Nederlands [Veranderen]

As-Saffat 1-182, Soera De Zich Opstellenden (37/As-Saffat)

Soera As-Saffat - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera As-Saffat - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera As-Saffat - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الصّافّات

Soera As-Saffat

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

وَالصَّافَّاتِ صَفًّا ﴿١﴾
37/As-Saffat-1: Waalssaffati saffan
Bij hen die in rijen staan (de Engelen). (1)
فَالزَّاجِرَاتِ زَجْرًا ﴿٢﴾
37/As-Saffat-2: Faalzzajirati zajran
Die de wolken voortdrijven. (2)
فَالتَّالِيَاتِ ذِكْرًا ﴿٣﴾
37/As-Saffat-3: Faalttaliyati thikran
Die de Vermaning (de Koran) voordragen. (3)
إِنَّ إِلَهَكُمْ لَوَاحِدٌ ﴿٤﴾
37/As-Saffat-4: Inna ilahakum lawahidun
Voorwaar, jullie God is zeker Eén. (4)
رَبُّ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا وَرَبُّ الْمَشَارِقِ ﴿٥﴾
37/As-Saffat-5: Rabbu alssamawati waal-ardi wama baynahuma warabbu almashariqi
De Heer van de hemelen en de aarde en wat er tussen is en de Heer van de plaatsen van zonsopgang. (5)
إِنَّا زَيَّنَّا السَّمَاء الدُّنْيَا بِزِينَةٍ الْكَوَاكِبِ ﴿٦﴾
37/As-Saffat-6: Inna zayyanna alssamaa alddunya bizeenatin alkawakibi
Voorwaar, Wij hebben de nabije hemel gesierd met een veniering: de sterren. (6)
وَحِفْظًا مِّن كُلِّ شَيْطَانٍ مَّارِدٍ ﴿٧﴾
37/As-Saffat-7: Wahifthan min kulli shaytanin maridin
En als bescherming tegen alle opstandige Satans. (7)
لَا يَسَّمَّعُونَ إِلَى الْمَلَإِ الْأَعْلَى وَيُقْذَفُونَ مِن كُلِّ جَانِبٍ ﴿٨﴾
37/As-Saffat-8: La yassammaAAoona ila almala-i al-aAAla wayuqthafoona min kulli janibin
Zij kunnen niet luisteren bij de hoogste groep (de Engelen). Er wordt naar hen geworpen vanuit alle kanten. (8)
دُحُورًا وَلَهُمْ عَذَابٌ وَاصِبٌ ﴿٩﴾
37/As-Saffat-9: Duhooran walahum AAathabun wasibun
Ter verjaging. En voor hen is er een ononderbroken bestraffing. (9)
إِلَّا مَنْ خَطِفَ الْخَطْفَةَ فَأَتْبَعَهُ شِهَابٌ ثَاقِبٌ ﴿١٠﴾
37/As-Saffat-10: Illa man khatifa alkhatfata faatbaAAahu shihabun thaqibun
Behalve wie afluisterend luistert: een gloeiende vlam achtervolgt hem. (10)
فَاسْتَفْتِهِمْ أَهُمْ أَشَدُّ خَلْقًا أَم مَّنْ خَلَقْنَا إِنَّا خَلَقْنَاهُم مِّن طِينٍ لَّازِبٍ ﴿١١﴾
37/As-Saffat-11: Faistaftihim ahum ashaddu khalqan am man khalaqna inna khalaqnahum min teenin lazibin
Vraag hen: "Zijn zij (de mensen) moeilijker om te scheppen of dat (hemel en aarde en wat er tussen is) wat wij hebben geschapen?" Voorwaar, Wij hebben hen van kleverige klei geschapen. (11)
بَلْ عَجِبْتَ وَيَسْخَرُونَ ﴿١٢﴾
37/As-Saffat-12: Bal AAajibta wayaskharoona
Jij verbaastje zelfs omdat zij (de door jou gebracht boodschap) bespotten. (12)
وَإِذَا ذُكِّرُوا لَا يَذْكُرُونَ ﴿١٣﴾
37/As-Saffat-13: Wa-itha thukkiroo la yathkuroona
En wanneer zij vermaand worden, dan nemen zij de Vemaning niet tot zich. (13)
وَإِذَا رَأَوْا آيَةً يَسْتَسْخِرُونَ ﴿١٤﴾
37/As-Saffat-14: Wa-itha raaw ayatan yastaskhiroona
En wanneer zij een Teken (een goddelijk wonder) zien, dan bespotten zij. (14)
وَقَالُوا إِنْ هَذَا إِلَّا سِحْرٌ مُّبِينٌ ﴿١٥﴾
37/As-Saffat-15: Waqaloo in hatha illa sihrun mubeenun
En zij zeggen: "Dit is niets dan duidelijke tovenarij." (15)
أَئِذَا مِتْنَا وَكُنَّا تُرَابًا وَعِظَامًا أَئِنَّا لَمَبْعُوثُونَ ﴿١٦﴾
37/As-Saffat-16: A-itha mitna wakunna turaban waAAithaman a-inna lamabAAoothoona
Als wij al dood zijn en tot aarde en beenderen zijn geworden; zullen wij dan zeker opgewekt worden? (16)
أَوَآبَاؤُنَا الْأَوَّلُونَ ﴿١٧﴾
37/As-Saffat-17: Awa abaona al-awwaloona
En ook onze voorvaderen?" (17)
قُلْ نَعَمْ وَأَنتُمْ دَاخِرُونَ ﴿١٨﴾
37/As-Saffat-18: Qul naAAam waantum dakhiroona
Zeg: "Ja, en jullie zullen vemederd zijn." (18)
فَإِنَّمَا هِيَ زَجْرَةٌ وَاحِدَةٌ فَإِذَا هُمْ يَنظُرُونَ ﴿١٩﴾
37/As-Saffat-19: Fa-innama hiya zajratun wahidatun fa-itha hum yanthuroona
Het is dan slechts één bliksemslag, waarna zij om zich heen kijken. (19)
وَقَالُوا يَا وَيْلَنَا هَذَا يَوْمُ الدِّينِ ﴿٢٠﴾
37/As-Saffat-20: Waqaloo ya waylana hatha yawmu alddeeni
En zij zullen zeggen: "Wee ons, dit is de Dag des Oordeels." (20)
هَذَا يَوْمُ الْفَصْلِ الَّذِي كُنتُمْ بِهِ تُكَذِّبُونَ ﴿٢١﴾
