wordt inderdaad veel goeds gegeven. En niemand laat zich vermanen dan de bezitters van verstand. (269)
وَمَا أَنفَقْتُم مِّن نَّفَقَةٍ أَوْ نَذَرْتُم مِّن نَّذْرٍ فَإِنَّ اللّهَ يَعْلَمُهُ وَمَا لِلظَّالِمِينَ مِنْ أَنصَارٍ ﴿٢٧٠﴾
2/Al-Baqarah-270: Wama anfaqtum min nafaqatin aw nathartum min nathrin fa-inna Allaha yaAAlamuhu wama lilththalimeena min ansarin
En wat jullie ook in liefdadigheid uitgeven en welke eed jullie ook afleggen: voorwaar, Allah weet man en de onrechtplegers hebben geen helpers. (270)
إِن تُبْدُواْ الصَّدَقَاتِ فَنِعِمَّا هِيَ وَإِن تُخْفُوهَا وَتُؤْتُوهَا الْفُقَرَاء فَهُوَ خَيْرٌ لُّكُمْ وَيُكَفِّرُ عَنكُم مِّن سَيِّئَاتِكُمْ وَاللّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرٌ ﴿٢٧١﴾
2/Al-Baqarah-271: In tubdoo alssadaqati faniAAimma hiya wa-in tukhfooha watu/tooha alfuqaraa fahuwa khayrun lakum wayukaffiru AAankum min sayyi-atikum waAllahu bima taAAmaloona khabeerun
Als jullie de liefdadigheid openlijk geven, dan is dat best, en als jullie haar heimelijk aan de armen geven is dat beter voor jullie en het wist jullie zonden uit. En Allah is Alwetend over wat jullie doen. (271)
لَّيْسَ عَلَيْكَ هُدَاهُمْ وَلَكِنَّ اللّهَ يَهْدِي مَن يَشَاء وَمَا تُنفِقُواْ مِنْ خَيْرٍ فَلأنفُسِكُمْ وَمَا تُنفِقُونَ إِلاَّ ابْتِغَاء وَجْهِ اللّهِ وَمَا تُنفِقُواْ مِنْ خَيْرٍ يُوَفَّ إِلَيْكُمْ وَأَنتُمْ لاَ تُظْلَمُونَ ﴿٢٧٢﴾
2/Al-Baqarah-272: Laysa AAalayka hudahum walakinna Allaha yahdee man yashao wama tunfiqoo min khayrin fali-anfusikum wama tunfiqoona illa ibtighaa wajhi Allahi wama tunfiqoo min khayrin yuwaffa ilaykum waantum la tuthlamoona
Het is niet aan jou hen te leiden, maar Allah leidt wie Hij wil, en wat jullie aan goeds geven is voor jullie zelf. En jullie geven slechts liefdadigheid omwille van het welbehagen van Allah. En wat jullie ook van het goede geven zal jullie beloond worden en jullie zullen niet onrechtvaardig behandelt worden. (272)
لِلْفُقَرَاء الَّذِينَ أُحصِرُواْ فِي سَبِيلِ اللّهِ لاَ يَسْتَطِيعُونَ ضَرْبًا فِي الأَرْضِ يَحْسَبُهُمُ الْجَاهِلُ أَغْنِيَاء مِنَ التَّعَفُّفِ تَعْرِفُهُم بِسِيمَاهُمْ لاَ يَسْأَلُونَ النَّاسَ إِلْحَافًا وَمَا تُنفِقُواْ مِنْ خَيْرٍ فَإِنَّ اللّهَ بِهِ عَلِيمٌ ﴿٢٧٣﴾
2/Al-Baqarah-273: Lilfuqara-i allatheena ohsiroo fee sabeeli Allahi la yastateeAAoona darban fee al-ardi yahsabuhumu aljahilu aghniyaa mina alttaAAaffufi taAArifuhum biseemahum la yas-aloona alnnasa ilhafan wama tunfiqoo min khayrin fa-inna Allaha bihi AAaleemun
(De liefdadigheid is) voor de armen die, op de Weg van Allah, weerhouden zijn (te werken), zij zijn niet in staat op deze aarde te reizen (om te werken). Door hun bescheidenheid vermoedt de onwetende dat zij rijk zijn, je herkent hen aan hun tekens: zij vragen niet van de mensen op opdringerige wijze. En wat jullie ook van het goede uitgeven, voorwaar, Allah weet ervan. (273)
