Nederlands [Veranderen]

An-Nazi'at 1-46, Soera Zij die (de ziel) wegrukken (Engelen) (79/An-Nazi'at)

Soera An-Nazi'at - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera An-Nazi'at - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera An-Nazi'at - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الـنازعات

Soera An-Nazi'at

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

وَالنَّازِعَاتِ غَرْقًا ﴿١﴾
79/An-Nazi'at-1: WaalnnaziAAati gharqan
Bij de hard uitrukkenden. (1)
وَالنَّاشِطَاتِ نَشْطًا ﴿٢﴾
79/An-Nazi'at-2: Waalnnashitati nashtan
Bij de zacht uittrekkenden. (2)
وَالسَّابِحَاتِ سَبْحًا ﴿٣﴾
79/An-Nazi'at-3: Waalssabihati sabhan
Bij de snel uitvoerenden. (3)
فَالسَّابِقَاتِ سَبْقًا ﴿٤﴾
79/An-Nazi'at-4: Faalssabiqati sabqan
De snel voorbijstrevenden. (4)
فَالْمُدَبِّرَاتِ أَمْرًا ﴿٥﴾
79/An-Nazi'at-5: Faalmudabbirati amran
De uitvoerenden van een bevel. (5)
يَوْمَ تَرْجُفُ الرَّاجِفَةُ ﴿٦﴾
79/An-Nazi'at-6: Yawma tarjufu alrrajifatu
Op de Dag waarop de bevende doet beven. (6)
تَتْبَعُهَا الرَّادِفَةُ ﴿٧﴾
79/An-Nazi'at-7: TatbaAAuha alrradifatu
Zal deze gevolgd worden door de (tweede) beving. (7)
قُلُوبٌ يَوْمَئِذٍ وَاجِفَةٌ ﴿٨﴾
79/An-Nazi'at-8: Quloobun yawma-ithin wajifatun
De harten zullen op die Dag bonzen. (8)
أَبْصَارُهَا خَاشِعَةٌ ﴿٩﴾
79/An-Nazi'at-9: Absaruha khashiAAatun
Hun ogen zullen angstig teneergeslagen zijn. (9)
يَقُولُونَ أَئِنَّا لَمَرْدُودُونَ فِي الْحَافِرَةِ ﴿١٠﴾
79/An-Nazi'at-10: Yaqooloona a-inna lamardoodoona fee alhafirati
Zij zeggen: "Zullen wij zeker worden teruggebracht in de vorige staat? (10)
أَئِذَا كُنَّا عِظَامًا نَّخِرَةً ﴿١١﴾
79/An-Nazi'at-11: A-itha kunna AAithaman nakhiratan
Als wij vergruisde beenderen zijn geworden?" (11)
قَالُوا تِلْكَ إِذًا كَرَّةٌ خَاسِرَةٌ ﴿١٢﴾
79/An-Nazi'at-12: Qaloo tilka ithan karratun khasiratun
Zij zeggen: "Dat is dan een verliesgevende terugkeer. (12)
فَإِنَّمَا هِيَ زَجْرَةٌ وَاحِدَةٌ ﴿١٣﴾
79/An-Nazi'at-13: Fa-innama hiya zajratun wahidatun
En voorwaar, het zal slechts één enkele stoot zijn. (13)
فَإِذَا هُم بِالسَّاهِرَةِ ﴿١٤﴾
79/An-Nazi'at-14: Fa-itha hum bialssahirati
En dan staan zij op het aardoppervlak. (14)
هَلْ أتَاكَ حَدِيثُ مُوسَى ﴿١٥﴾
79/An-Nazi'at-15: Hal ataka hadeethu moosa
Heeft het verhaal van Môesa jou bereikt? (15)
إِذْ نَادَاهُ رَبُّهُ بِالْوَادِ الْمُقَدَّسِ طُوًى ﴿١٦﴾