37/As-Saffat-21: Hatha yawmu alfasli allathee kuntum bihi tukaththiboona
Dit is de Dag van de beslissing, die jullie plachten te loochenen. (21)
احْشُرُوا الَّذِينَ ظَلَمُوا وَأَزْوَاجَهُمْ وَمَا كَانُوا يَعْبُدُونَ ﴿٢٢﴾
37/As-Saffat-22: Ohshuroo allatheena thalamoo waazwajahum wama kanoo yaAAbudoona
(Tot de Engelen wordt gezegd:) "Verzamelt degenen die onrecht pleegden en hun gelijken en wat zij plachten te aanbidden. (22)
مِن دُونِ اللَّهِ فَاهْدُوهُمْ إِلَى صِرَاطِ الْجَحِيمِ ﴿٢٣﴾
37/As-Saffat-23: Min dooni Allahi faihdoohum ila sirati aljaheemi
Naast Allah. Leidt ben dan naar de weg naar Djahîm (de Hel). (23)
وَقِفُوهُمْ إِنَّهُم مَّسْئُولُونَ ﴿٢٤﴾
37/As-Saffat-24: Waqifoohum innahum masooloona
En houdt hen vast: voorwaar, zij zullen ondervraagd worden." (24)
مَا لَكُمْ لَا تَنَاصَرُونَ ﴿٢٥﴾
37/As-Saffat-25: Ma lakum la tanasaroona
(Er zal aan hen gevraagd worden:) "Wat is er met jullie, waarom helpen jullie elkaar niet?" (25)
بَلْ هُمُ الْيَوْمَ مُسْتَسْلِمُونَ ﴿٢٦﴾
37/As-Saffat-26: Bal humu alyawma mustaslimoona
Op die Dag zullen zij zich zelfs overgeven. (26)
وَأَقْبَلَ بَعْضُهُمْ عَلَى بَعْضٍ يَتَسَاءلُونَ ﴿٢٧﴾
37/As-Saffat-27: Waaqbala baAAduhum AAala baAAdin yatasaaloona
En zij zullen zich tot elkaar wenden en elkaar ondervragen. (27)
قَالُوا إِنَّكُمْ كُنتُمْ تَأْتُونَنَا عَنِ الْيَمِينِ ﴿٢٨﴾
37/As-Saffat-28: Qaloo innakum kuntum ta/toonana AAani alyameeni
Zij (de volgelingen) zullen zeggen: "Voorwaar, jullie zijn van de rechterkant tot ons gekomen." (28)
قَالُوا بَل لَّمْ تَكُونُوا مُؤْمِنِينَ ﴿٢٩﴾
37/As-Saffat-29: Qaloo bal lam takoonoo mu/mineena
Zij (de leiders) zullen antwoorden: "Jullie was waren zelfs geen gelovigen. (29)
وَمَا كَانَ لَنَا عَلَيْكُم مِّن سُلْطَانٍ بَلْ كُنتُمْ قَوْمًا طَاغِينَ ﴿٣٠﴾
37/As-Saffat-30: Wama kana lana AAalaykum min sultanin bal kuntum qawman tagheena
Ea wij hadden geen macht over jullie. Jullie waren zelfs een overtredend volk. (30)
فَحَقَّ عَلَيْنَا قَوْلُ رَبِّنَا إِنَّا لَذَائِقُونَ ﴿٣١﴾
37/As-Saffat-31: Fahaqqa AAalayna qawlu rabbina inna latha-iqoona
Het Woord (van bestraffing) tot ons van Onze Heer zal daarom bewaarheid worden. Voorwaar, wij zullen het zeker proeven. (31)
فَأَغْوَيْنَاكُمْ إِنَّا كُنَّا غَاوِينَ ﴿٣٢﴾
37/As-Saffat-32: Faaghwaynakum inna kunna ghaweena
Wij misleidden jullie toen: voorwaar, wij waren misleiders." (32)
فَإِنَّهُمْ يَوْمَئِذٍ فِي الْعَذَابِ مُشْتَرِكُونَ ﴿٣٣﴾
37/As-Saffat-33: Fa-innahum yawma-ithin fee alAAathabi mushtarikoona
Voorwaar, zij zullen dan op die Dag in de bestraffing bijelkaar zijn. (33)
إِنَّا كَذَلِكَ نَفْعَلُ بِالْمُجْرِمِينَ ﴿٣٤﴾
37/As-Saffat-34: Inna kathalika nafAAalu bialmujrimeena
Voorwaar, zo behandelen Wij de misdadigers. (34)
إِنَّهُمْ كَانُوا إِذَا قِيلَ لَهُمْ لَا إِلَهَ إِلَّا اللَّهُ يَسْتَكْبِرُونَ ﴿٣٥﴾
37/As-Saffat-35: Innahum kanoo itha qeela lahum la ilaha illa Allahu yastakbiroona
Voorwaar, toen er tot hen gezegd werd: "Er is geen god dan Allah," toen waren zij hoogmoedig. (35)
وَيَقُولُونَ أَئِنَّا لَتَارِكُوا آلِهَتِنَا لِشَاعِرٍ مَّجْنُونٍ ﴿٣٦﴾
37/As-Saffat-36: Wayaqooloona a-inna latarikoo alihatina lishaAAirin majnoonin
En zij zeggen: "Zullen wij dan onze goden achterlaten vanwege een bezeten dichter?" (36)
بَلْ جَاء بِالْحَقِّ وَصَدَّقَ الْمُرْسَلِينَ ﴿٣٧﴾
37/As-Saffat-37: Bal jaa bialhaqqi wasaddaqa almursaleena
Nee! Hij (Moehammad) is met de Waarheid gekomen en hij heeft de Gezondenen (de Profeten vóór hem) bevestigd. (37)
إِنَّكُمْ لَذَائِقُو الْعَذَابِ الْأَلِيمِ ﴿٣٨﴾
37/As-Saffat-38: Innakum latha-iqoo alAAathabi al-aleemi
Voorwaar, jullie proeven zeker de pijnlijke bestraffing. (38)
وَمَا تُجْزَوْنَ إِلَّا مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٣٩﴾
37/As-Saffat-39: Wama tujzawna illa ma kuntum taAAmaloona
En jullie worden slechts vergolden voor wat jullie hebben gedaan. (39)
إِلَّا عِبَادَ اللَّهِ الْمُخْلَصِينَ ﴿٤٠﴾
37/As-Saffat-40: Illa AAibada Allahi almukhlaseena
Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn. (40)
أُوْلَئِكَ لَهُمْ رِزْقٌ مَّعْلُومٌ ﴿٤١﴾
37/As-Saffat-41: Ola-ika lahum rizqun maAAloomun
Zij zijn degenen voor wie er een bekende voorziening is (het Paradijs). (41)
فَوَاكِهُ وَهُم مُّكْرَمُونَ ﴿٤٢﴾