الَّذِينَ يُنفِقُونَ أَمْوَالَهُم بِاللَّيْلِ وَالنَّهَارِ سِرًّا وَعَلاَنِيَةً فَلَهُمْ أَجْرُهُمْ عِندَ رَبِّهِمْ وَلاَ خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلاَ هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٢٧٤﴾
2/Al-Baqarah-274: Allatheena yunfiqoona amwalahum biallayli waalnnahari sirran waAAalaniyatan falahum ajruhum AAinda rabbihim wala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona
En degenen die 's nachts en overdag van hun eigendommen uitgeven, heimlijk en openlijk, voor hen is hun beloning bij hun Heer, en voor hen zal er geen vrees zijn en zij zullen treuren. (274)
الَّذِينَ يَأْكُلُونَ الرِّبَا لاَ يَقُومُونَ إِلاَّ كَمَا يَقُومُ الَّذِي يَتَخَبَّطُهُ الشَّيْطَانُ مِنَ الْمَسِّ ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ قَالُواْ إِنَّمَا الْبَيْعُ مِثْلُ الرِّبَا وَأَحَلَّ اللّهُ الْبَيْعَ وَحَرَّمَ الرِّبَا فَمَن جَاءهُ مَوْعِظَةٌ مِّن رَّبِّهِ فَانتَهَىَ فَلَهُ مَا سَلَفَ وَأَمْرُهُ إِلَى اللّهِ وَمَنْ عَادَ فَأُوْلَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿٢٧٥﴾
2/Al-Baqarah-275: Allatheena ya/kuloona alrriba la yaqoomoona illa kama yaqoomu allathee yatakhabbatuhu alshshaytanu mina almassi thalika bi-annahum qaloo innama albayAAu mithlu alrriba waahalla Allahu albayAAa waharrama alrriba faman jaahu mawAAithatun min rabbihi faintah
Degenen die van de rente eten zullen niet anders opstaan als degene die opstaat en door de Satan tot bezetenheid is geslagen. Dat is omdat zij zeggen: "De handel is te vergelijken met rente." Maar Allah heeft de handel toegestaan en de rente verboden. En wie nad it de vermaning van zijn Heer tot hem is gekomen stopt: voor hem is wat hij al heeft, zijn zaak is aan Allah, maar wie het herhaalt: zij zijn de bewoners van de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden. (275)
يَمْحَقُ اللّهُ الْرِّبَا وَيُرْبِي الصَّدَقَاتِ وَاللّهُ لاَ يُحِبُّ كُلَّ كَفَّارٍ أَثِيمٍ ﴿٢٧٦﴾
2/Al-Baqarah-276: Yamhaqu Allahu alrriba wayurbee alssadaqati waAllahu la yuhibbu kulla kaffarin atheemin
Allah zal de rente al zijn zegeningen ontnemen en Hij zal (de zegeningen) an de liefdadigheid vermeerderen en Hij houdt van geen enkele ondankbare zondaar. (276)
إِنَّ الَّذِينَ آمَنُواْ وَعَمِلُواْ الصَّالِحَاتِ وَأَقَامُواْ الصَّلاَةَ وَآتَوُاْ الزَّكَاةَ لَهُمْ أَجْرُهُمْ عِندَ رَبِّهِمْ وَلاَ خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلاَ هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٢٧٧﴾
2/Al-Baqarah-277: Inna allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati waaqamoo alssalata waatawoo alzzakata lahum ajruhum AAinda rabbihim wala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona
Voorwaar, degenen die geloven en goede daden verrichten en de shalât onderhouden en de zakât geven, voor hen zal de beloning bij hun Heer zijn. En zij zullen niet angstig zijn en zij zullen niet treuren. (277)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ اتَّقُواْ اللّهَ وَذَرُواْ مَا بَقِيَ مِنَ الرِّبَا إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿٢٧٨﴾