79/An-Nazi'at-16: Ith nadahu rabbuhu bialwadi almuqaddasi tuwan
Toen zijn Heer hem riep in de heilige vallei van Thoewa. (16)
اذْهَبْ إِلَى فِرْعَوْنَ إِنَّهُ طَغَى ﴿١٧﴾
79/An-Nazi'at-17: Ithhab ila firAAawna innahu tagha
(Allah zei:) "Ga naar Fir'aun: voorwaar, hij was in overtreding. (17)
فَقُلْ هَل لَّكَ إِلَى أَن تَزَكَّى ﴿١٨﴾
79/An-Nazi'at-18: Faqul hal laka ila an tazakka
En zeg tot hem: "Heb jij de wil om jezelf te reinigen (van zonde)? (18)
وَأَهْدِيَكَ إِلَى رَبِّكَ فَتَخْشَى ﴿١٩﴾
79/An-Nazi'at-19: Waahdiyaka ila rabbika fatakhsha
En dat ik jou tot jouw Heer zal leiden, zodat jij (Hem) vreest?" (19)
فَأَرَاهُ الْآيَةَ الْكُبْرَى ﴿٢٠﴾
79/An-Nazi'at-20: Faarahu al-ayata alkubra
En hij toonde hem de grote Tekenen (wonderen). (20)
فَكَذَّبَ وَعَصَى ﴿٢١﴾
79/An-Nazi'at-21: Fakaththaba waAAasa
Maar hij loochende en was ongehoorzaam. (21)
ثُمَّ أَدْبَرَ يَسْعَى ﴿٢٢﴾
79/An-Nazi'at-22: Thumma adbara yasAAa
Vervolgens draaide hij zich om en vluchtte. (22)
فَحَشَرَ فَنَادَى ﴿٢٣﴾
79/An-Nazi'at-23: Fahashara fanada
Toen verzamelde hij (zijn tovenaars) en riep uit. (23)
فَقَالَ أَنَا رَبُّكُمُ الْأَعْلَى ﴿٢٤﴾
79/An-Nazi'at-24: Faqala ana rabbukumu al-aAAla
En zei: "Ik ben jullie heer, de hoogste." (24)
فَأَخَذَهُ اللَّهُ نَكَالَ الْآخِرَةِ وَالْأُولَى ﴿٢٥﴾
79/An-Nazi'at-25: Faakhathahu Allahu nakala al-akhirati waal-oola
En Allah greep hem met de bestraffing voor het eerste en het laatste (van wat hij zei)." (25)
إِنَّ فِي ذَلِكَ لَعِبْرَةً لِّمَن يَخْشَى ﴿٢٦﴾
79/An-Nazi'at-26: Inna fee thalika laAAibratan liman yakhsha
Voorwaar, daarin is zeker onderricht voor wie (Allah) vreest. (26)
أَأَنتُمْ أَشَدُّ خَلْقًا أَمِ السَّمَاء بَنَاهَا ﴿٢٧﴾
79/An-Nazi'at-27: Aantum ashaddu khalqan ami alssamao banaha
Is de schepping van jullie moeilijker dan die van de hemel die Hij gebouwd heeft? (27)
رَفَعَ سَمْكَهَا فَسَوَّاهَا ﴿٢٨﴾
79/An-Nazi'at-28: RafaAAa samkaha fasawwaha
Hij verhief haar (de hemel) en vervolmaakte haar. (28)
وَأَغْطَشَ لَيْلَهَا وَأَخْرَجَ ضُحَاهَا ﴿٢٩﴾
79/An-Nazi'at-29: Waaghtasha laylaha waakhraja duhaha
En Hij maakte haar nacht duister en Hij maakte haar dag licht. (29)
وَالْأَرْضَ بَعْدَ ذَلِكَ دَحَاهَا ﴿٣٠﴾
79/An-Nazi'at-30: Waal-arda baAAda thalika dahaha
En daarna spreidde Hij de aarde uit. (30)
أَخْرَجَ مِنْهَا مَاءهَا وَمَرْعَاهَا ﴿٣١﴾
79/An-Nazi'at-31: Akhraja minha maaha wamarAAaha
En Hij bracht uit haar haar water en planten tevoorschijn. (31)