37/As-Saffat-42: Fawakihu wahum mukramoona
Vruchten. En zij zijn de geëerden. (42)
فِي جَنَّاتِ النَّعِيمِ ﴿٤٣﴾
37/As-Saffat-43: Fee jannati alnnaAAeemi
In Tuinen van Gelukzaligheid (het Paradijs). (43)
عَلَى سُرُرٍ مُّتَقَابِلِينَ ﴿٤٤﴾
37/As-Saffat-44: AAala sururin mutaqabileena
Op rustbanken tegenover elkaar. (44)
يُطَافُ عَلَيْهِم بِكَأْسٍ مِن مَّعِينٍ ﴿٤٥﴾
37/As-Saffat-45: Yutafu AAalayhim bika/sin min maAAeenin
Onder hen wordt rondgegaan met een beker met Ma'in (van de bron van het Paradij). (45)
بَيْضَاء لَذَّةٍ لِّلشَّارِبِينَ ﴿٤٦﴾
37/As-Saffat-46: Baydaa laththatin lilshsharibeena
Helder wit, smakelijk voor de drinkers. (46)
لَا فِيهَا غَوْلٌ وَلَا هُمْ عَنْهَا يُنزَفُونَ ﴿٤٧﴾
37/As-Saffat-47: La feeha ghawlun wala hum AAanha yunzafoona
Deze (drank) kent geen beneveling en zij worden er niet dronken van. (47)
وَعِنْدَهُمْ قَاصِرَاتُ الطَّرْفِ عِينٌ ﴿٤٨﴾
37/As-Saffat-48: WaAAindahum qasiratu alttarfi AAeenun
En bij hen zijn schonen met ingetogen blikken, met mooie ogen. (48)
كَأَنَّهُنَّ بَيْضٌ مَّكْنُونٌ ﴿٤٩﴾
37/As-Saffat-49: Kaannahunna baydun maknoonun
Als waren zij welbewaarde eieren. (49)
فَأَقْبَلَ بَعْضُهُمْ عَلَى بَعْضٍ يَتَسَاءلُونَ ﴿٥٠﴾
37/As-Saffat-50: Faaqbala baAAduhum AAala baAAdin yatasaaloona
Zij wenden zich dan tot elkaar en stellen elkaar vragen. (50)
قَالَ قَائِلٌ مِّنْهُمْ إِنِّي كَانَ لِي قَرِينٌ ﴿٥١﴾
37/As-Saffat-51: Qala qa-ilun minhum innee kana lee qareenun
Een spreker onder hen zal zeggen: "Voorwaar, ik had een vriend. (51)
يَقُولُ أَئِنَّكَ لَمِنْ الْمُصَدِّقِينَ ﴿٥٢﴾
37/As-Saffat-52: Yaqoolu a-innaka lamina almusaddiqeena
Hij zei (vroeger tegen mij): "Voorwaar, behoor jij tot hen die (de Opstanding) bevestigen? (52)
أَئِذَا مِتْنَا وَكُنَّا تُرَابًا وَعِظَامًا أَئِنَّا لَمَدِينُونَ ﴿٥٣﴾
37/As-Saffat-53: A-itha mitna wakunna turaban waAAithaman a-inna lamadeenoona
Als wij dan al dood zijn, en tot aarde en beenderen zijn geworden, zullen wij dan zeker worden beoordeld?"' (53)
قَالَ هَلْ أَنتُم مُّطَّلِعُونَ ﴿٥٤﴾
37/As-Saffat-54: Qala hal antum muttaliAAoona
Hij zei (tegen de anderen in hct Paradijs): "Hebben jullie (dit) gezien?" (54)
فَاطَّلَعَ فَرَآهُ فِي سَوَاء الْجَحِيمِ ﴿٥٥﴾
37/As-Saffat-55: FaittalaAAa faraahu fee sawa-i aljaheemi
Toen keek hij en zag hem in het midden van Djahîm (de Hel). (55)
قَالَ تَاللَّهِ إِنْ كِدتَّ لَتُرْدِينِ ﴿٥٦﴾
37/As-Saffat-56: Qala taAllahi in kidta laturdeeni
Hij zei: "Bij Allah, jij hebt mij bijna in het ongeluk gestort. (56)
وَلَوْلَا نِعْمَةُ رَبِّي لَكُنتُ مِنَ الْمُحْضَرِينَ ﴿٥٧﴾
37/As-Saffat-57: Walawla niAAmatu rabbee lakuntu mina almuhdareena
En als er niet de genade van mijn Heer geweest was, dan zou ik zeker tot de voorgeleiden (voor de Hel) behoren. (57)
أَفَمَا نَحْنُ بِمَيِّتِينَ ﴿٥٨﴾
37/As-Saffat-58: Afama nahnu bimayyiteena
Zullen wij dan niet sterven? (58)
إِلَّا مَوْتَتَنَا الْأُولَى وَمَا نَحْنُ بِمُعَذَّبِينَ ﴿٥٩﴾
37/As-Saffat-59: Illa mawtatana al-oola wama nahnu bimuAAaththabeena
Naut ons eerste sterven? En zullen wij niet worden bestraft?" (59)
إِنَّ هَذَا لَهُوَ الْفَوْزُ الْعَظِيمُ ﴿٦٠﴾
37/As-Saffat-60: Inna hatha lahuwa alfawzu alAAatheemu
Voorwaar, dat is zeker de geweldige overwinning. (60)
لِمِثْلِ هَذَا فَلْيَعْمَلْ الْعَامِلُونَ ﴿٦١﴾
37/As-Saffat-61: Limithli hatha falyaAAmali alAAamiloona
Voor zoiets, laten de werkenden daarvoor werken. (61)
أَذَلِكَ خَيْرٌ نُّزُلًا أَمْ شَجَرَةُ الزَّقُّومِ ﴿٦٢﴾
37/As-Saffat-62: Athalika khayrun nuzulan am shajaratu alzzaqqoomi
Is die ontvangst beter, of de Zaqqôem-boom (in de Hel)? (62)
إِنَّا جَعَلْنَاهَا فِتْنَةً لِّلظَّالِمِينَ ﴿٦٣﴾
37/As-Saffat-63: Inna jaAAalnaha fitnatan lilththalimeena
Voorwaar, Wij hebben hem tot een beproeving voor de onrechtvaardigen gemaakt. (63)
إِنَّهَا شَجَرَةٌ تَخْرُجُ فِي أَصْلِ الْجَحِيمِ ﴿٦٤﴾
37/As-Saffat-64: Innaha shajaratun takhruju fee asli aljaheemi
Voorwaar, het is een boom die voortkomt uit de bodem van Djahîm (de Hel). (64)
طَلْعُهَا كَأَنَّهُ رُؤُوسُ الشَّيَاطِينِ ﴿٦٥﴾
37/As-Saffat-65: TalAAuha kaannahu ruoosu alshshayateeni
De kolven ervan zijn als satanskoppen. (65)
فَإِنَّهُمْ لَآكِلُونَ مِنْهَا فَمَالِؤُونَ مِنْهَا الْبُطُونَ ﴿٦٦﴾
