Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٣٠ / صفحة ٥٩٢

Koran, Pagina 592 (Djuz' 30) recitatie door Abu Bakr al Shatri

vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
بَلْ تُؤْثِرُونَ الْحَيَاةَ الدُّنْيَا ﴿١٦﴾
وَالْآخِرَةُ خَيْرٌ وَأَبْقَى ﴿١٧﴾
إِنَّ هَذَا لَفِي الصُّحُفِ الْأُولَى ﴿١٨﴾
صُحُفِ إِبْرَاهِيمَ وَمُوسَى ﴿١٩﴾

سورة الغاشـيـة

هَلْ أَتَاكَ حَدِيثُ الْغَاشِيَةِ ﴿١﴾
وُجُوهٌ يَوْمَئِذٍ خَاشِعَةٌ ﴿٢﴾
عَامِلَةٌ نَّاصِبَةٌ ﴿٣﴾
تَصْلَى نَارًا حَامِيَةً ﴿٤﴾
تُسْقَى مِنْ عَيْنٍ آنِيَةٍ ﴿٥﴾
لَّيْسَ لَهُمْ طَعَامٌ إِلَّا مِن ضَرِيعٍ ﴿٦﴾
لَا يُسْمِنُ وَلَا يُغْنِي مِن جُوعٍ ﴿٧﴾
وُجُوهٌ يَوْمَئِذٍ نَّاعِمَةٌ ﴿٨﴾
لِسَعْيِهَا رَاضِيَةٌ ﴿٩﴾
فِي جَنَّةٍ عَالِيَةٍ ﴿١٠﴾
لَّا تَسْمَعُ فِيهَا لَاغِيَةً ﴿١١﴾
فِيهَا عَيْنٌ جَارِيَةٌ ﴿١٢﴾
فِيهَا سُرُرٌ مَّرْفُوعَةٌ ﴿١٣﴾
وَأَكْوَابٌ مَّوْضُوعَةٌ ﴿١٤﴾
وَنَمَارِقُ مَصْفُوفَةٌ ﴿١٥﴾
وَزَرَابِيُّ مَبْثُوثَةٌ ﴿١٦﴾
أَفَلَا يَنظُرُونَ إِلَى الْإِبِلِ كَيْفَ خُلِقَتْ ﴿١٧﴾
وَإِلَى السَّمَاء كَيْفَ رُفِعَتْ ﴿١٨﴾
وَإِلَى الْجِبَالِ كَيْفَ نُصِبَتْ ﴿١٩﴾
وَإِلَى الْأَرْضِ كَيْفَ سُطِحَتْ ﴿٢٠﴾
فَذَكِّرْ إِنَّمَا أَنتَ مُذَكِّرٌ ﴿٢١﴾
لَّسْتَ عَلَيْهِم بِمُصَيْطِرٍ ﴿٢٢﴾
إِلَّا مَن تَوَلَّى وَكَفَرَ ﴿٢٣﴾
فَيُعَذِّبُهُ اللَّهُ الْعَذَابَ الْأَكْبَرَ ﴿٢٤﴾
إِنَّ إِلَيْنَا إِيَابَهُمْ ﴿٢٥﴾
ثُمَّ إِنَّ عَلَيْنَا حِسَابَهُمْ ﴿٢٦﴾
٥٩٢
87/Al-A'la-16: Bal tu/thiroona alhayata alddunya
Jullie geven immers voorrang aan het wereldse leven. (16)
87/Al-A'la-17: Waal-akhiratu khayrun waabqa
Terwijl het Hiernamaals beter en blijvender is. (17)
87/Al-A'la-18: Inna hatha lafee alssuhufi al-oola
Voorwaar, dit staat zeker in de vroegere bladen. (18)
87/Al-A'la-19: Suhufi ibraheema wamoosa
De bladen van Ibrâhîm en Môesa. (19)

Soera Al-Ghashiyah

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

88/Al-Ghashiyah-1: Hal ataka hadeethu alghashiyati
Heeft het bericht over de Opstanding jou bereikt? (1)
88/Al-Ghashiyah-2: Wujoohun yawma-ithin khashiAAatun
Er zijn gezichten die op die Dag angstig zijn. (2)
88/Al-Ghashiyah-3: AAamilatun nasibatun
Werkend en zwoegend. (3)
88/Al-Ghashiyah-4: Tasla naran hamiyatan
Die de brandende Hel binnengaan. (4)
88/Al-Ghashiyah-5: Tusqa min AAaynin aniyatin
Hen wordt te drinken gegeven uit een kokende bron. (5)
88/Al-Ghashiyah-6: Laysa lahum taAAamun illa min dareeAAin.
Er is voor hen geen ander voedsel dan van doornen. (6)
88/Al-Ghashiyah-7: La yusminu wala yughnee min jooAAin
Dat niet dik maakt en de honger niet stilt. (7)
88/Al-Ghashiyah-8: Wujoohun yawma-ithin naAAimatun
Er zijn gezichten die op die Dag verheugd zijn. (8)
88/Al-Ghashiyah-9: LisaAAyiha radiyatun
Over hun streven voldaan. (9)
88/Al-Ghashiyah-10: Fee jannatin AAaliyatin
In een hooggelegen Paradijs. (10)
88/Al-Ghashiyah-11: La tasmaAAu feeha laghiyatan
Jij hoort daarin geen zinloos gepraat. (11)
88/Al-Ghashiyah-12: Feeha AAaynun jariyatun
Daarin is een stromende bron. (12)
88/Al-Ghashiyah-13: Feeha sururun marfooAAatun
Daarin zijn verhoogde rustbanken. (13)
88/Al-Ghashiyah-14: Waakwabun mawdooAAatun
En gereedgezette bekers. (14)
88/Al-Ghashiyah-15: Wanamariqu masfoofatun
En in rijen gezetten kussens. (15)
88/Al-Ghashiyah-16: Wazarabiyyu mabthoothatun
En uitgerolde tapijten. (16)
88/Al-Ghashiyah-17: Afala yanthuroona ila al-ibili kayfa khuliqat.
Kijken zij dan niet naar hoe de kamelen zijn geschapen? (17)
88/Al-Ghashiyah-18: Wa-ila alssama-i kayfa rufiAAat.
En naar hoe de hemel opgeheven is? (18)
88/Al-Ghashiyah-19: Wa-ila aljibali kayfa nusibat
En naar hoe de bergen stevig gegrondvest zijn? (19)
88/Al-Ghashiyah-20: Wa-ila al-ardi kayfa sutihat
En naar hoe de aarde uitgespreid is? (20)
88/Al-Ghashiyah-21: Fa thakkir innama anta muthakkirun.
Waarschuw daarom: voorwaar, jij (O Mohammed) bent slechts een waarschuwer. (21)
88/Al-Ghashiyah-22: Lasta AAalayhim bimusaytirin
Jij bent over hen geen heerser. (22)
88/Al-Ghashiyah-23: Illa man tawalla wakafara
Maar degene die zich afwendt en ongelovig is. (23)
88/Al-Ghashiyah-24: FayuAAaththibuhu Allahu alAAathaba al-akbara
Allah straft hem met de grootste bestraffing. (24)
88/Al-Ghashiyah-25: Inna ilayna iyabahum
Voorwaar, tot Ons is hun terugkeer. (25)
88/Al-Ghashiyah-26: Thumma inna AAalayna hisabahum
En voorwaar: aan Ons is hun afrekening. (26)
592