2/Al-Baqarah-278: Ya ayyuha allatheena amanoo ittaqoo Allaha watharoo ma baqiya mina alrriba in kuntum mu/mineena
O jullie die geloven, vreest Allah en geeft op wat er van (vragen) van rente overblijft, als jullie gelovigen zijn. (278)
فَإِن لَّمْ تَفْعَلُواْ فَأْذَنُواْ بِحَرْبٍ مِّنَ اللّهِ وَرَسُولِهِ وَإِن تُبْتُمْ فَلَكُمْ رُؤُوسُ أَمْوَالِكُمْ لاَ تَظْلِمُونَ وَلاَ تُظْلَمُونَ ﴿٢٧٩﴾
2/Al-Baqarah-279: Fa-in lam tafAAaloo fa/thanoo biharbin mina Allahi warasoolihi wa-in tubtum falakum ruoosu amwalikum la tathlimoona wala tuthlamoona
En wanneer jullie (dit) niet doen: weest op de hoogte van de oorlog van Allah en Zijn Boodschapper. Maar als jullie berouwvol zijn: dan blijft het oorspronkelijke bezit voor jullie. Jullie plegen (dan) geen onrechtvaardigheid en jullie worden niet onrechtvaardig behandeld. (279)
وَإِن كَانَ ذُو عُسْرَةٍ فَنَظِرَةٌ إِلَى مَيْسَرَةٍ وَأَن تَصَدَّقُواْ خَيْرٌ لَّكُمْ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٢٨٠﴾
2/Al-Baqarah-280: Wa-in kana thoo AAusratin fanathiratun ila maysaratin waan tasaddaqoo khayrun lakum in kuntum taAAlamoona
En wanneer degene die schuldig is in moeilijkheden verkeert, geeft dan uitsel tot een makkelijker tijd (voor hem), en wanneer jullie het (verschuldigde) als liefdadigheid beschouwen is dat beter voor jullie, als jullie het weten. (280)
وَاتَّقُواْ يَوْمًا تُرْجَعُونَ فِيهِ إِلَى اللّهِ ثُمَّ تُوَفَّى كُلُّ نَفْسٍ مَّا كَسَبَتْ وَهُمْ لاَ يُظْلَمُونَ ﴿٢٨١﴾
2/Al-Baqarah-281: Waittaqoo yawman turjaAAoona feehi ila Allahi thumma tuwaffa kullu nafsin ma kasabat wahum la yuthlamoona
En vreest de Dag waarop jullie tot Allah teruggevoerd zullen worden: dan zal iedere ziel beloond worden voor wat zij verdiend heeft, en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden. (281)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ إِذَا تَدَايَنتُم بِدَيْنٍ إِلَى أَجَلٍ مُّسَمًّى فَاكْتُبُوهُ وَلْيَكْتُب بَّيْنَكُمْ كَاتِبٌ بِالْعَدْلِ وَلاَ يَأْبَ كَاتِبٌ أَنْ يَكْتُبَ كَمَا عَلَّمَهُ اللّهُ فَلْيَكْتُبْ وَلْيُمْلِلِ الَّذِي عَلَيْهِ الْحَقُّ وَلْيَتَّقِ اللّهَ رَبَّهُ وَلاَ يَبْخَسْ مِنْهُ شَيْئًا فَإن كَانَ الَّذِي عَلَيْهِ الْحَقُّ سَفِيهًا أَوْ ضَعِيفًا أَوْ لاَ يَسْتَطِيعُ أَن يُمِلَّ هُوَ فَلْيُمْلِلْ وَلِيُّهُ بِالْعَدْلِ وَاسْتَشْهِدُواْ شَهِيدَيْنِ من رِّجَالِكُمْ فَإِن لَّمْ يَكُونَا رَجُلَيْنِ فَرَجُلٌ وَامْرَأَتَانِ مِمَّن تَرْضَوْنَ مِنَ الشُّهَدَاء أَن تَضِلَّ إْحْدَاهُمَا فَتُذَكِّرَ إِحْدَاهُمَا الأُخْرَى وَلاَ يَأْبَ الشُّهَدَاء إِذَا مَا دُعُواْ وَلاَ تَسْأَمُوْاْ أَن تَكْتُبُوْهُ صَغِيرًا أَو كَبِيرًا إِلَى أَجَلِهِ ذَلِكُمْ أَقْسَطُ عِندَ اللّهِ وَأَقْومُ لِلشَّهَادَةِ وَأَدْنَى أَلاَّ تَرْتَابُواْ إِلاَّ أَن تَكُونَ تِجَارَةً حَاضِرَةً تُدِيرُونَهَا بَيْنَكُمْ فَلَيْسَ عَلَيْكُمْ جُنَاحٌ أَلاَّ تَكْتُبُوهَا وَأَشْهِدُوْاْ إِذَا تَبَايَعْتُمْ وَلاَ يُضَآرَّ كَاتِبٌ وَلاَ شَهِيدٌ وَإِن تَفْعَلُواْ فَإِنَّهُ فُسُوقٌ بِكُمْ وَاتَّقُواْ اللّهَ وَيُعَلِّمُكُمُ اللّهُ وَاللّهُ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ ﴿٢٨٢﴾