37/As-Saffat-66: Fa-innahum laakiloona minha famali-oona minha albutoona
Voorwaar, dan zullen zij er van eten zodat zij er de buiken mee vullen. (66)
ثُمَّ إِنَّ لَهُمْ عَلَيْهَا لَشَوْبًا مِّنْ حَمِيمٍ ﴿٦٧﴾
37/As-Saffat-67: Thumma inna lahum AAalayha lashawban min hameemin
Daarna is er voor hen een drank, gemengd met kokend water. (67)
ثُمَّ إِنَّ مَرْجِعَهُمْ لَإِلَى الْجَحِيمِ ﴿٦٨﴾
37/As-Saffat-68: Thumma inna marjiAAahum la-ila aljaheemi
Tenslotte is hun terugkeer zeker naar Djahîm. (68)
إِنَّهُمْ أَلْفَوْا آبَاءهُمْ ضَالِّينَ ﴿٦٩﴾
37/As-Saffat-69: Innahum alfaw abaahum dalleena
Voorwaar, zij troffen hun vaderen in dwaling verkerend aan. (69)
فَهُمْ عَلَى آثَارِهِمْ يُهْرَعُونَ ﴿٧٠﴾
37/As-Saffat-70: Fahum AAala atharihim yuhraAAoona
Toen volgden zij hen haastig in hun voetsporen. (70)
وَلَقَدْ ضَلَّ قَبْلَهُمْ أَكْثَرُ الْأَوَّلِينَ ﴿٧١﴾
37/As-Saffat-71: Walaqad dalla qablahum aktharu al-awwaleena
En voorzeker dwaalden vóór hen de meesten van de vroegeren. (71)
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا فِيهِم مُّنذِرِينَ ﴿٧٢﴾
37/As-Saffat-72: Walaqad arsalna feehim munthireena
En voorzeker hebben Wij uit hun midden waarschuwers gezonden, (72)
فَانظُرْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُنذَرِينَ ﴿٧٣﴾
37/As-Saffat-73: Faonthur kayfa kana AAaqibatu almunthareena
Zie dan (O Moehammad) hoe het einde was van de gewaamshuwden. (73)
إِلَّا عِبَادَ اللَّهِ الْمُخْلَصِينَ ﴿٧٤﴾
37/As-Saffat-74: Illa AAibada Allahi almukhlaseena
Behalve (het einde van) de dienaren van Allah die, zuiver in hun aanbidding zijn. (74)
وَلَقَدْ نَادَانَا نُوحٌ فَلَنِعْمَ الْمُجِيبُونَ ﴿٧٥﴾
37/As-Saffat-75: Walaqad nadana noohun falaniAAma almujeeboona
En voorzeker, Nôeh riep Ons aan, en Wij zijn zeker de beste verhorenden. (75)
وَنَجَّيْنَاهُ وَأَهْلَهُ مِنَ الْكَرْبِ الْعَظِيمِ ﴿٧٦﴾
37/As-Saffat-76: Wanajjaynahu waahlahu mina alkarbi alAAatheemi
En Wij redden hem en zijn volgelingen van de geweldige ramp. (76)
وَجَعَلْنَا ذُرِّيَّتَهُ هُمْ الْبَاقِينَ ﴿٧٧﴾
37/As-Saffat-77: WajaAAalna thurriyyatahu humu albaqeena
En Wij maakte zijn nakomelingen tot voortlevenden. (77)
وَتَرَكْنَا عَلَيْهِ فِي الْآخِرِينَ ﴿٧٨﴾
37/As-Saffat-78: Watarakna AAalayhi fee al-akhireena
En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren. (78)
سَلَامٌ عَلَى نُوحٍ فِي الْعَالَمِينَ ﴿٧٩﴾
37/As-Saffat-79: Salamun AAala noohin fee alAAalameena
Vrede zij met Nôeh in de werelden. (79)
إِنَّا كَذَلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ ﴿٨٠﴾
37/As-Saffat-80: Inna kathalika najzee almuhsineena
Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners. (80)
إِنَّهُ مِنْ عِبَادِنَا الْمُؤْمِنِينَ ﴿٨١﴾
37/As-Saffat-81: Innahu min AAibadina almu/mineena
Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovip dienaren. (81)
ثُمَّ أَغْرَقْنَا الْآخَرِينَ ﴿٨٢﴾
37/As-Saffat-82: Thumma aghraqna al-akhareena
Wij verdonken toen de anderen. (82)
وَإِنَّ مِن شِيعَتِهِ لَإِبْرَاهِيمَ ﴿٨٣﴾
37/As-Saffat-83: Wa-inna min sheeAAatihi la-ibraheema
En voorwaar, tot zijn groep behoorde zeker Ibrâhîm. (83)
إِذْ جَاء رَبَّهُ بِقَلْبٍ سَلِيمٍ ﴿٨٤﴾
37/As-Saffat-84: Ith jaa rabbahu biqalbin saleemin
(Gedenk) toen hij tot zijn Heer kwam met een zuiver hart. (84)
إِذْ قَالَ لِأَبِيهِ وَقَوْمِهِ مَاذَا تَعْبُدُونَ ﴿٨٥﴾
37/As-Saffat-85: Ith qala li-abeehi waqawmihi matha taAAbudoona
Toen hij tot zijn vader en zijn volk zei: "Wat aanbidden jullie? (85)
أَئِفْكًا آلِهَةً دُونَ اللَّهِ تُرِيدُونَ ﴿٨٦﴾
37/As-Saffat-86: A-ifkan alihatan doona Allahi tureedoona
Wensen jullie als een verzinsel goden naast Allah? (86)
فَمَا ظَنُّكُم بِرَبِّ الْعَالَمِينَ ﴿٨٧﴾
37/As-Saffat-87: Fama thannukum birabbi alAAalameena
Wat stellen jullie je voor over de Heer der Werelden?" (87)
فَنَظَرَ نَظْرَةً فِي النُّجُومِ ﴿٨٨﴾
37/As-Saffat-88: Fanathara nathratan fee alnnujoomi
Hij keek toen een ogenblik naar de sterren. (88)
فَقَالَ إِنِّي سَقِيمٌ ﴿٨٩﴾
37/As-Saffat-89: Faqala innee saqeemun
Hij zei toen: "Voorwaar, ik ben ziek." (89)
فَتَوَلَّوْا عَنْهُ مُدْبِرِينَ ﴿٩٠﴾
37/As-Saffat-90: Fatawallaw AAanhu mudbireena
Toen wendden zij zich af, hem de rug toekerend. (90)
فَرَاغَ إِلَى آلِهَتِهِمْ فَقَالَ أَلَا تَأْكُلُونَ ﴿٩١﴾