وَالْجِبَالَ أَرْسَاهَا ﴿٣٢﴾
79/An-Nazi'at-32: Waaljibala arsaha
En Hij verstevigde de bergen. (32)
مَتَاعًا لَّكُمْ وَلِأَنْعَامِكُمْ ﴿٣٣﴾
79/An-Nazi'at-33: MataAAan lakum wali-anAAamikum
Als een voorziening voor jullie en voor jullie vee. (33)
فَإِذَا جَاءتِ الطَّامَّةُ الْكُبْرَى ﴿٣٤﴾
79/An-Nazi'at-34: Fa-itha jaati alttammatu alkubra
Wanneer dan de overweldigende gebeurtenis plaatsvindt. (34)
يَوْمَ يَتَذَكَّرُ الْإِنسَانُ مَا سَعَى ﴿٣٥﴾
79/An-Nazi'at-35: Yawma yatathakkaru al-insanu ma saAAa
Op die Dag zal de mens zich herinneren wat hij bedreef. (35)
وَبُرِّزَتِ الْجَحِيمُ لِمَن يَرَى ﴿٣٦﴾
79/An-Nazi'at-36: Waburrizati aljaheemu liman yara
En de Hel zal getoond worden aan wie ziet. (36)
فَأَمَّا مَن طَغَى ﴿٣٧﴾
79/An-Nazi'at-37: Faamma man tagha
Wat betreft degene die overtrad. (37)
وَآثَرَ الْحَيَاةَ الدُّنْيَا ﴿٣٨﴾
79/An-Nazi'at-38: Waathara alhayata alddunya
En de voorkeur gaf aan het wereldse leven. (38)
فَإِنَّ الْجَحِيمَ هِيَ الْمَأْوَى ﴿٣٩﴾
79/An-Nazi'at-39: Fa-inna aljaheema hiya alma/wa
Voorwaar, de Hel is de verblijfplaats! (39)
وَأَمَّا مَنْ خَافَ مَقَامَ رَبِّهِ وَنَهَى النَّفْسَ عَنِ الْهَوَى ﴿٤٠﴾
79/An-Nazi'at-40: Waama man khafa maqama rabbihi wanaha alnnafsa AAani alhawa
En wat betreft degene die de macht van zijn Heer vreesde en zijn ziel weerhield van slechte begeerten. (40)
فَإِنَّ الْجَنَّةَ هِيَ الْمَأْوَى ﴿٤١﴾
79/An-Nazi'at-41: Fa-inna aljannata hiya alma/wa
Voorwaar, het Paradijs is de verblijfplaats. (41)
يَسْأَلُونَكَ عَنِ السَّاعَةِ أَيَّانَ مُرْسَاهَا ﴿٤٢﴾
79/An-Nazi'at-42: Yas-aloonaka AAani alssaAAati ayyana mursaha
Zij vragen jou naar het Uur: "Wanneer zal het plaatsvinden?" (42)
فِيمَ أَنتَ مِن ذِكْرَاهَا ﴿٤٣﴾
79/An-Nazi'at-43: Feema anta min thikraha
Hoe kan jij dat noemen? (43)
إِلَى رَبِّكَ مُنتَهَاهَا ﴿٤٤﴾
79/An-Nazi'at-44: Ila rabbika muntahaha
Bij jouw Heer is de kennis daarover. (44)
إِنَّمَا أَنتَ مُنذِرُ مَن يَخْشَاهَا ﴿٤٥﴾
79/An-Nazi'at-45: Innama anta munthiru man yakhshaha
Voorwaar, jij bent slechts een vermaner voor wie het (Uur) vreest. (45)
كَأَنَّهُمْ يَوْمَ يَرَوْنَهَا لَمْ يَلْبَثُوا إِلَّا عَشِيَّةً أَوْ ضُحَاهَا ﴿٤٦﴾
79/An-Nazi'at-46: Kaannahum yawma yarawnaha lam yalbathoo illa AAashiyyatan aw duhaha
Op de Dag dat zij het (Uur) zien, zal het zijn alsof zij slechts een avond of de morgen op de aarde verbleven. (46)