2/Al-Baqarah-282: Ya ayyuha allatheena amanoo itha tadayantum bidaynin ila ajalin musamman faoktuboohu walyaktub baynakum katibun bialAAadli wala ya/ba katibun an yaktuba kama AAallamahu Allahu falyaktub walyumlili allathee AAalayhi alhaqqu walyattaqi Allaha rabbahu wala y
O jullie die geloven, wanneer jullie een lening afsluiten tot een vastgestelde tijd, legt deze dan schriftelijk vast, en laat een schrijver van onder jullie op rechtvaardige wijze schrijven en laat de schrijver niet weigeren te schriijven zoals Allah hem onderwees. Laat hem dus schrijven en laat degene die de schuld aangaat dicteren en laat hem Allah zijn heer vrezen en laat hem niets (van wat hij schuldig is) in mindering brengen. En in het geval dat degene die de schuld aangaat dwaas of zwak is, of niet in staat om zelf te dicteren, laat dan zijn verzorger waarheidsgetrouw dicteren. En laat twee getuigen van onder jullie mannen getuigen, en als er niet twee mannen zijn, dan een man en twee vrouwen die jullie als getuigen goedkeuren, zodat als één van hen zich vergist, de andere haar kan verbeteren. En laat de getuigen niet weigeren wanneer zij opgeroepen worden. Veronachtzaamt niet het op te schrijven, klein of groot, tot zijn vastgestelde tijd, dat is rechtvaardiger bij Allah, en oprechter als bewijs en (het) vermindert de twijfels. Behalve wanneer het een contante transactie betreft die jullie met elkaar regelen, er treft jullie dan geen verwijt wanneer jullie het niet opscrijven. Maar neemt getulgen wanneer jullie handel drijven. Laat noch de schrijver, noch de getuige benadeeld worden, wanneer jullie het (toch) doen: dan zou dat een zware zonde van jullie zijn. En vreest Allah, en het is Allah Die jullie onderwijst, en Allah is Alwatende over alle zaken. (282)
وَإِن كُنتُمْ عَلَى سَفَرٍ وَلَمْ تَجِدُواْ كَاتِبًا فَرِهَانٌ مَّقْبُوضَةٌ فَإِنْ أَمِنَ بَعْضُكُم بَعْضًا فَلْيُؤَدِّ الَّذِي اؤْتُمِنَ أَمَانَتَهُ وَلْيَتَّقِ اللّهَ رَبَّهُ وَلاَ تَكْتُمُواْ الشَّهَادَةَ وَمَن يَكْتُمْهَا فَإِنَّهُ آثِمٌ قَلْبُهُ وَاللّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ عَلِيمٌ ﴿٢٨٣﴾
2/Al-Baqarah-283: Wa-in kuntum AAala safarin walam tajidoo katiban farihanun maqboodatun fa-in amina baAAdukum baAAdan falyu-addi allathee i/tumina amanatahu walyattaqi Allaha rabbahu wala taktumoo alshshahadata waman yaktumha fa-innahu athimun qalbuhu waAllahu bima taAAma
En wanneer jullie op reis zijn, en jullie junnen geen schrijver vinden, dan kan een plechtige belofte met onderpand (hetzelfde doel dienen). En als jullie elkaar iets toevertrouwen, laat dan degene die iets toevertrouwd is, dit vertrouwen waard zijn en laat hem Allah zijn Heer vrezen. En verbergt geen bewijs. En wie het verbergt: voorwaar, zijn hart wordt zondig. En Allah is Alwetend over wat jullie doen. (283)