37/As-Saffat-91: Faragha ila alihatihim faqala ala ta/kuloona
Toen ging hij heimelijk naar hun goden en zei: "Eten jullie (dit voedsel) niet? (91)
مَا لَكُمْ لَا تَنطِقُونَ ﴿٩٢﴾
37/As-Saffat-92: Ma lakum la tantiqoona
Wat is er met jullie dat jullie niet spreken?" (92)
فَرَاغَ عَلَيْهِمْ ضَرْبًا بِالْيَمِينِ ﴿٩٣﴾
37/As-Saffat-93: Faragha AAalayhim darban bialyameeni
Toen liep hij op hen toe en sloeg (hen) met de rechterhand. (93)
فَأَقْبَلُوا إِلَيْهِ يَزِفُّونَ ﴿٩٤﴾
37/As-Saffat-94: Faaqbaloo ilayhi yaziffoona
Daarop liepen zij (de veelgodenaanbidders) snel naar hem toe. (94)
قَالَ أَتَعْبُدُونَ مَا تَنْحِتُونَ ﴿٩٥﴾
37/As-Saffat-95: Qala ataAAbudoona ma tanhitoona
Hij zei: "Aanbidden jullie wat jullie hebben uitgehouwen? (95)
وَاللَّهُ خَلَقَكُمْ وَمَا تَعْمَلُونَ ﴿٩٦﴾
37/As-Saffat-96: WaAllahu khalaqakum wama taAAmaloona
Terwijl Allah jullie heeft geschapen en wat jullie maken." (96)
قَالُوا ابْنُوا لَهُ بُنْيَانًا فَأَلْقُوهُ فِي الْجَحِيمِ ﴿٩٧﴾
37/As-Saffat-97: Qaloo ibnoo lahu bunyanan faalqoohu fee aljaheemi
Zij zeiden: "Bouwt voor hem een bouwwerk (brandstapel) en werpt hem in liet laaiende vuur." (97)
فَأَرَادُوا بِهِ كَيْدًا فَجَعَلْنَاهُمُ الْأَسْفَلِينَ ﴿٩٨﴾
37/As-Saffat-98: Faaradoo bihi kaydan fajaAAalnahumu al-asfaleena
Toen zij een list tegen hem wensten te beramen maakten Wij hen tot de allerlaagsten. (98)
وَقَالَ إِنِّي ذَاهِبٌ إِلَى رَبِّي سَيَهْدِينِ ﴿٩٩﴾
37/As-Saffat-99: Waqala innee thahibun ila rabbee sayahdeeni
En hij zei (toen hun pogingen mislukt waren): "Ik wend mij tot mijn Heer, Hij zal mij leiden. (99)
رَبِّ هَبْ لِي مِنَ الصَّالِحِينَ ﴿١٠٠﴾
37/As-Saffat-100: Rabbi hab lee mina alssaliheena
Mijn Heer, schenk mij (een zoon) van de rechtschapenen." (100)
فَبَشَّرْنَاهُ بِغُلَامٍ حَلِيمٍ ﴿١٠١﴾
37/As-Saffat-101: Fabashsharnahu bighulamin haleemin
Toen verkondigden Wij hem de verheugende tijding van een zachtmoedige jongen (Ismâ'îl). (101)
فَلَمَّا بَلَغَ مَعَهُ السَّعْيَ قَالَ يَا بُنَيَّ إِنِّي أَرَى فِي الْمَنَامِ أَنِّي أَذْبَحُكَ فَانظُرْ مَاذَا تَرَى قَالَ يَا أَبَتِ افْعَلْ مَا تُؤْمَرُ سَتَجِدُنِي إِن شَاء اللَّهُ مِنَ الصَّابِرِينَ ﴿١٠٢﴾
37/As-Saffat-102: Falamma balagha maAAahu alssaAAya qala ya bunayya innee ara fee almanami annee athbahuka faonthur matha tara qala ya abati ifAAal ma tu/maru satajidunee in shaa Allahu mina alssabireena
Toen hij de leeftijd had bereikt waarop hij hem (Ibrâhîm) kon helpen, zei hij: "O mijn zoon, voorwaar, ik heb in een droom gezien dat ik jou zal offeren, zeg mij hoe jij daarover denkt," Hij zei: "O mijn vader, doe wat u is bevolen, U zult vinden dat ik, als Allah het wil, tot de geduldigen behoor." (102)
فَلَمَّا أَسْلَمَا وَتَلَّهُ لِلْجَبِينِ ﴿١٠٣﴾
37/As-Saffat-103: Falamma aslama watallahu liljabeeni
Toen zij zich (aan Allah) hadden overgegeven en hij hem op zijn slaap had gelegd (om te offeren). (103)
وَنَادَيْنَاهُ أَنْ يَا إِبْرَاهِيمُ ﴿١٠٤﴾
37/As-Saffat-104: Wanadaynahu an ya ibraheemu
Toen riepen Wij tot hem: "O Ibrâhîm! (104)
قَدْ صَدَّقْتَ الرُّؤْيَا إِنَّا كَذَلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ ﴿١٠٥﴾
37/As-Saffat-105: Qad saddaqta alrru/ya inna kathalika najzee almuhsineena
Waarlijk, jij hebt de droom in waarheid vervuld. Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners." (105)
إِنَّ هَذَا لَهُوَ الْبَلَاء الْمُبِينُ ﴿١٠٦﴾
37/As-Saffat-106: Inna hatha lahuwa albalao almubeenu
Voorwaar, dat is zeker de duidelijke beproeving. (106)
وَفَدَيْنَاهُ بِذِبْحٍ عَظِيمٍ ﴿١٠٧﴾
37/As-Saffat-107: Wafadaynahu bithibhin AAatheemin
En Wij gaven hem ter vervanging een groot offerdier. (107)
وَتَرَكْنَا عَلَيْهِ فِي الْآخِرِينَ ﴿١٠٨﴾
37/As-Saffat-108: Watarakna AAalayhi fee al-akhireena
En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren. (108)
سَلَامٌ عَلَى إِبْرَاهِيمَ ﴿١٠٩﴾
37/As-Saffat-109: Salamun AAala ibraheema
Vrede zij met Ibrâhîm. (109)
كَذَلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ ﴿١١٠﴾
37/As-Saffat-110: Kathalika najzee almuhsineena
Zo belonen Wij de weldoeners. (110)
إِنَّهُ مِنْ عِبَادِنَا الْمُؤْمِنِينَ ﴿١١١﴾
37/As-Saffat-111: Innahu min AAibadina almu/mineena
Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren. (111)
وَبَشَّرْنَاهُ بِإِسْحَقَ نَبِيًّا مِّنَ الصَّالِحِينَ ﴿١١٢﴾
37/As-Saffat-112: Wabashsharnahu bi-ishaqa nabiyyan mina alssaliheena
En Wij verkondigden hem de verheugende tijding over (de geboorte van) Ishâq, als een Profeet van de rechtschapenen. (112)
وَبَارَكْنَا عَلَيْهِ وَعَلَى إِسْحَقَ وَمِن ذُرِّيَّتِهِمَا مُحْسِنٌ وَظَالِمٌ لِّنَفْسِهِ مُبِينٌ ﴿١١٣﴾
37/As-Saffat-113: Wabarakna AAalayhi waAAala ishaqa wamin thurriyyatihima muhsinun wathalimun linafsihi mubeenun
En Wij zegenden hem en Ishâq. En onder kun nakomelingen zijn er die weldoener zijn en (ook) die duidelijk onrechtvaardig voor zichzelf zijn. (113)
وَلَقَدْ مَنَنَّا عَلَى مُوسَى وَهَارُونَ ﴿١١٤﴾
37/As-Saffat-114: Walaqad mananna AAala moosa waharoona
En voorzeker, Wij hebben Môesa en Hârôen begenadigd. (114)
وَنَجَّيْنَاهُمَا وَقَوْمَهُمَا مِنَ الْكَرْبِ الْعَظِيمِ ﴿١١٥﴾
37/As-Saffat-115: Wanajjaynahuma waqawmahuma mina alkarbi alAAatheemi
En Wij hebben hen beiden en hun volk gered van de geweldige ramp. (115)
وَنَصَرْنَاهُمْ فَكَانُوا هُمُ الْغَالِبِينَ ﴿١١٦﴾
37/As-Saffat-116: Wanasarnahum fakanoo humu alghalibeena
En Wij hielpen hen, waarop zij de overwinnaars werden. (116)
وَآتَيْنَاهُمَا الْكِتَابَ الْمُسْتَبِينَ ﴿١١٧﴾
37/As-Saffat-117: Waataynahuma alkitaba almustabeena
En Wij gaven hun de verduidelijkende Schrift (de Taurât). (117)
وَهَدَيْنَاهُمَا الصِّرَاطَ الْمُسْتَقِيمَ ﴿١١٨﴾
37/As-Saffat-118: Wahadaynahuma alssirata almustaqeema
En Wij hebben Hen op het rechte Pad geleid. (118)
وَتَرَكْنَا عَلَيْهِمَا فِي الْآخِرِينَ ﴿١١٩﴾
37/As-Saffat-119: Watarakna AAalayhima fee al-akhireena
En Wij maakten voor hen (hun goede naam) blijvend onder de lateren. (119)
سَلَامٌ عَلَى مُوسَى وَهَارُونَ ﴿١٢٠﴾
37/As-Saffat-120: Salamun AAala moosa waharoona
Vrede zij met Môcsa en Harôen. (120)
إِنَّا كَذَلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ ﴿١٢١﴾
37/As-Saffat-121: Inna kathalika najzee almuhsineena
Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners. (121)
إِنَّهُمَا مِنْ عِبَادِنَا الْمُؤْمِنِينَ ﴿١٢٢﴾
37/As-Saffat-122: Innahuma min AAibadina almu/mineena
Voorwaar, zij behoren tot Onze gelovige dienaren. (122)
وَإِنَّ إِلْيَاسَ لَمِنْ الْمُرْسَلِينَ ﴿١٢٣﴾
37/As-Saffat-123: Wa-inna ilyasa lamina almursaleena
En voorwaar. Ilyâs behoort zeker tot de Gezondenen. (123)
إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِ أَلَا تَتَّقُونَ ﴿١٢٤﴾
37/As-Saffat-124: Ith qala liqawmihi ala tattaqoona
(Gedenkt) toen hij tot zijn volk zei: "Vrezen jullie (Allah) niet? (124)
أَتَدْعُونَ بَعْلًا وَتَذَرُونَ أَحْسَنَ الْخَالِقِينَ ﴿١٢٥﴾
37/As-Saffat-125: AtadAAoona baAAlan watatharoona ahsana alkhaliqeena
Aanbidden jullie Ba'l (een afgod) en verlaten jullie de Beste der Scheppers? (125)
وَاللَّهَ رَبَّكُمْ وَرَبَّ آبَائِكُمُ الْأَوَّلِينَ ﴿١٢٦﴾
37/As-Saffat-126: Allaha rabbakum warabba aba-ikumu al-awwaleena
Allah is jullie Heer en de Heer van jullie voorvaderen." (126)
فَكَذَّبُوهُ فَإِنَّهُمْ لَمُحْضَرُونَ ﴿١٢٧﴾
37/As-Saffat-127: Fakaththaboohu fa-innahum lamuhdaroona
Toen loochenden zij hem, daarom worden zij zeker voorgeleiden (voor de bestraffing). (127)
إِلَّا عِبَادَ اللَّهِ الْمُخْلَصِينَ ﴿١٢٨﴾
37/As-Saffat-128: Illa AAibada Allahi almukhlaseena
Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn. (128)
وَتَرَكْنَا عَلَيْهِ فِي الْآخِرِينَ ﴿١٢٩﴾
37/As-Saffat-129: Watarakna AAalayhi fee al-akhireena
En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren. (129)
سَلَامٌ عَلَى إِلْ يَاسِينَ ﴿١٣٠﴾
37/As-Saffat-130: Salamun AAala il yaseena
Vrede zij met Ilyâs. (130)
إِنَّا كَذَلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ ﴿١٣١﴾
37/As-Saffat-131: Inna kathalika najzee almuhsineena
Voorwaar, zo belonen wij de weldoeners. (131)
إِنَّهُ مِنْ عِبَادِنَا الْمُؤْمِنِينَ ﴿١٣٢﴾
37/As-Saffat-132: Innahu min AAibadina almu/mineena
Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren. (132)
وَإِنَّ لُوطًا لَّمِنَ الْمُرْسَلِينَ ﴿١٣٣﴾
37/As-Saffat-133: Wa-inna lootan lamina almursaleena
En voorwaar, Lôeth behoort zeker tot de gezondenen. (133)
إِذْ نَجَّيْنَاهُ وَأَهْلَهُ أَجْمَعِينَ ﴿١٣٤﴾
37/As-Saffat-134: Ith najjaynahu waahlahu ajmaAAeena