لِّلَّهِ ما فِي السَّمَاواتِ وَمَا فِي الأَرْضِ وَإِن تُبْدُواْ مَا فِي أَنفُسِكُمْ أَوْ تُخْفُوهُ يُحَاسِبْكُم بِهِ اللّهُ فَيَغْفِرُ لِمَن يَشَاء وَيُعَذِّبُ مَن يَشَاء وَاللّهُ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿٢٨٤﴾
2/Al-Baqarah-284: Lillahi ma fee alssamawati wama fee al-ardi wa-in tubdoo ma fee anfusikum aw tukhfoohu yuhasibkum bihi Allahu fayaghfiru liman yashao wayuAAaththibu man yashao waAllahu AAala kulli shay-in qadeerun
Aan Allah behoort alles wat er in de hemelen en op de aarde is, en of jullie nu openlijk laten blijken wat er in jullie zielen is, of jullie verbergen het: Allah zal jullie ervoor de rekening opmaken, en Hij vergeeft wie Hij wil, en Hij bestraft wie Hij wil, en Allah is Almachtig over alle zaken. (284)
آمَنَ الرَّسُولُ بِمَا أُنزِلَ إِلَيْهِ مِن رَّبِّهِ وَالْمُؤْمِنُونَ كُلٌّ آمَنَ بِاللّهِ وَمَلآئِكَتِهِ وَكُتُبِهِ وَرُسُلِهِ لاَ نُفَرِّقُ بَيْنَ أَحَدٍ مِّن رُّسُلِهِ وَقَالُواْ سَمِعْنَا وَأَطَعْنَا غُفْرَانَكَ رَبَّنَا وَإِلَيْكَ الْمَصِيرُ ﴿٢٨٥﴾
2/Al-Baqarah-285: Amana alrrasoolu bima onzila ilayhi min rabbihi waalmu/minoona kullun amana biAllahi wamala-ikatihi wakutubihi warusulihi la nufarriqu bayna ahadin min rusulihi waqaloo samiAAna waataAAna ghufranaka rabbana wa-ilayka almaseeru
De Boodschapper gelooft in wat hem van zijn Heer is geopenbaard, en (ook) de gelovigen, allen geloven in Allah, en Zijn Engelen en Zijn Boeken en Zijn Boodschappers. Wij maken geen onderscheid tussen Zijn Boodschappers. Zij zeiden: "Wij luisteren en wij gehoorzamen, vergeef ons, onze heer, en tot U is de terugkeer." (285)
لاَ يُكَلِّفُ اللّهُ نَفْسًا إِلاَّ وُسْعَهَا لَهَا مَا كَسَبَتْ وَعَلَيْهَا مَا اكْتَسَبَتْ رَبَّنَا لاَ تُؤَاخِذْنَا إِن نَّسِينَا أَوْ أَخْطَأْنَا رَبَّنَا وَلاَ تَحْمِلْ عَلَيْنَا إِصْرًا كَمَا حَمَلْتَهُ عَلَى الَّذِينَ مِن قَبْلِنَا رَبَّنَا وَلاَ تُحَمِّلْنَا مَا لاَ طَاقَةَ لَنَا بِهِ وَاعْفُ عَنَّا وَاغْفِرْ لَنَا وَارْحَمْنَآ أَنتَ مَوْلاَنَا فَانصُرْنَا عَلَى الْقَوْمِ الْكَافِرِينَ ﴿٢٨٦﴾
2/Al-Baqarah-286: La yukallifu Allahu nafsan illa wusAAaha laha ma kasabat waAAalayha ma iktasabat rabbana la tu-akhithna in naseena aw akhta/na rabbana wala tahmil AAalayna isran kama hamaltahu AAala allatheena min qablina rabbana wala tuhammilna ma la taqata lana bihi wa
Allah belast niemand dan volgens zijn vermogen. Voor hem is hetgeen (de beloning) dat hij doet en voor hem is hetgeen (de bestraffing) wat hij doet. (Zeg:) "Onze Heer, bestraf ons niet als wij vergeten of als wij fouten maken. Onze Heer, belast ons niet zoals U degenen vóór ons belast heeft. Onze Heer belast ons niet met wat wij niet kunnen dragen en scheld ons kwijt en vergeef ons en wees ons genadig. U bent onze Meester en help ons tegen het ongelovige volk." (286)