(Gedenk) toen Wij hem en zijn volgelingen allen hebben gered. (134)
إِلَّا عَجُوزًا فِي الْغَابِرِينَ ﴿١٣٥﴾
37/As-Saffat-135: Illa AAajoozan fee alghabireena
Behalve een vrouw (zijn echtgenote) die tot de achterblijvers behoorde. (135)
ثُمَّ دَمَّرْنَا الْآخَرِينَ ﴿١٣٦﴾
37/As-Saffat-136: Thumma dammarna al-akhareena
Vervolgens vernietigden Wij de overigen. (136)
وَإِنَّكُمْ لَتَمُرُّونَ عَلَيْهِم مُّصْبِحِينَ ﴿١٣٧﴾
37/As-Saffat-137: Wa-innakum latamurroona AAalayhim musbiheena
En voorwaar, jullie gaan in de ochtend aan hen (de ruïnes van hun steden) voorbij. (137)
وَبِاللَّيْلِ أَفَلَا تَعْقِلُونَ ﴿١٣٨﴾
37/As-Saffat-138: Wabiallayli afala taAAqiloona
En ook in de nacht, denken jullie dan niet na? (138)
وَإِنَّ يُونُسَ لَمِنَ الْمُرْسَلِينَ ﴿١٣٩﴾
37/As-Saffat-139: Wa-inna yoonusa lamina almursaleena
En voorwaar, Yôenoes behoort zeker tot de gezondenen. (139)
إِذْ أَبَقَ إِلَى الْفُلْكِ الْمَشْحُونِ ﴿١٤٠﴾
37/As-Saffat-140: Ith abaqa ila alfulki almashhooni
(Gedenkt) toen hij wegliep naar het volgeladen schip. (140)
فَسَاهَمَ فَكَانَ مِنْ الْمُدْحَضِينَ ﴿١٤١﴾
37/As-Saffat-141: Fasahama fakana mina almudhadeena
Toen lootte hij (om een plaats erop) en bij behoorde daarop tot de verliezers. (141)
فَالْتَقَمَهُ الْحُوتُ وَهُوَ مُلِيمٌ ﴿١٤٢﴾
37/As-Saffat-142: Failtaqamahu alhootu wahuwa muleemun
Toen slokte de vis hem op en hij verweet zichzelf. (142)
فَلَوْلَا أَنَّهُ كَانَ مِنْ الْمُسَبِّحِينَ ﴿١٤٣﴾
37/As-Saffat-143: Falawla annahu kana mina almusabbiheena
En als hij niet tot degenen die de Glorie van Allah prezen behoord had. (143)
لَلَبِثَ فِي بَطْنِهِ إِلَى يَوْمِ يُبْعَثُونَ ﴿١٤٤﴾
37/As-Saffat-144: Lalabitha fee batnihi ila yawmi yubAAathoona
Zou hij zeker in zijn buik zijn gebleven, tot de Dag waarop zij worden opgewekt. (144)
فَنَبَذْنَاهُ بِالْعَرَاء وَهُوَ سَقِيمٌ ﴿١٤٥﴾
37/As-Saffat-145: Fanabathnahu bialAAara-i wahuwa saqeemun
Toen wierpen Wij hem eruit, op een kale vlakte, en hij was ziek. (145)
وَأَنبَتْنَا عَلَيْهِ شَجَرَةً مِّن يَقْطِينٍ ﴿١٤٦﴾
37/As-Saffat-146: Waanbatna AAalayhi shajaratan min yaqteenin
En Wij deden over hem een boom groeien met veel bladeren. (146)
وَأَرْسَلْنَاهُ إِلَى مِئَةِ أَلْفٍ أَوْ يَزِيدُونَ ﴿١٤٧﴾
37/As-Saffat-147: Waarsalnahu ila mi-ati alfin aw yazeedoona
En Wij zonden hem naar een honderdduizendtal (volgelingen) of meer. (147)
فَآمَنُوا فَمَتَّعْنَاهُمْ إِلَى حِينٍ ﴿١٤٨﴾
37/As-Saffat-148: Faamanoo famattaAAnahum ila heenin
Daarop geloofden zij en Wij schonken hun genietingen, voor een bepaalde tijd. (148)
فَاسْتَفْتِهِمْ أَلِرَبِّكَ الْبَنَاتُ وَلَهُمُ الْبَنُونَ ﴿١٤٩﴾
37/As-Saffat-149: Faistaftihim alirabbika albanatu walahumu albanoona
Vraag hen (de ongelovigen), of voor jouw Heer de dochters zijn en voor hen de zonen. (149)
أَمْ خَلَقْنَا الْمَلَائِكَةَ إِنَاثًا وَهُمْ شَاهِدُونَ ﴿١٥٠﴾
37/As-Saffat-150: Am khalaqna almala-ikata inathan wahum shahidoona
Hebben Wij de Engelen als vrouwen geschapen en waren zij getuigen? (150)
أَلَا إِنَّهُم مِّنْ إِفْكِهِمْ لَيَقُولُونَ ﴿١٥١﴾
37/As-Saffat-151: Ala innahum min ifkihim layaqooloona
Weet dat zij wegens hun verzonnen leugens zeker zullen zeggen: (151)
وَلَدَ اللَّهُ وَإِنَّهُمْ لَكَاذِبُونَ ﴿١٥٢﴾
37/As-Saffat-152: Walada Allahu wa-innahum lakathiboona
"Allah heeft kinderen verwekt." Voorwaar, zij zijn zeker leugenaars. (152)
أَصْطَفَى الْبَنَاتِ عَلَى الْبَنِينَ ﴿١٥٣﴾
37/As-Saffat-153: Astafa albanati AAala albaneena
Heeft Hij dochters verkozen boven zonen? (153)
مَا لَكُمْ كَيْفَ تَحْكُمُونَ ﴿١٥٤﴾
37/As-Saffat-154: Ma lakum kayfa tahkumoona
Wat is er met jullie? Hoe beoordelen jullie? (154)
أَفَلَا تَذَكَّرُونَ ﴿١٥٥﴾
37/As-Saffat-155: Afala tathakkaroona
Laten jullie je dan in iet vermanen? (155)
أَمْ لَكُمْ سُلْطَانٌ مُّبِينٌ ﴿١٥٦﴾
37/As-Saffat-156: Am lakum sultanun mubeenun
Of beschikken jullie over een duidelijk bewijs? (156)
فَأْتُوا بِكِتَابِكُمْ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿١٥٧﴾
37/As-Saffat-157: Fa/too bikitabikum in kuntum sadiqeena
Brengt dan jullie boek, als jullie waarachtigen zijn! (157)
وَجَعَلُوا بَيْنَهُ وَبَيْنَ الْجِنَّةِ نَسَبًا وَلَقَدْ عَلِمَتِ الْجِنَّةُ إِنَّهُمْ لَمُحْضَرُونَ ﴿١٥٨﴾
37/As-Saffat-158: WajaAAaloo baynahu wabayna aljinnati nasaban walaqad AAalimati aljinnatu innahum lamuhdaroona
En zij verzinnen verwantschap tussen Hem en de Djinn's. En voorzeker, de Djinn's weten dat zij de voorgeleiden zullen zijn. (158)
سُبْحَانَ اللَّهِ عَمَّا يَصِفُونَ ﴿١٥٩﴾
37/As-Saffat-159: Subhana Allahi AAamma yasifoona
Heilig is Allah boven wat zij toeschrijven. (159)
إِلَّا عِبَادَ اللَّهِ الْمُخْلَصِينَ ﴿١٦٠﴾
37/As-Saffat-160: Illa AAibada Allahi almukhlaseena
Behalve de dienaren van Allah die Hem zuiver aanbidden. (160)
فَإِنَّكُمْ وَمَا تَعْبُدُونَ ﴿١٦١﴾
37/As-Saffat-161: Fa-innakum wama taAAbudoona
Voorwaar jullie en wat jullie aanbidden. (161)
مَا أَنتُمْ عَلَيْهِ بِفَاتِنِينَ ﴿١٦٢﴾
37/As-Saffat-162: Ma antum AAalayhi bifatineena
Jullie kunnen niemand tegen (het plan van) Hem te doen dwalen. (162)
إِلَّا مَنْ هُوَ صَالِ الْجَحِيمِ ﴿١٦٣﴾
37/As-Saffat-163: Illa man huwa sali aljaheemi
Behalve degene die Djahîm (de Hel) binnengaat. (163)
وَمَا مِنَّا إِلَّا لَهُ مَقَامٌ مَّعْلُومٌ ﴿١٦٤﴾
37/As-Saffat-164: Wama minna illa lahu maqamun maAAloomun
(De Engelen zeggen:) "En er is niemand van ons, of er is voor hem een bekende plaats. (164)
وَإِنَّا لَنَحْنُ الصَّافُّونَ ﴿١٦٥﴾
37/As-Saffat-165: Wa-inna lanahnu alssaffoona
En voorwaar, wij zijn degenen die in rijen staan. (165)
وَإِنَّا لَنَحْنُ الْمُسَبِّحُونَ ﴿١٦٦﴾
37/As-Saffat-166: Wa-inna lanahnu almusabbihoona
En voorwaar, wij zijn zeker degenen die de Glorie van Allah prijzen." (166)
وَإِنْ كَانُوا لَيَقُولُونَ ﴿١٦٧﴾
37/As-Saffat-167: Wa-in kanoo layaqooloona
En zij (de ongelovigen) zullen zeker zeggen: (167)
لَوْ أَنَّ عِندَنَا ذِكْرًا مِّنْ الْأَوَّلِينَ ﴿١٦٨﴾
37/As-Saffat-168: Law anna AAindana thikran mina al-awwaleena
"Als wij over een Vermaning van de vruegeren hadden beschikt, (168)
لَكُنَّا عِبَادَ اللَّهِ الْمُخْلَصِينَ ﴿١٦٩﴾
37/As-Saffat-169: Lakunna AAibada Allahi almukhlaseena
Dan zouden wij zeker tot de dienaren van Allah die Hem zuiver aanbidden hebben behoord." (169)
فَكَفَرُوا بِهِ فَسَوْفَ يَعْلَمُونَ ﴿١٧٠﴾
37/As-Saffat-170: Fakafaroo bihi fasawfa yaAAlamoona
Maar zij verwierpen hem (de Koran), daarom zullen zij het weten. (170)
وَلَقَدْ سَبَقَتْ كَلِمَتُنَا لِعِبَادِنَا الْمُرْسَلِينَ ﴿١٧١﴾
37/As-Saffat-171: Walaqad sabaqat kalimatuna liAAibadina almursaleena
En voorzeker, Ons Woord is voorafgegaan aan Onze gezonden dienaren. (171)
إِنَّهُمْ لَهُمُ الْمَنصُورُونَ ﴿١٧٢﴾
37/As-Saffat-172: Innahum lahumu almansooroona
Voorwaar, zij zijn het die zeker geholpen zullen worden. (172)
وَإِنَّ جُندَنَا لَهُمُ الْغَالِبُونَ ﴿١٧٣﴾
37/As-Saffat-173: Wa-inna jundana lahumu alghaliboona
Voorwaar, zij zijn Onze legers die zeker de overwinnaars zullen zijn. (173)
فَتَوَلَّ عَنْهُمْ حَتَّى حِينٍ ﴿١٧٤﴾
37/As-Saffat-174: Fatawalla AAanhum hatta heenin
Wend je (O Moehammad) dan voor een bepaalde tijd van hen (de gelovigen) af. (174)
وَأَبْصِرْهُمْ فَسَوْفَ يُبْصِرُونَ ﴿١٧٥﴾
37/As-Saffat-175: Waabsirhum fasawfa yubsiroona
En kijk naar hen, zij zullen spoedig (de gevolgen) zien. (175)
أَفَبِعَذَابِنَا يَسْتَعْجِلُونَ ﴿١٧٦﴾
37/As-Saffat-176: AfabiAAathabina yastaAAjiloona
Vragen zij dan Onze bestraffing te bespoedigen? (176)
فَإِذَا نَزَلَ بِسَاحَتِهِمْ فَسَاء صَبَاحُ الْمُنذَرِينَ ﴿١٧٧﴾
37/As-Saffat-177: Fa-itha nazala bisahatihim fasaa sabahu almunthareena
Als dan (de bestraffing) neerdaalt op hun erven, dat is dan de slechtste ochtend voor de gewaarschuwden. (177)
وَتَوَلَّ عَنْهُمْ حَتَّى حِينٍ ﴿١٧٨﴾
37/As-Saffat-178: Watawalla AAanhum hatta heenin
En wend je van hen af voor een bepaalde tijd. (178)
وَأَبْصِرْ فَسَوْفَ يُبْصِرُونَ ﴿١٧٩﴾
37/As-Saffat-179: Waabsir fasawfa yubsiroona
En kijk, spoedig zullen zij (de bestraffing) zien. (179)
سُبْحَانَ رَبِّكَ رَبِّ الْعِزَّةِ عَمَّا يَصِفُونَ ﴿١٨٠﴾
37/As-Saffat-180: Subhana rabbika rabbi alAAizzati AAamma yasifoona
Heilig is jouw Heer, de Heer van de Almacht, boven wat zij toeschrijven. (180)
وَسَلَامٌ عَلَى الْمُرْسَلِينَ ﴿١٨١﴾
37/As-Saffat-181: Wasalamun AAala almursaleena
En vrede zij met de gezondenen. (181)
وَالْحَمْدُ لِلَّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ ﴿١٨٢﴾
37/As-Saffat-182: Waalhamdu lillahi rabbi alAAalameena
En alle lof zij Allah, de Heer der Werelden. (182)